Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
't Bolleken (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van 't Bolleken
Afbeelding van 't BollekenToon afbeelding van titelpagina van 't Bolleken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (9.32 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

't Bolleken

(1917)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

IX.

Mademoiselle de Saint-Valéry ....! Het huwelijk, het innig samen-voelen-en-genieten van 's werelds schoonheid en geluk, in de gezellige vertrouwelijkheid van het familieleven!

Hij dacht daar over na en 't idee vervulde en bekoorde hem. Neen, het leven, zooals hij het thans leidde, dat wás geen leven! Het kon zoo heel anders, zooveel rijker en mooier worden; maar dan ook alleen door de vrouw. Mademoiselle de Saint-Valéry, ja, die was wellicht de eenige, neen, die wás stellig hier, in zijn dorpsche omgeving, voor hem de eenige geschikte vrouw. Al het overige was er zoo plomp, zoo boersch. Een meisje uit de stad, ja, dat kon ook, maar zou die aan het buitenleven wennen? Hij dacht aan steedsche meisjes, die hij kende, maar hij voelde niets, voor geen enkele; en telkens, onverjaagbaar, als 't ware fataal, kwam het beeld van mademoiselle de Saint-Valéry zich aan hem opdringen. Zou hij toch reeds verliefd op haar zijn vóór hij 't zelf vermoedde?

Hij dacht aan haar, alleen aan haar, en 't werd

[pagina 110]
[p. 110]

bij hem een gewoonte, bijna een obsessie, steeds aan haar te denken. Zij vereenigde zich vaag voor hem met ieder plan der toekomst, met ieder heimelijk verlangen, met ieder stil verwacht en onbekend geluk, dat nog voor hem in het verschiet kon liggen. Zij werd iets van het héél teer ideale in zijn leven, het ideaal zelf, het mooie en verhevene, de poëzie des levens, het gedroomde; dat wat zoo moeielijk te bereiken, maar zoo volzalig om te bezitten was.

Doch hoe zou hij tot haar komen, hoe zou hij ooit met haar kunnen spreken, hoe zou hij haar ooit kunnen zeggen en vragen dàt wat toch gezegd en gevraagd moest worden? Hij wist het niet en zag er ook geen kans toe. Zij leefde toch feitelijk in een andere sfeer waar hij geen toegang had en ook geen middel zag om toegelaten te worden. Had hij maar een aanleiding, een gelegenheid; was hij maar even in de plaats van dien dokter Van der Muijt, die steeds onder een of ander voorwendsel op het kasteel kon en mocht komen; was hij zelfs, voor een oogenblik, veel minder nog: een postbode, een jachtbewaker, een tuinman, een knecht, 't kon hem niet schelen wat, maar één van haar omgeving, die noodzakelijkerwijze met haar in aanraking moest of kon of mocht komen!.... maar hij was, helaas, niets van dat al en geen enkele weg stond voor hem open!

Die bijna onoverkomelijke hinderpaal kwelde en prikkelde hem, deed hem steeds inniger, als

[pagina 111]
[p. 111]

naar iets héél kostbaars, verlangen naar wat zoo menig ander die er toch niets om gaven, dagelijks te beurt viel. Hij folterde zijn geest om iets te vinden, hij dacht onmogelijke, romantische avonturen uit: een ongeluk met haar paard en rijtuig, een aanranding van schurken langs den weg; en hij eensklaps als held en redder toesnellend, voor haar levensgevaarlijk gewond, door haar op het kasteel verpleegd en na genezing met haar trouwend. Ja, zoo ging het wel in ridder-avontuurlijke romans; en in een soort van waan-donquichottisme reed hij er soms op uit, als zou hij mogelijk zulk een wonder-avontuur ontmoeten; maar in de nuchtere werkelijkheid was 't zoo heelemaal anders, altijd zoo praktisch en gewoon, en juist dat praktische en gewone was en bleef voor hem zoo moeielijk te vinden. Wat zou hij doen? Dokter Van der Muijt in de armen nemen? Neen hij voelde instinktmatig dat 't niet deugde. Waaròm had hij niet kunnen verklaren, maar hij voelde 't, héél sterk; een innerlijke stem zei het hem. Maar wat dan anders? - Schrijven! dat was 't eenige.

Haar schrijven! - Ja, dat middel was afdoende. Maar die sprong leek hem nu ineens te bruusk, te groot. Hij zou zichzelf in een ongunstige positie stellen. Hoe kon ze plotseling, zonder eenige voorbereiding, zoo iets verwachten? Ze zou ontzettend verbaasd zijn, boos misschien, over zijn ongemotiveerd durven. Neen; er moest iets aan voorafgaan, een band, een schakel, een aanleiding-gevende

[pagina 112]
[p. 112]

gebeurtenis, hoe klein en onbeduidend ook; iets, enfin, dat zijn waagstuk eenigszins rechtvaardigde. En trouwens, moest hij zelf niet, bij ietwat nadere kennismaking, ondervinden of hij wel genoeg van haar hield om haar ten huwelijk te vragen?

Dat iets, die onbrekende schakel, die voorbereidende gebeurtenis, zonder dewelke niets gedaan kan worden, ging hij eindelijk, na veel wikken en wegen en bij gebrek aan betere gelegenheid, zoeken op de eenige plaats, waar het voor hem wellicht te vinden was: 's zondags, tijdens de hoogmis, in de kerk. Daar kon hij haar althans zien; en wie weet of niet de oogen zouden uitdrukken wat de mond niet zeggen mocht! - Doch neen: ook dàt viel tegen. Hij zag haar wel zitten, naast haar oom en tante en naar hartelust kon hij haar stil en van verre bewonderen, doch daarbij bleef het ook. Zij waagde slechts zelden een banalen, verstrooiden blik in zijn richting en telkens ontroerde 't hem zóó, dat hij er dadelijk, door iets sterker dan zijn wil gedwongen, zijn eigen oogen als in verbijstering voor neersloeg en afwendde.

Hij voelde wel dat hij ook op die manier niet verder komen zou en al die hindernissen prikkelden en zweepten zijn hartstocht van lieverlede uitermate. Nu hoefde hij althans niet meer te twijfelen of hij op haar verliefd was: hij was volkomen, diep en smartelijk verliefd. Zij was met hem, zij vulde zijn gansche gedachte, van den ochtend tot den avond, in zijn huis, in zijn tuin, gedurende zijn

[pagina 113]
[p. 113]

wandelingen in het veld. Haar lenige gestalte, haar fijn profiel, haar mooie blonde haren, heel haar elegante, ietwat tengere verschijning zweefde onophoudelijk vóór zijn geest en hij voelde soms tintelingen van begeerte in zijn armen om haar op zijn hart te drukken, terwijl zijn lippen kussen fluisterden. Toen schrikte hij, als uit een droom ontwaakt, in plotseling helder bewustzijn van 't enorm verschil hunner gevoelens: hij reeds zoo volkomen aangegrepen en zij zoo kalm-onverschillig nog, in het geheel niets vermoedend van alles wat zoo diep en zoo omstuimig in hem woelde. Wat zal ze verbaasd opkijken, dacht hij, wanneer ze zoo eensklaps en onverwacht mijn liefdes-verklaring ontvangt!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken