Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 90]
[p. 90]

VI

Zoals vanzelf spreekt, had hij bij boer Kneuvels zijn dienst opgezegd. Hij was nu rijk genoeg om als eigen baas te werken; en bijna dadelijk deed zich een uitmuntende gelegenheid voor. Een boerderijtje met één paard, behorende aan de baron, mejonkvrouw Anna's vader, kwam tegen kerstdag te huur. Het was er lief gelegen op de grens van de vruchtbare bouwlanderijen en van de malse weiden, met een lange, mooie olmendreef naar de hoge zandweg op de golvende vlakte van een beukenbosje achter schuur en stallen. Deze waren nog met stro gedekt en eigenaardig overdakt als in de oude tijd; de uitgestrekte boomgaard stond vol oude, knoestige fruitbomen, sommige zo grillig kromgegroeid dat de ruige stammen als kronkelende grauwe slangen over 't gras schenen te kruipen; en 't woonhuis was geheel geschilderd in de teerste rozekleur, met een zwarte plint langs onder aan de muur en blinkende wit-en-rode vensterluikjes, de kleuren van 't kasteel. Midden op het dak prijkte een klein, grijs, houten torentje met een klokje.

- Hoast ou, toe, goa d'r mee mejonkvreiw Anna over spreken ier dat er nog ander liefhebbers komen, had Alfons tot Rozeke gezegd, zodra hij hoorde dat het boerderijtje zou beschikbaar komen. En op een ochtend, op haar uiterst best gekleed, trok Rozeke naar het kasteel en vroeg er om een onderhoud met jonkvrouw Anna.

De knecht die haar ontving zette een bezorgd gezicht.

- 'k Wete niet of da mejonkvreiw op 't kastiel es en of g' heur wel zilt keune zien, zei hij.

Hij bracht haar door de ruime, witmarmeren vestibule, die vol bloemen en sierplanten stond, en waar een grote, glinsterende kachel brandde, in een kabinetje met oude kasten en blauw porselein aan de donkere wanden en verzocht haar

[pagina 91]
[p. 91]

eventjes te wachten.

Rozeke, sterk door de prachtige omgeving geïmponeerd, nam plaats bij 't enige venster en keek tussen de zware, bruine gordijnen naar buiten. Zij zag het glooiend grasveld met de grote vijver, waarop stille zwanen dreven, een hoekje van 't bordes, met de stenen leeuw in wakende rust op de breed-arduinen balustradepijler; en verder, onder de reeds ontbladerde hoge bomen, de lief-rode gebouwtjes van tuinmanshuis, remise en stallen. Vlak vóór haar lag de statige beukendreef waardoor zij was gekomen en gans in het verschiet, over de groene en bruine golving van de najaarsvelden onder effen-grijze hemel, ontwaarde zij de dichte, donkere kruin van een andere dreef: die naar het, van hier onzichtbaar, lieve boerderijtje leidde, waarnaar zij vragen kwam. - Stil, benauwend doodstil leek het groot, plechtig kasteel van binnen. 't Was of geen mens erin bewoog of leefde en een bijna angstige beklemdheid maakte zich langzaam van Rozeke meester. Is dát het vrolijk leven van de rijke mensen die op kastelen wonen? dacht zij; en zij vond dat zware stilte, benauwende plechtigheid, die zij overal om zich heen voelde, niets paste bij mejonkvrouw Anna's lief en vriendelijk en opgewekt karakter.

Zacht ging de deur open en mejonkvrouw Anna, geheel in 't zwart gekleed, kwam te voorschijn.

- Dag mejonkvreiwe, zei Rozeke, met haar vriendelijkste glimlach en van emotie hoogkleurende wangen opstaande. Maar die ontroerde glimlach veranderde in een uitdrukking van onthutste verwondering, voor het heel onverwacht bedroefd en bleek gelaat waarmee haar voorname vriendin op haar toetrad.

- Mejonkvreiw Anna!... wa scheelt er? Zij-je ziek dan? vroeg Rozeke verschrikt.

- 'n Beetje Rozeke, ik ben niet heel wel geweest, antwoordde neerslachtig de jonkvrouw.

Zij ging zitten, wees Rozeke op haar stoel terug en vroeg wat zij verlangde.

Rozeke vertelde 't haar.

- Ik zal er aanstonds met papa over spreken; dát zal hij mij waarschijnlijk niet weigeren, zei ze bijna bitter.

[pagina 92]
[p. 92]

Rozèke dankte, maar wist nu verder geen woord meer te zeggen. Die droeve, strakke houding, die donkere kleren, die wanhopig-weemoedige ogen van haar mooie, eertijds zo opgewekte en levenslustige beschermvriendin verlamden haar de woorden in de mond en ontroerden haar inwendig tot een medelijden, dat haar tranen in de ogen bracht. Van de reden van haar bezoek durfde zij helemaal niet verder spreken, wel voelend dat de geest van de jonkvrouw met heel andere dingen bezig was; en eensklaps kon zij zich niet langer bedwingen: echte droefheidstranen kwamen in haar ogen en zij vroeg met bibberende lippen, in gehorte woorden:

- Mejonkvreiw Anna... 'k zie da ge triestig zijt... kan ik niets veur ou doen?... kan ik ou nie helpen?

Een schielijke, teer-rode kleur bloosde even vluchtig over de bleke wangen van de jonkvrouw en haar fijne witte tanden trilden zenuwachtig op haar onderlip, terwijl zij blijkbaar alle moeite deed om haar eigen, aanstekelijk-opwellende tranen te weerhouden. Twee, drie korte, vlugge zuchten golfden onstuimig uit haar keel en haastig haalde zij haar zakdoek uit en drukte hem op haar ogen, hoofdschuddend, dof snikkend:

- Nee nee nee, Rozeke, gij kunt niets voor mij doen.

En Rozeke zat daar en staarde, roerloos, als verslagen. Zij durfde niets meer vragen, maar zij voelde, zij raadde instinctmatig, dat het liefdesmart was, waaronder de jonkvrouw leed. Zij had ook in de laatste tijd wel vagelijk iets gehoord: dat er eerst plannen waren voor een huwelijk tussen jonkvrouw Anna en haar neef, maar dat haar ouders - om welke reden wist men niet - er zich op 't laatste ogenblik, toen het engagement al haast publiek was, tegen verzet hadden. Zoveel was zeker, dat de jonge neef op een ochtend plotseling het kasteel verlaten had en er sinds niet meer was teruggezien.

- Och Hiere, mejonkvreiwe, da pakt mij toch aan 't herte da 'k ou azeu zie schriemen en da 'k niets veur ou 'n kan doen, klaagde Rozeke, met innig medelijden het diepbe-droefd meisje aanschouwend.

De jonkvrouw schreide en snikte stilletjes, haar mooie, slanke, witte handen bevend op de fijne zakdoek vóór haar ogen,

[pagina 93]
[p. 93]

haar vermagerde, bijna puntige schouders zenuwachtig op en neer schokkend; en Rozeke hoorde, door haar snikken heen, het rammelen van haar holle maag, als van een ongelukkige, arme vrouw, die niet genoeg te eten heeft.

- O mejonkvreiwe, ge 'n meugt ou toch nie loate veroar-moen; ge moet koeroaze hên en ou beter voên, streelde Rozeke, zelf van ontroering weer schreiend. - O, da 'k toch moar iets veur ou 'n kon doen, mejonkvreiwe, gij die zelve altijd zeu goed en zeu broave veur mij geweest hét!

- Merci, Rozeke, 'k weet het, ge zijt goed, zuchtte de jonkvrouw.

- Belooft-e mij da ge 't mij vragen zilt às ik oeit iets veur ou kan doen? drong Rozeke aan.

- Ja, Rozeke, ja, ik beloof het u.

De jonkvrouw stond op, kropte met inspanning haar tranen terug, streek met haar bevende hand over 't voorhoofd.

- Ga nu, Rozeke, zei ze met zwakke stem. - Ik heb zo'n hoofdpijn. Ik zal er papa over spreken en mijn best doen dat ge 't boerderijtje krijgt.

- O, merci, merci, mejonkvreiwe, dankte Rozeke. - 'k Zal veur ou bidden, mejonkvreiwe, omda ge were zoedt gelukkig worden.

Zij greep plotseling 's meisjes hand, drukte er een vrome, vurige kus van onderdanige liefde op, en verliet het somber kamertje.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken