Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 915]
[p. 915]

III

- Welnu, hoe vondt g' het? vroeg Chattel na enkele passen, toen zij, uit het gedrang, buiten in de duisternis elkaar terug hadden gevonden.

En daar Robert, nog onder de indruk van 't schouwspel, niet dadelijk met zijn antwoord klaar was:

- Hebt ge begrepen, voer hij voort, - wat de spreker ontbrak om werkelijk het hart van dat volk te kunnen boeien, en hebt ge gevoeld welke edele taak is weggelegd voor hem die dat wél zou kunnen?

- Ja, ik voel wel dat er veel te doen is, antwoordde Robert stil.

- Ach, kom, spreek er niet zo moedeloos over! riep Chattel eensklaps driftig. - De strijd die wij, christelijke democraten, gaan leveren, is de nobelste strijd van deze eeuw. Wij willen, door broederlijke liefde en geloof in God, zowel op materieel als op moreel gebied, de verheffing en ontwikkeling bewerken van het allernederigste, door alle eeuwen heen het meest verwaarloosde en mishandelde soort mensen: de arme plattelandsbevolking. Ons ideaal staat zó hoog, en ons doel is zó nobel dat geen hinderpaal, hoe groot ook, ons zou kunnen ontmoedigen. Maar wij zijn nog betrekkelijk zwak omdat wij weinig in getal zijn, en wij behoeven hulp en bijstand. Daarom vroeg ik u in naam van 't Brussels centraal comité om krachtig met ons mee te werken. Wat ik mij vroeger van u herinner geeft mij de verzekering dat gij een van de onzen zijt, dat ge niet anders kunt dan onze idealen als de uwe beschouwen.

Opnieuw liep Robert een poosje zwijgend naast Chattel, peinzend in de duisternis. Een kille motregen viel nu mistig uit de sombere lucht, en in de verte galmde steeds zwaarluguber het gelui van de doodsklokken.

[pagina 916]
[p. 916]

- Uw idealen zijn de mijne, sprak hij eindelijk, - en was 't niet dat ik zo'n afkeer heb van alles wat naar gewone politieke partijschap zweemt, zo voegde ik mij misschien bij u. Ik heb er al meer over gedacht, maar telkens weer was 't in mij...

Driftig en geërgerd viel Chattel hem in de rede:

- Ach, politiek! politiek! Wat heeft de politiek daar eigenlijk mee te maken! De politieke kant is enkel bijzaak in die prachtige beweging. De hoofdzaak is en blijft een nobel werk van rechtvaardigheid, van broederlijke, echt christelijke liefdadigheid. De redding van ons arm Vlaanderen, eenmaal zo groot, zo roemrijk, nu nog zo mild begaafd aan nooit geopenbaarde krachten, alleen dáárom is het ons te doen. De vrijheid, de verlossing van ons diep ellendig volk, bedreigd met ondergang, niet meer door één, maar thans door twee, even gevaarlijke vijanden: van de ene kant de tirannie van de rijke uitbuiters, geholpen en gesteund door een onwaardige geestelijkheid, die de goddelijke leer vervalst; en van de andere kant de tirannie van de nieuwe leiders, van de socialisten, die bezig zijn ons volk te doen bukken onder het juk van een leer, goed weliswaar in veel opzichten van stoffelijk belang, maar ten slotte toch verderfelijk en verfoeilijk, in haar bekrompen materialistische negatie van die opperste troost van de nederigen: 't geloof in God.

Hij animeerde zich, van lieverlede opgewonden door een sectarische geestdrift, die hij zijn vriend, welke hij weer bij de arm had genomen, poogde mee te delen.

- Ach kom, bestond er wel, voor een ontwikkeld, knap, rijk, geheel onafhankelijk jongmens als Robert, hogere missie, heerlijker ideaal dan die waartoe hij hem kwam opwekken? Had men het recht werkeloos onverschillig de ellende en 't verval van zijn eigen volk bij te wonen? Was het wel mogelijk, voor wie een goed en eerlijk hart bezat, zich niet onweerstaanbaar mee te voelen slepen, in die edelmoedige beweging van ware christelijke menslievendheid, welke zich niet alleen over het kleine Vlaanderen, maar ook over de grotere landen: Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Italië, tot zelfs over het materialistisch-democratische Amerika, en, met één woord, over het hele Christendom ver-

[pagina 917]
[p. 917]

spreidde? Nog nooit had het menselijk hart voor een verhevener ideaal geklopt. Nog nooit had het grootmenselijk geweten zó sterk en zó helder als nu zijn altruïstische plicht beseft. 't Was als een goddelijke openbaring, men waande Gods eigen stem te horen, die eindelijk de Mensheid tot het ideaal geluk van algemene broederlijke lief de opleidde...

En, bij 't aanhoren van die geestdriftige woorden, voelde Robert zijn eerste heimelijke tegenstand langzamerhand verzwinden, en in de pure diepten van zijn wezen kwam nu ook een grote hartstocht op. Het ideaal werd duidelijker, het glansde heerlijk uit de nevelen op, het kwam belichaamd en handtastelijk naar hem toe, hij zag het stralen in de akelige duisternis van de novembernacht, veel grootser nog dan Chattel het hem voor ogen toverde, eensklaps zó heerlijkgroots dat hij alleen had willen zijn, los van de benauwende drukking van Chattels arm, om het nu uit te mogen jubelen, om het met uitgestrekte, armen te omvatten en te koesteren als een geheime schat van redding en van zaligheid. Maar Chattel, die slechts voelde dat Robert eindelijk in zijn tegenstand begon te wankelen, dacht er in 't geheel niet aan hem los te laten. Meer en meer geestdriftig opgewonden, overtuigd nu dat hij tóch zou eindigen met zijn vriend over te halen, maakte hij hern met overdreven loftuitingen duidelijk hoe de partij georganiseerd was.

Het hoofd, het hart, de ziel van alles was Desgenêts, de schatrijke Brusselse filantroop en kundige socioloog, gedecoreerd met ontelbare orden en nog onlangs geadeld. Hij was de stichter en de geldelijke steunpilaar van 't grote strijdblad De Christelijke Volkspartij; de stichter en de geldelijke steun van al de reeds gegeven en de nog te houden propagandameetings in de steden en de dorpen; de stichter en de steun met één woord van de partij zelf. Duizenden en duizenden franken had hij er reeds, sinds de drie jaar van haar bestaan, aan opgeofferd; duizenden en nog meer duizenden was hij bereid te geven, als het hem maar niet aan goede hulp van medewerkers moest ontbreken. Hij was bereid tot alles, tot alles. Men had geen denkbeeld van de taaie moed en mildheid van die echte volksvriend. Plet was een genoegen, een geluk, naast hem in de strijd te mogen staan!...

[pagina 918]
[p. 918]

Hartstochtelijk drukte Chattel in de duisternis Roberts arm, pogend hem zijn eigen overdreven opgewondenheid mede te delen.

- En ge weet niet, voer hij met een intonatie van vertrouwelijkheid voort, - ge weet niet hoe royaal-mild en tevens hoe innig-intiem hij ook aan huis met zijn medewerkers omgaat! 's Winters in zijn huis, laat ik maar zeggen zijn paleis te Brussel; 's zomers op zijn buitenverblijf, of liever zijn prachtig kasteel te Onderdale, vier à vijf uur hier vandaan gelegen, wordt men vorstelijk onthaald: ideaal lekkere diners, met de fijnste wijnen en sigaren, enfin een Paradijsleven, een echt Aards-Paradijsleven! En hij heeft 'n dochter, 'n enige dochter, nu pas eenentwintig en opgevoed in zijn begrippen, een beeld van schoonheid en een ideaal van liefelijkheid! O! ge moet u bij ons aansluiten, eerst dan zult gij u werkelijk voelen leven!

Robert, die reeds het jawoord op de tong had, voelde plotseling weer in zich de tegenstand opkomen, terwijl hij, in de duisternis, zijn wangen als van toorn en schaamte voelde kleuren.

- Wat kunnen mij die lekkere diners en die sigaren schelen! viel hij Chattel ruw in de rede.

- 't Is waar, dat kan u ook niet schelen, antwoordde Chattel, schielijk ontnuchterd en voelend dat hij zich zeer onbesuisd door zijn opgewondenheid had laten meeslepen.

Maar reeds had Robert een soort spijt dat hij het verzoek zo ruw had afgeslagen. Hij kende Desgenêts van reputatie en had veel over zijn liefdadigheid en zijn opofferingen in de nieuwe strijd gehoord. Er was een korte, gegeneerde stilte, waarin zij niets meer hoorden dan de doffe cadans van elkanders gelijkmatige stap in de duisternis.

- Ach, dat heeft met de zaak ook niets te maken, hernam Chattel op verzoenende toon. - Het ideaal staat immers veel hoger; en juist dáárom, omdat ik het zo hoog en innig in mij voel, wend ik alles aan wat mogelijk is om goede, sterke krachten ter hulp aan te werven. Kom, kom, wees nu niet koppig. Vergeef het mij om de goede intentie, indien ik iets verkeerds gezegd heb, en laat mij niet teleurgesteld ver- trekken.

[pagina 919]
[p. 919]

Toen kwam het jawoord weer in zachtheid over Roberts lippen, en hij zei het, stil, gedempt, in een gevoel van grote, diepe emotie.

Luid jubelde Chattel het uit, hartstochtelijk in de duisternis Roberts beide handen drukkend:

- O! dank! dank! Wat maakt ge me gelukkig! Wat maakt gij ons allen gelukkig!

- Ik wil tenminste proberen of ik met u mee kan werken, voegde Robert er nog als voorwaarde van zijn toestemming bij; - want er is onder begrepen dat ik, in geval van latere afkeuring, mijn individuele vrijheid van handelen volkomen terugneem.

- Natuurlijk, natuurlijk, verzekerde Chattel.

Zij waren aan de ingang van het dorp. Gejaagd trok Chattel zijn horloge uit onder de eerste lantaren om de hoek van de straat.

- Ik moet mij reppen, sprak hij; - ik heb nog nauwelijks tijd om de laatste trein te halen. Luister: a.s. zaterdagavond is er te Brussel een grote vergadering van het centraal comité van de Christelijke Volkspartij. Daarin zal o.a. besproken worden een plan van algemeen verbond tussen de verschillende anti-regeringsgezinde groepen, om in de aanstaande verkiezingen tegen de klerikaal-conservatieve partij de strijd te voeren. Beloof mij, beloof mij op uw woord van eer dat gij er aanwezig zult zijn.

- Ik beloof het, antwoordde Robert.

Krachtig, met zijn beide handen, schudde Chattel opnieuw de handen van Robert.

- Dank! hartelijk dank! juichte hij, met een trilling van emotie in de stem.

En plotseling was hij weg, vlug lopend in de richting van 't naburig station.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken