Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
't Bolleken (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van 't Bolleken
Afbeelding van 't BollekenToon afbeelding van titelpagina van 't Bolleken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (9.32 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

't Bolleken

(1917)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 181]
[p. 181]

XIX.

Zij werden dik, alle twee, en hun gezicht kreeg een roode, soms vurige kleur. Zijn kleeren begonnen hem om 't lijf te spannen, en toen zij, met haar voorjaars-uitzet bezig, de japonnen die ze te Parijs gekocht had, nog eens wilde aantrekken om te zien wat er nog van gebruikt of aan vermaakt kon worden, stelde ze met verbazing vast dat zij er niet meer in geraakte. De corsages stonden een hand-breed open voor de zwaargeworden buste, de japonnen trokken spannend om de ronde heupen, de mouwen van de mantels sloten als pijpen om de wijd-van-'t lijf-staande armen. Vroeger zou meneer Vitàl om die boersche lompheid getreurd hebben; nu zag hij er alleen het bloeiend-malsche van haar weelderige welvarendheid in. En zij stonden om elkaar te lachen: hij in zijn trekkende broekspijpen, met open ceintuurband en losgeknoopt vest; zij met haar door 't spannend goed als 't ware omgoten bochel-heupen en haar tusschen de corsage uitpuilende borst. Hij kittelde haar op het plekje waar hij iets van 't malsche roze vleesch onder het hemd zag en 't

[pagina 182]
[p. 182]

eindigde met wild gezoen en hartstochtelijk genieten van hun fyziek-overtollige gezondheid.

‘Doar 'n es niets aan te doen,’ lachte zij. ‘'k Zal Emelie, de noaisterigge, doen komen en heur de moate loate nemen veur 'n nieuw klied; en da 'k lijk gij woare 'k zoe noar Arjoans goan en mij euk ne nieuwen tenue bestellen.’

Emilie en Arjaan! De boerinne-modiste en de boeren-kleermaker! Wat zou hij verontwaardigd zijn geweest had ze daar vroeger ook maar even van gewaagd! Nu vond hij de idee zoo kwaad niet. Het was wel gemakkelijk je kleermaker zoo bij de hand te hebben en niet telkens naar de stad te moeten loopen. En zij liet Emilie komen en hij ging eens kijken bij Arjaan wat hij wel had van stoffen en naar welk model hij werken kon.

 

Tegen het einde van den volgenden zomer werd zij zwanger. Dat was een blijde tijding, maar toch eene die hun egoïstisch geluk wel spoedig zou storen. Het prikkelde en verveelde hem gedurende een paar weken, maar dan ging hij erover redeneeren en voelde zich eindelijk heel trotsch dat hij zou vader worden.

Dokter Van der Muijt werd tijdig op de hoogte van den toestand gebracht en verzocht de bevalling te willen waarnemen. 't Liep als op rolletjes af. 's Avonds vóór de gebeurtenis voelde zij nog al scherpe weeën, maar vóor den ochtend was 't er al: een mollig, flink meisje. Meneer

[pagina 183]
[p. 183]

Vitàl woonde de bevalling niet bij. Hij kon er toch niets nuttigs bij verrichten en vond die dingen afschuwelijk. Den heelen nacht hield hij dokter Van der Muijt beneden gezelschap, onder het drinken van bourgogne en 't rooken van sigaren, terwijl moeder Lie en de baker bij Eleken de wacht hielden. Maar tegen half drie kwam de baker met ernstig gezicht den dokter naar boven wenken; en kort daarop hoorde meneer Vitàl een rauw gebrul, dat hem met een angstkreet op deed springen, door het huis weergalmen; en 't oogenblik daarna stond hij ook boven in de kamer, zonder dat hij 't zich bewust was, overvloedig schreiend, en keek hij, om de beurt, als een verbauwereerde, zijn bleeke vrouw in 't bed en naar het prachtkind, dat de baker hem, gelukwenschend, op haar armen voorhield. De dokter lachte hem vierkant uit om zijn snikken en zijn huilen en verzocht hem maar liever weer weg te gaan, terwijl hij verder zijn vrouw zou behandelen. Moeder Lie liep zwijgend en beteuterd heen en weer, dingen zoekend die zij niet scheen te kunnen vinden, de keukenmeid was opgestaan en kwam ook even, te nauwernood half aangekleed, kijken; en beneden in de gang stond Louitje roerloos-luisterend te wachten, of men hem soms voor 't een of 't ander noodig had.

Meneer Vitàl, óvertrotsch van geluk, hield op met schreien, verliet de kamer en ging weer beneden. Maar plotseling, toen hij bijna in de gang

[pagina 184]
[p. 184]

was, keerde hij zich om en stoof onstuimig weer de trappen op. In al zijn ontzetting had hij nu vergeten wat het eigenlijk was: 'n jongen of 'n meisje; en verwilderd stak hij 't hoofd naar binnen, stotterend:

‘Docteur,.... wa wa es 't nou eigenlijk: ne jongen of 'n meisken?’

‘Hein?’ riep de dokter, zich met verbaasd gezicht omkeerend bij het bed, waar hij over Eleken gebogen was. En eensklaps barstte hij in een onbedaarlijken schaterlach uit.

‘'t Es 'n dochter, 'n firme dochter, meniere,’ zei de baker, insgelijks schokkend van het lachen. Ook de keukenmeid kon zich niet inhouden en zelfs Eleken begon even te giegelen, zoodat de dokter haar dringend stil deed houden. Moeder Lie, plotseling roerloos midden haar beteuterd zoeken, keek meneer Vitàl stom en strak-starend aan en haar gezicht vertrok in vreemde plooien, onder een stil-argeloozen, langzaam ontluikenden glimlach van verbluftheid, die haar tandeloozen mond scheef openrekte en haar zwarte oogen even leuk deed glinsteren.

Meneer Vitàl was al weer weg. - 'n Jongen of 'n meisje, 't kwam er niet op aan, 't was alles goed; maar op zoo'n gelukkige gebeurtenis moest nog eens lekker gedronken worden en hij ging met Louitje naar den kelder en haalde twee flesschen van zijn fijnste champagne boven. De dokter, moeder Lie, de baker, de meid, 't chauffeurtje, allen

[pagina 185]
[p. 185]

werden getrakteerd. Meneer Vitàl kwam zelf met het volgeladen presenteerblad in de kamer en bood de glazen aan. Zij dronken op de gezondheid van het kind en wenschten nog eens allen meneer Vitàl en Eleken proficiat.

‘Mag ik euk nie 'n zeupken hên, docteur; 'k hè toch zuk nen dust?’ vroeg Eleken met weeke stem.

‘O, nie, g' zulle, nie g' zulle!’ zei de dokter ernstig, op vastberaden toon.

‘O, en ik die toch zeu geirne sampoande drijnke'’ klaagde zij.

De baker begon te vertellen van een vrouw waar zij herhaaldelijk gebakerd had, en die telkens, onmiddellijk na iederen bevalling, twee glazen ‘sampoande’ dronk en er zich uitstekend bij bevond. Ook moeder Lie ging onduidelijk aan 't verhalen van een vrouw die telkens brandewijn wilde, maar de dokter deed beide zwijgen en stuurde haar met een wrevelig gebaar naar het kind, dat zwak begon te kreunen.

Heel zacht, als met een soort van vrees of tegenzin, ging meneer Vitàl er nu eindelijk ook naar kijken. Hij zag de kleine, kriewelende handjes, de dichte oogjes, de rusteloos heen en weer bewegende lipjes van 't gesloten mondje. Heel het klein gezichtje zag eenkleurig rood, als 't ware gekookt, en 't leek hem iets akeligs, bijna gedrochtelijks, hij begreep niet hoe daar ooit een mensch uit moest groeien.

‘'t Dijnke mij da meniere schouw of vies es

[pagina 186]
[p. 186]

van zijn dochter, e-woar?’ grinnikte de baker, met een spotblik naar meneer Vitàls verbauwereerd gezicht opkijkend. En lichtjes door de champagne opgewonden begon ze schril te lachen.

De dokter was met Eleken klaar.

‘Et maintenant du repos, du sommeil,’ zei hij, zich tot meneer Vitàl omkeerend. ‘Houdt ou nou scheune stille, mamaatje,’ glimlachte hij Eleken toe, ‘en sloap wel. 'k Zal al vroeg in den uchtijnk nog ne kier kome kijken.’

Eleken, met gesloten oogen, was al haast in slaap. De lamp werd laaggedraaid, moeder Lie ging op een veldbed liggen en de baker kwam stil-sussend in de schemering, naast de wieg zitten. De stemmen werden fluisterend.

‘Kan ik niets veur ou doen, meniere?’ Wil ik kàffee moaken?’ vroeg de meid stil aan meneer Vitàl.

Meneer Vitàl keek ondervragend naar den dokter.

‘Voyons un peu quelle heure,’ mompelde deze zijn horloge uithalend. - ‘Trois heures et demie, non, c'est trop tôt. Es er messchien nog'n glas van die champagne?’

‘Natuurlijk, natuurlijk, zeu veel of da ge wilt,’ fluisterde meneer Vitàl. ‘Venez en bas dans mon bureau, nous prendrons encore une bouteille en fumant un cigare.’

Schoorvoetend verlieten zij de kamer en gingen naar beneden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken