Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 845]
[p. 845]

XIV

En, op het eenzaam, ouderwets hoevetje, begon toch weer, na ál die stormen, een uiterlijk kalm en regelmatig leven.

Wel was 't voor Jan een uiterst pijnlijk ogenblik van schaamte en vernedering, toen hij, de eerste morgen na die vreselijke uitspattingsdagen, weer bedaard naast de overige huisgenoten aan de ontbijttafel zat, doch niemand durfde het wagen hem een verwijt of zelfs een vraag dienaangaande te doen, en toen hij met zijn korte, in benauwende stilte gebruikte maaltijd, klaar was, stond hij van tafel op, en ging hij weer, als was er niets buitengewoons gebeurd, met zijn span ossen op de akker zijn gewone dagelijkse taak volbrengen.

Enkele dagen verliepen. Alles scheen opnieuw tot orde en kalmte teruggekeerd, eenieder had zijn bezigheden hervat, in de eentonige sleur van hun afgezonderd, alledaagse leven. Zelfs Domien, nog vóór Jan op de hoeve teruggekomen, scheen zijn haat overwonnen te hebben, en zich in de toestand te schikken. En ook Marie was weergekeerd en werkte zonder mopperen, ofschoon erg nors in haar omgang, onder 't beheer van Rosa, die voor allen en alles een en al vlijt en zorg en minzaamheid was.

En toch was er iets onheilspellends in die slechts schijnbare vrede. Er werd te weinig met elkaar gesproken in huis, het was er te stil, te benauwd, men voelde er om zich heen een atmosfeer van dwang en wantrouwen, alsof men er voortdurend voor elkander op zijn hoede was, in de dreigende verwachting van nog te komen onaangenaamheden.

Bij Jan vooral werkte, inwendig, iets heimelijk storends. Het waren soms, heel in zijn binnenste, als het ware diep trillende bewegingen, opstijgend naar zijn hersens en naar zijn uitwendige zintuigen, in een ziekelijk kwellende macht van bestendige onrust. Het waren plotselinge schokken in zijn

[pagina 846]
[p. 846]

hart, veroorzaakt soms door onbeduidende omstandigheden, door het toevallig waarnemen van een nog niet opgemerkt detail in Rosa's uiterlijk, door een nog niet geziene uitdrukking van haar ogen, door een kleine afwisseling in haar voorkomen, al naar gelang het verschil van de vorm en de kleur van haar kleren. De aldus opgevangen indruk bleef hem bij, vergezelde hem op het veld, obsedeerde hem onder de arbeid. Zonder de minste reden soms, hield hij plotseling zijn ossen in het midden van de halfbeploegde akker stil, roerloos, met strak ten gronde starende ogen, in kwellende spanning denkend; halfluid met zichzelf sprekend, talmend, tobbend, wikkend en wegend, en dan ineens met zwilde zweepslagen zijn span weer vooruit jagend, als hollend naar een plotseling ontwaard, alleen met ruw geweld te bereiken doel.

's Nachts vooral leed hij nog heviger onder die vreemde kwelling. Sidderend uitgestrekt in Maries bed, lag hij uren lang te luisteren of hij geen geluid hoorde daarboven op 't kamertje van de jonggehuwden, onbekwaam zelf een ogenblik rust of genoegen te hebben, in de afkeer en de haat, die hij voor de oude meid nu voelde. Hij ging zelfs niet eens naast haar meer liggen als het gebeurde dat ze met zijn komst in 't kamertje niet wakker werd, hij bleef met hamerend hart op de sponde zitten, het oor gespitst, de ogen op de zoldering, de adem ingehouden om 't minste geluid van daarboven waar te nemen. En, telkens dan, werd het in hem een bijna onweerstaanbare verzoeking: hij rees sidderend weer op, verliet op de tenen het kamertje en ging daarnaast, hijgend van emotie, aan de deur van de zoldertrap luisteren.

Die deur werd nu niet meer, gelijk de eerste avond van het huwelijk, in 't slot gedaan. Ze bleef eenvoudig op een kiertje, zoals vroeger. En hij trok ze zachtjes geheel open, en, langzaam, in doodse stilte, als een dief, kroop hij, met handen en voeten, naar boven. Daar kwam hij met zijn hoofd boven het trapportaal. Het kamertje was links, vlak bij de trap, op minder dan een meter afstand. Er was een deur, maar van groen hout, dat was gaan zwellen, en nu zó in 't lijstwerk spande, dat ze niet dicht meer kon. Plat uitgestrekt, als een slang, kroop hij over de zoldering, door 't open gat, het hoofd oplichtend. En, in het bonzen van zijn hart en 't bruisen van

[pagina 847]
[p. 847]

zijn slapen, hoorde hij, in 't doodstil kamertje, hun kalm, gelijkmatig ademhalen; zag hij, vaagbleek tegen de donkere achterwand, de schimmige gedaante van hun bed.

Toen kroop hij langzaam weer achteruit. Een wondere macht, zo onweerstaanbaar als deze die hem de trap opgestuwd had, deed hem weer achteruitwijken, in een overweldigend gevoel van zichzelf-niet-meer-kunnen-beheersen, van eensklaps wild op 't bed te zullen toespringen om ze van elkaar te rukken.

Onhoorbaar, op handen en voeten, daalde hij de treden af; en telkens, na zijn waagstuk, telkenmale als hij zich zo heel dicht bij hen had gevoeld, als ingewijd tot het geheim van hun intiemste leven, ontstond er in hem een gevoel van verlichting, en trok hij, bijna gerustgesteld, naar zijn eigen slaapvertrek terug. De koorts ging weg, het hart klopte weer kalm en gelijkmatig, de adem haalde lange, trage zuchten van weldoende rust op.

En, zonder dromen, sliep hij zwaar in, terwijl de hanen in de buurt reeds de dageraad verkondigden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken