Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het recht van de sterkste (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het recht van de sterkste
Afbeelding van Het recht van de sterksteToon afbeelding van titelpagina van Het recht van de sterkste

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (6.19 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het recht van de sterkste

(1972)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]

27

IN haar verlatenheid had ze nochtans een vriend gevonden: Slimke Snoeck, 't gewezen trouwvaarke op haar huwelijk, Slimke, die ze vroeger nog heimelijk en schier onbewust bemind had en met wie Stoute Treze en Witte Manse haar zó ten onrechte beschuldigd hadden naderhand oneerlijke betrekkingen te hebben aangeknoopt.

De Gentse Scheldewerken waren voor een tijdje opgeschorst, Slimke was thuis, met al de anderen. Om zijn ledige tijd te slijten, kwam hij Maria soms bezoeken. Hij zat daar stil, met zijn glimlachend meisjesaangezicht, in 't keukentje, met zijn pijpje in de mond en 't oog gevestigd op de jonge vrouw. De gemaakte ruwheid, die hij in de tegenwoordigheid van zijn makkers veinsde, maar die toch, ondanks alles, in zijn natuurlijk zachte aard niet was gedrongen, legde hij daar volkomen af. Hij onderging onvrijwillig de weldoende invloed van Maria en zij, van haar kant, schiep een gevoel van rust, waarin zich soms een zweem van weemoed mengde, in deze kalme intimiteit, die haar, door een natuurlijke aaneenschakeling van herinneringen en gedachten, naar een onbepaald, reeds ver in het verleden verdwenen ideaal terugvoerde. Zij werd er aldra aan gewoon hem te zien, met hem te spreken. Hij was een troost in haar ellende; zijn braaf, gezond, glimlachend aangezicht verlevendigde haar treurig huisje, het kantwerken scheen haar minder vervelend, toen hij aan haar zijde zat, en het was een gevoel alsof haar iets ontbrak, telkens als hij een dag naliet te komen. Iets echter mishaagde haar in hem en boezemde haar soms een soort van vrees in: zijn halsstarrigheid om zowat op half ernstige, half lachende toon de laster van Stoute Treze te herhalen,

[pagina 146]
[p. 146]

namelijk dat Maria, sedert haar huwelijk, oneerlijke betrekkingen met hem zou gehad hebben. Zij gaf daar ongaarne antwoord op, zij had hem reeds meermaals gevraagd er niet meer over te spreken; maar Slim voldeed hierin aan haar verzoeken niet en 't kwam haar zelfs voor - al kon ze zich toch wel vergissen - dat hij daar een soort van vermaak, ja, een zekere hovaardij in vond. En zij wist niet waarom, maar hoe groot ook haar vertrouwen in hem was, toch hield zij zich, van lieverlede, meer en meer op haar hoede en verlangde zij - hoe weinig aangenaam dit ook zijn mocht - de tegenwoordigheid van de weduwe Balduk als hij in huis was.

Tot dusverre, nochtans, had hij nog niets aangewend, dat haar argwaan kon rechtvaardigen; maar op zekere namiddag, dat ze zich bij toeval alleen bevond, stond hij eensklaps van zijn stoel op, naderde tot haar en zei, glimlachend zijn hand op haar schouder leggend:

- Mariaatje, zijt ge dan boos op mij?

Zij verschrikte, zij staakte 't speldewerken en keek naar hem op, werktuiglijk, met een uitdrukking van smeking op het gelaat, zich achteroverbuigend om zijn streling te ontgaan. En 't was deze beweging, gepaard met die smekende, schier verwijtende blik, die hem plots als uitzinnig maakte. Hij greep haar woest in zijn beide armen, duwde haar op haar stoel achterover en drukte zijn mond op de hare, driftig, in een aanval van ontembare begeerte stamelend:

- Maria, o Maria, laat mij het nu ook eens doen, 't is reeds zo lang dat ik er goesting naar heb!

Zij had een korte, doffe gil geslaakt, zij was overeind gesprongen en verdedigde zich krachtig, zonder eigenlijke gramschap, maar met onwrikbare vastberadenheid antwoordend:

[pagina 147]
[p. 147]

- Neen, neen, wat peinst ge, Theofiel! Ge moogt niet! Ge moogt niet! Ge moogt niet!...

Doch hij liet haar niet los, hij versmachtte haar met kussen, hij sloot haar woester in zijn armen, hijgend herhalend:

- Waarom niet? Waarom niet? Wij hebben toch de naam dat wij te zamen doen!

Zij wilde niet, zij verdedigde zich krachtiger, hijgend en het aangezicht angstig vertrokken. En in de hardnekkigheid van de strijd klonk haar stem eindelijk dreigender:

- Theofiel, ge moogt niet, of 'k ga roepen!

Hij liet haar los, schielijk verschrikt, 't gelaat ontsteld en purperrood. Zij ging, stikkend en met de handen het losgerukte haar van voor haar ogen verwijderend, midden in de keuken staan.

- Wat kan het u schelen, nu gij er toch ‘aan’ zijt: gij moet het toch niet laten voor zulk 'n smeerlap van 'n man gelijk de uwe, die u met iedereen bedrogen heeft, stamelde hij nog een paar malen, een beweging makend om weer tot haar te naderen.

Zij strekte, verdedigingshalve, de bevende handen uit en antwoordde, enige stappen ter zijde gaande, met meer vastberadenheid dan ooit:

- 't Es gelijk, Theofiel, ik wil niet, gij moet mij gerust laten!

Toen drong hij niet meer aan; hij zonk ineens beschaamd en als verlamd, op een stoel neder. De oude moeder kwam binnen, hij bleef nog maar enige ogenblikken en verdween.

Maria had zich opnieuw voor haar kantwerkkussen gezet, door een gevoel van eindeloze droefheid overweldigd. Een bittere, gepijnigde plooi verwrong haar mond en stille tranen rolden over haar bleke wangen. Waarom

[pagina 148]
[p. 148]

moest hij het zijn, hij, in wie zij steeds vertrouwen had gesteld, die haar de laatste illusies ontnam?

Haar smart bracht haar in verbeelding naar 't verleden terug; zij vroeg zich af, met wanhoop, waarom hij haar zijn liefde niet verklaard had toen ze nog jong en vrij was, toen hij bemerken kon dat zij hem ook liefhad, toen zij samen, zó gemakkelijk, haar bescheiden en eerlijk levensideaal konden bereiken!

IJdele klachten! Haar geluk was verwoest; elke dag, elke gebeurtenis stortte voor haar een nieuwe druppel in de reeds zó boordevolle schaal van 's levens bitterheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken