Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 824]
[p. 824]

XI

Spoedig had Jan zijn schuilplaats verlaten en was hij, dwars over een klaverveld, naar de landweg gehold. Achter een boom verborgen, zag hij Pol en Rosa, voorafgegaan van Pier-Cies, zó dicht bij hem passeren, dat hij ze met de hand had kunnen aanraken. Hij wachtte enkele minuten, tot de luidruchtige drom van de huiswaarts kerenden voorbij was. Dan kwam hij van achter de boom, liep dwars over de weg, sloop als een dief over de boomgaard van hun hoevetje.

Hij handelde werktuiglijk, instinctmatig, onder de drang van een onweerstaanbare impulsie, die hem alle redeneringsvermogen ontnam. Toen hij in de duisternis hun woonhuis ontwaarde, waar zijn aartsvijand nu reeds met zijn mooie, jonge vrouw alleen was, steeg hem opnieuw een fysieke walging naar de keel, die hij slechts door een bovenmenselijke inspanning wist tegen te houden.

Waggelend op zijn knikkende benen, liep hij rond het laag gebouwtje, naar de deur van 't achterhuis, die nog niet zou gesloten zijn. Roerloos bleef hij er een wijl luisterend staan. Het kwam hem voor dat hij passen hoorde langs de zoldertrap. Hij hurkte neer en keek door het klinkgat. Hij zag het schijnsel van een lampje weifelen en verdwijnen. Toen duwde hij op de klink, die knakte, en trad binnen.

Alles was somber in huis. Stil, op de tenen, kwam hij tot op de drempel van de keuken, boog hijgend voorover, staarde, door de dikke duisternis, in de richting van de zoldertrap, nogmaals met inspanning luisterend.

Een licht geruis greep aan de overzijde van de keuken, in Pier-Cies' nachtvertrek, plaats. Een doffe, reeds slaperige stem vroeg haperend:

- Zijt gij het... Jan?

- Ja, antwoordde hij. En hij schrikte zelf van de schorre,

[pagina 825]
[p. 825]

holle klank van zijn stem.

- Is Domien al thuis? vroeg nog de oudste broeder op een klaagtoon.

Jan, het hoofd bruisend en gonzend, kon niet dadelijk een antwoord geven. Een ogenblik heerste benauwend stilzwijgen. Toen greep er een beweging plaats in 't kamertje van de dienstmeid, die vanuit haar bed in Jans plaats antwoordde:

- Neen.

Pier-Cies uitte een doffe zucht en weer viel in de duisternis de benauwende stilte.

Bevend deed Jan twee passen in de keuken, en stak langzaam, in 't pikdonker, zijn rechterhand uit, in de richting van de zoldertrap. Doch vóór hij zelfs 't gebaar voleindigd had, stootten zijn vingers, tegen het hout van de gesloten deur. Een huiverende schok voer door zijn ganse lijf, terwijl hij, met een doffe vloek, zijn hand plotseling terugtrok. Hij voelde zich als uit zijn eigen huis verbannen; zij hadden de deur van de zolder, die anders altijd open bleef, gesloten, om rustig alleen te wezen, om zeker te zijn dat niemand hen zou storen.

En nu kwam hem dat eensklaps als iets monstrueus voor. Het kwam hem voor als een lafheid en een bedrog, als iets dat zij niet het recht hadden te doen. In 't donker blikte hij met fonkelende ogen op die gesloten deur, en knarsetandend balde hij zijn vuisten, als om ze in te drukken. Wat! Had hij dan niets meer te zeggen in zijn huis! Waren zij dan de meesters!... Nondedzju! En plotseling duwde hij op de deur, met ruwe hand.

Zij ging niet open. Zij week even, en kraakte, in vaste weerstand.

Verwilderd, zijn starre blik erop gevestigd, deinsde hij, met een doffe vloek, twee passen achteruit.

Ze was gegrendeld, nondedzju! Om heel en al zeker te zijn dat men hen niet zou storen, hadden zij de houten spie boven de klink geschoven.

En pal bleef hij daar staan, als met lamheid geslagen. Hij luisterde met inspanning, of hij niets hoorde; hij draaide zich eindelijk, als onnozel, een paar keren om, de handen uitgestrekt, zoekend, tastend, niet meer wetend wat hij doen of

[pagina 826]
[p. 826]

waar hij heen wou.

Een gekuch van de meid trok zijn aandacht. Hij kuchte terug, als tot antwoord, en sloop in haar kamertje.

Zij lag nog wakker, en maakte een lichte beweging in haar bed, toen zij hem hoorde komen. Bevend boog hij tot haar en fluisterde:

- Ze hebben de deur van de zoldertrap gesloten! Ze hebben de spie op de klink gezet!

Zij gaf geen antwoord, maar keerde haar gezicht naar hem, en hield haar ogen in de duisternis op hem gevestigd.

- Verstaat ge mij dan niet? drong hij aan. Ze hebben de deur van de zoldertrap gesloten, zeg ik, en de spie op de klink gezet...

Zij kuchte even en haar blik ging naar de zoldering, waar soms een dof geluid verneembaar was, of er daarboven zich mensen druk bewogen.

En zij schoot in een kort, stil lachje.

- Wat is er?... Waarom lacht ge? vroeg hij schor.

Maar zonder op 't antwoord te wachten, door een ontzettend voorgevoel aangegrepen:

- Is hun kamer misschien juist hierboven!... juist boven 't... boven de onze?

- Ja, dat schijnt wel, antwoordde zij koel, met nogmaals haar stil, heimelijk lachje. En meteen schoof zij op naar de muur, om plaats voor hem te maken.

Maar stom en roerloos, als ter plaats genageld, bleef hij staan, de fonkelende blik nu insgelijks op het plafond gevestigd, de adem ingehouden om te luisteren.

En plotseling was 't of hij raaskalde: hij vloog naar de muur, bonsde erop met allebei zijn vuisten, riep met een stem die geen menselijke klank meer had:

- Schei uit! Nondedzju! Schei uit! Schei uit!

Met een schorre angstkreet sprong de meid naar hem toe.

- O, maar Jan toch! Wat denkt ge! Wat denkt ge! kreet ze dof, bevend van angst hem van de muur wegtrekkend. En met geweld poogde zij hem op 't bed te duwen, sussend fluisterend:

- Ala, toe, toe! Laat ze met rust en kom bij mij. Waar zijn toch uw zinnen, Jan! Wat denkt ge toch van zulk een schrik-

[pagina 827]
[p. 827]

kelijk lawaai te maken!

Jan, een ogenblik bedwelmd, als duizelig, duwde haar met ruw geweld van zich af. Een onuitsprekelijke afkeer overweldigde hem eensklaps bij de gedachte nu naast haar te liggen. Vloekend gooide hij haar zelf weer in 't bed, vloekend schreeuwde hij haar in 't gezicht:

- Blijf van mij af, schandaal! Met u heb ik geen uitstaans meer! Ik haat en veracht u! Gij zijt de schuld van gans mijn ongeluk!

En met een laatste, vreselijke vermaledijding, terwijl Pier-Cies, wakker geschrikt, ontsteld uit zijn bed kwam, verliet hij Maries kamertje en vluchtte woest uit het huis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken