Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 298]
[p. 298]

XLVIII

Toen kwam er grote kalmte in Rozekes zo lang geschokte leven. De harde strijd, die veel van haar had weggerukt, was plotseling uitgestreden en daar zat ze nu, alleen en zwaar beproefd, maar eindelijk toch verlost en vrij, met een gevoel van zekerheid en vrede, in 't instinctief besef dat 't ergste was geleden, dat zij niet langer meer de speelbal van een wreed en grillig noodlot was, en voortaan zelf iets aan haar verder leven schikken kon.

Haar verder leven... Zij was pas tweeëndertig,... en tweemaal weduwe met drie kinderen; - twee waren er bij de geboorte gestorven -. Dat stond vóór haar als een baken, als een vast bereikt doel. - Zij zou niet meer hertrouwen; zij zou voortaan uitsluitend voor haar kinderen leven...

 

En 't leven ging opnieuw zijn trage, stille, dagelijkse gang; en weken werden maanden; en maanden werden jaren, met hun afwisselende seizoenen en natuurlijke gebeurtenissen. - Haar vader stierf; velen om haar heen verdwenen, die lange jaren met haar hadden meegeleefd. Haar broers en haar zuster waren getrouwd en hadden ook reeds kinderen; en haar eigen kinderen werden allengs groot en volwassen en zijzelf voelde zich langzaam aan een oudje worden...

Een oudje dat het nieuwere niet steeds begreep of liefhad en weldra meer en meer terugleefde in herinneringen van vroeger...; een oudje, dat trapsgewijs de toekomst weer heel anders worden zag dan ze zich die gewenst en voorgesteld had.

Vroeger was het haar hoop en haar wens, haar innigste illusie geweest, dat haar oudste zoon geen boer zou worden. Hij zou onderwijzer worden, zoals meester Cattoir, bij wie hij zo goed leerde. Maar met de dood van Alfons was ook die

[pagina 299]
[p. 299]

illusie in haar gestorven en zij had wél gehoopt dat hij bij haar terug zou komen en in zijn vaders plaats de boerderij beheren.

Te laat! - Hilaire voelde afkeer voor 't boerenbedrijf. Hij had, tegen haar zin, zijn studies doorgezet en weldra een plaats als hulponderwijzer op een verafgelegen dorp gekregen. Hij trouwde er en had kinderen en Rozeke zag hem slechts zelden meer; en wanneer zij hem nog zag was hij bijna als een vreemde voor haar; een vreemde, die een deftige taal sprak, als destijds meester Cattoir; een vreemde die bij haar kwam met een vreemde vrouw en met twee vreemde kinderen: een heertje en juffertje, die de vreemde, ongewone namen droegen van Adhémar en Bérénice en ook diezelfde, vreemd-deftige taal spraken en met een soort wantrouwen haar de handjes gaven alsof zij ook voor hen een totaal vreemde was.

En dan Marietje! - Marietje, door de zorgen van jonkvrouw Anna bij de nonnetjes in 't klooster opgevoed, had het klooster ook niet meer verlaten. Sterker nog dan haar broeder voelde zij een afkeer voor haar oorsprong en toen zij achttien jaar was en over haar toekomst moest beslissen, had zij verklaard non te willen worden. Niets was bij machte geweest haar van dit vast voornemen af te brengen; en nu was zij non, nu liep zij met het wit kornetje en het zwarte kleed in 't klooster; nu was zij van de ganse wereld, van haar vroegere vrienden en verwanten en ook van haar moeder voor altijd gescheiden; en zelfs haar naam had zij verloren; in plaats van Marietje van de Weghe, kende men haar nu nog enkel onder de naam van soeur Vincent-Perpétue!...

Soeur Vincent-Perpétue...! Rozeke kende haar niet meer. Ook met haar had ze geen voeling meer; ook zij, haar enige dochter, de dochter van Alfons, was een vreemde voor haar geworden. Soms kwam zij op de boerderij en sprak dan over dingen die Rozeke niet goed begreep of die haar kwelden of verveelden: over de ziel, over de eeuwigheid, over het enig ware katholiek geloof. Rozeke was godvruchtig, zij was het steeds geweest, maar 't ergerde en sarde haar dat dat kind, die dochter van haar, er meer van, weten en er wijzer over spreken wou dan zij: 't verveelde haar. - En in haar

[pagina 300]
[p. 300]

eenzaamheid had ze nog slechts haar jongste zoon, Arie, Smuls kind, een goede, brave, maar ietwat slappe en karakterloze jongen, die in niets leek op zijn vader; een jongen die iets goedig-onbeduidends en onverschilligs over zich had; die machinaal zijn werk verrichtte en ook geen verdere ambitie had dan het machinaal betrachten van zijn alledaagse plicht; een jongen die ook alweer, op heel andere wijze, als een vreemde naast haar leefde.

Allen vreemden, onverschilligen... Rozeke voelde haar grote eenzaamheid en leefde ver en wijd buiten haar bekrompen, dagelijkse kring in de herinneringen van 't verleden. - Dat was geweest, dat had bestaan, groot en sterk, vol smart en liefde; en 't tegenwoordige was niets dan kleurloze eentonigheid. Zij allen die ze goed gekend had en waarvan de meesten nu sinds lang verdwenen waren, herleefden voor haar geest, doch slechts heel even: allen verzwonden weer, nietig en klein, verschrompeld door de dood, uiteengewaaid als stof onder een windvlaag,... maar twee bleven er telkens over, eeuwig jeugdig, eeuwig fris en eeuwig schoon; twee die zij zo kort, o, zoveel te kort en toch zó innig had liefgehad: haar man en jonkvrouw Anna!

Die alleen leefden, lééfden steeds intens voor haar! - Met die twee leefde zij zelf in voortdurende gemeenschap. Zij zag in zalige verrukking hun welbekende gelaatstrekken en hoorde steeds hun geliefde stem. En 't kwam haar voor alsof zij die, en alleen die onder hen allen, terug zou vinden zoals zij hen gekend had, in al de jeugd en al de schoonheid van hun mooiste jaren, die dan voor altijd zouden blijven duren...

Het werd een teer en zacht verlangen, een innige, vurige hoop, die in de vergetelheid van al het tegenwoordige, haar verleden met haar toekomst weer verenigde. - Het werd een troost, een vast geloof, een sterke zekerheid; het was iets dat zij ieder ogenblik tegemoet ging, dat elke dag steeds dichterbij in haar bereik kwam;... 't was iets... dat zij weldra bereiken zou.

Zij wachtte en verlangde,... uren en uren lang zat zij er soms, starend in haar eenzaamheid, over te peinzen, te mijmeren. Zij zag hen, zij hoorde hen, een broze wand hield haar nog maar gescheiden van het ideale oord waar zij nu

[pagina 301]
[p. 301]

beiden en samen, jeugdig en schoon, gelijk in 't nieuwe leven en gelijk in heerlijkheid op haar zaten te wachten en waar haar plaats tussen hen bewaard bleef.

In serene zaligheid voelde ze 't komen;... haar wezen was van deze aarde haast niet meer. Nog één stapje, nog één ogenblikje wachten... en zij was er...

Zij kwam er, zij was er eindelijk, op een stille, rijke, gouden najaarsmiddag. De aarde was als een paleis van ongestoorde weelde, als een voorhal van het paradijs, voor 't laatste afscheid. Alles was zo stil, zo heilig-glanzend zacht en stil. - Zij lag te bed, met open ramen in die rijke heerlijkheid, als om ineens ver-weg te kunnen zweven naar het goddelijk, onbekende oord, waar zij sereen gelukkig op haar wachtten. Haar kinderen en kleinkinderen stonden om haar heen, doch niemand weende. Zij zagen het geluk van de verlossing op haar kalm gelaat.

Zo ging zij heen... En toen de laatste zucht gegeven was, kwam een onuitsprekelijk zachte glimlach over haar trekken...

Haar ziel en haar geest, de gelouterde essentie van haar ganse wezen was bij hem en bij haar... haar man en haar vriendin,... in onverstoorbaar geluk,... voor altijd,... in het eeuwige...

 

afsnee-aan-de-leie, 15 augustus 1905


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken