Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 1 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 1
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (429.77 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (2.40 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 1

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1175]
[p. 1175]

XI

Alfred achtte zich wijs geworden. Hij had iets van Maximes lichte, gemakkelijke filosofie op zijn eigen leven toegepast, en voelde zich gelukkiger. De woorden, aangehaald uit Musset, waren hem, ondanks een soort van tegenzin, in het geheugen blijven hangen, en soms haalde hij ze stil, als onbewust, tot morele versterking, weer aan:

- ‘Si Votre maîtresse, est sincère et fidèle, aimez-la pour cela. Mais, si elle ne l'est pas et qu'elle soit jeune et belle, aimez-la parce qu'elle est jeune et belle’...

Verder behoefde hij niet te gaan. Dit was zijn eigen geval. Florence was ‘jeune et belle’, en dáárom had hij haar ook lief. Als iets in haar hem hinderde, als hij geheime toorn en wrevel over 't veel banale van haar leven in zich voelde opkomen, telkens nu wist hij zich met kracht tegen zichzelf te verzetten, telkens veranderde zijn boze blik in 't stralend zachte van een goede glimlach, wijl hij dacht: ‘aimons-la parce qu'elle est jeune et belle’. En als 't hem ál te erg was, vluchtte hij maar even weg: per fiets door de velden, per boot op de vijver, te voet in de bossen, en kwam na een paar uur geheel bedaard terug, met blij verraste glimlach haar omhelzend, terwijl het weer toegevend-zacht als een troostende zangspraak aan zijn oren fluisterde: ‘aimons-la parce qu'elle est jeune et belle’.

En in plaats van de hoge morele-en-lichamelijke liefde, die hij zich als het volmaakt ideaal van zijn huwelijksleven gedroomd had, ontwikkelde zich nu geleidelijk maar sterk in hem de fase van een grote sensuele hartstocht voor zijn vrouw. Hij voelde nu duidelijk voor haar het greintje minachting, dat, volgens Maxime, de mannen voor meest alle vrouwen voelden, maar tevens voelde en waardeerde hij sterker dan ooit tevoren het ongeëvenaard en onvervangbaar

[pagina 1176]
[p. 1176]

genot dat een jonge, mooie vrouw een man kan geven. Daarom, alleen dáárom, duldde hij nu alles. Tegenover elke teleurstelling stelde hij dat enig groot genot, als sterk genoeg om al het overige te vergoeden.

En toch, in uren van reactie en ontmoediging, was hij zich wel bewust van al 't gevaarlijke en onvoldoende van deze incomplete liefdes- en levensopvatting. Hij voelde soms scherp hoe demoralizerend het op hem werkte en dat hij wellicht niet in staat zou zijn het als een blijvende toestand te verduren. Wat zou er dan gebeuren? Een liefde die eenmaal laag gedaald of gebanaliseerd is., kan men nooit geheel meer louteren en hoog doen stijgen. Zijn hoop, zijn enige, laatste, grote hoop, was dat er nu een kind zou komen, dat haar, en hem, en heel hun gezamenlijk leven als het ware om zou wentelen. Hij hoopte 't vurig, doch het kwam maar niet.

Intussen had hij nieuwe eer en roem verworven met zijn kunst. Hij had zijn schilderij van 't aardig, kleurrijk huisje op de rode zandheuvel tegen de boskant naar een tentoonstelling in Duitsland gezonden, en zó groot was het succes geweest, dat een commissie het haast dadelijk tegen heel hoge prijs had aangekocht voor een van de grote rijksmusea. Dit was een dubbele triomf voor Alfred. Het vestigde definitief zijn naam als vermaard landschapschilder in het buitenland, en ook in zijn eigen huiselijke kring wekte 't nu eerbied en ontzag voor zijn kunst. Met een scherp gevoel van genoegen kwam hij leukweg het groot onverwacht nieuws aan Florence en haar moeder vertellen. Zij móésten nu wel goedkeuren en waarderen. Mevrouw de St. Mars knikte herhaaldelijk en plechtig met het hoofd, en Florence kwam hem teder omhelzen. Maar wat de kroon op alles zette was een decoratie in een Duitse ridderorde, die hij, nog meer onverwacht, op een ochtend, enkele dagen na de aankoop van zijn schilderij, ontving.

Mevrouw de St. Mars kreeg plotseling een kleur als van hoge congestie, toen zij 't mooie lint met het schitterend kruis uit het doosje zag halen, en Florence uitte haar trotse vreugde in handgeklap en juichen, terwijl zij opvloog van haar stoel om Alfred te omhelzen.

[pagina 1177]
[p. 1177]

- Ah! ça c'est bien, c'est très bien. Du moment qu'on te distingue de la bohème artistique, c'est tout à fait comme il faut et bien porté, verklaarde plechtig mevrouw de St. Mars.

Alfred glimlachte. In zichzelf had hij een kalme minachting voor die banale eerbewijzen, welke eigenlijk een artiest, die 't nobelste van zijn ziel en lichaamskrachten voor zijn kunst ten beste geeft, gelijk stellen met een fabrikant die gedurende zoveel jaren zoveel honderden of duizenden arbeiders voor hem heeft doen werken, of met een militair die zoveel mensen heeft doen doodschieten, of met een ambtenaar die zoveel jaren na elkaar aan zijn lessenaar gezeten heeft, en steeds had hij die gelijkstelling beschouwd als het duidelijkst bewijs van de geringschatting waarmee de regeerders van alle landen op hun artiesten neerzien; maar nu, in zijn afzonderlijk geval, deed het hem goed, werkelijk goed, en hij nam zich voor desnoods af en toe die waardeloze onderscheiding als een wapen tegen de verwaande hoogmoed van mevrouw de St. Mars te gebruiken.

Middelerwijl liep de zomer ten einde. De nachten werden kil, ochtenden en avonden hulden zich soms in grijze misten. De wilde wingerd stond rood als bloed tegen de zuidkant van Far-West, en langzaam begonnen de toppen van de linden te gelen, en de hoogste takjes van hun kruinen te ontbladeren.

De jacht was geopend, en de beide ouders: meneer Melville en baron de St. Mars, alle twee hartstochtelijke jagers, waren op het buiten gelogeerd. Alfred, die geen jager was, zag hen enkel 's ochtends aan 't ontbijt, en 's avonds aan en na 't diner. Overdag hoorde men de bossen galmen van hun schoten, en bij hun terugkomst hadden zij eindeloze verhalen over wild en jachtgebeurtenissen. Alfred, niet ontevreden over hun gezelschap, nam ze soms met belangstelling, als 't ware bestuderend op. Zij kwamen hem voor als twee grote oude mensen die plotseling weer kinderen geworden waren, en heerlijk zich met kinderspelletjes konden vermaken. 't Was of er werkelijk voor hen niets anders meer bestond dan jacht en jagen. Meneer Melville vergat er zijn ernstige handelszaken voor, en de baron kon veertien dagen aan één stuk naast zijn vrouw buiten blijven, zonder eenmaal zijn

[pagina 1178]
[p. 1178]

‘cercle’, waar hij anders elke avond speelde, te bezoeken. Alfred moest erom lachen en kon soms niet nalaten ietwat de draak met hun hartstocht te steken.

- Tu sais, père, j'ai vu au moins une demi-douzaine de bécasses, hier, au coucher du soleil, à l'orée du grand bois de hêtres!...

Zij geloofden hem, kinderlijk-naïef lichtgelovig in hun overdreven sportliefhebberij, en opgetogen gingen zij de volgende avond naar de aangeduide plek, waar zij natuurlijk niets aantroffen. Maar op een middag kwamen zij thuis met een vangst waarop Alfred hen in 't geheel niet afgespeurd had, en waarover hij diepe smart en ergernis voelde: vier wilde eendvogels, geschoten in de vijver, vier van die lieve eendjes die hij op een van zijn doeken geschilderd had, en die hem telkens bij het eilandje gezelschap kwamen houden, geduldig wachtend op zijn aftocht om in 't oeverriet te komen slapen.

- Hoe is 't toch mogelijk, papa! riep hij haast huilend, rood van verontwaardiging en boos als een bedorven kind waarvan men 't speelgoed heeft vernield. - Het zijn hier mijn enige vriendjes en ik houd ervan alsof het kinderen van me waren!

De beide ouders, zeer verwonderd over die onverwachte teergevoeligheid, maakten hun excuses en beloofden hem dat het niet meer gebeuren zou; maar Alfred was ontroostbaar bedroefd, en al de ergernis van de laatste tijden, die hij slechts na zoveel strijd en moeite onderdrukt had, kwam stormend en dreigend weer in hem op. Hij had luidkeels kunnen snikken en huilen, hij had het uit willen schreeuwen en razen van toorn, en schelden op hen allen, schelden op de domheid en barbaarsheid die te allen kante zijn leven drukte en knelde. Slechts met overgrote inspanning hield hij zichzelf in bedwang.

- Laat mij dan toch tenminste rustig dat éne hoekje! kreet hij, gans sidderend, met schor-bevende stem en tranen in de ogen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken