Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 318]
[p. 318]

III

Meneer Vitàls nieuw leven was begonnen en de eerste weken waren vol verrukkende verrassingen. Hij was eerst bang geweest voor te veel vrije tijd, voor gebrek aan bezigheid; maar alle dagen waren tot nog toe zo goed bezet, dat die vrees al dadelijk week, terwijl hij meer en meer tot de overtuiging kwam, dat het hem integendeel veel moeite, inspanning en wilskracht kosten zou, zelfs later de nodige gelegenheid en rust te vinden, om zijn onderbroken studies voort te zetten en te beëindigen. Dit bleef niettemin zijn vast voornemen. Hij wilde zijn diploom van advocaat bezitten, wel niet om in de praktijk te gaan, maar om het althans te hebben als een eretitel, uit een gevoel van trots en eigenwaarde tegenover zichzelf en de wereld. Maar de dagen, de weken en weldra ook de maanden verliepen, en van studeren was geen sprake meer. Zijn boeken en tijdschriften lagen op elkaar gestapeld in een la van zijn werkkabinet, hij zag ze en bevoelde ze haast elke ochtend, hij nam ze soms ter hand en doorbladerde ze even, met van inspanning gefronste wenkbrauwen enkele paragrafen lezend; maar hij voelde dat hij er reeds uit was, hij raakte er elke dag meer en meer uit en in zijn geest kwam een soort onvermogen, een soort ankylose van zijn hersens, terwijl een toenemende afkeer van de studie, die somtijds tot walg steeg, hem in kwellende machteloosheid neerdrukte. Hij schudde zuchtend 't hoofd en keek naar buiten, waar het lieve zomerweer zo machtig lokte, hij sloeg weldra zijn boeken dicht en schoof ze diep weer in de la, niet langer in staat de bekoring te weerstaan. Ach neen, het ging niet, het gedwongen werken in een duffe kamer, terwijl buiten de vogeltjes zongen en de bloempjes geurden; hij stond maar op, ontstak een pijpje, zette een pet op en ging wandelen in de tuin. Waarom ook zou hij zich nog nutteloos

[pagina 319]
[p. 319]

geweld aandoen? Het hoefde immers niet, er was nu tijd genoeg voor hem; en op een ochtend besloot hij naar zijn cahiers en boeken niet meer om te zien voordat de korte, slechte winterdagen hem gedwongen zouden thuiszetten. Dan zou hij vanzelf wel weer aan de studie gaan, dan zou er geen afleiding meer zijn, dan zou hij niets anders meer te doen hebben. En zo gaf hij zichzelf opnieuw vakantie tot de winter, in volle vrijheid zonder zorgen, om nog eens goed en ruim, gedurende enkele weken, te genieten van alles wat hij tot nog toe, in zijn tamelijk kleurloze, financieel bezwaarde jeugd, had moeten ontberen.

Hij had een rijwiel, waar hij eerst veel mee uitreed; maar dit leek hem nu wel wat te schraal in zijn gefortuneerde positie en hij kocht zich een automobiel. 't Was ook zo inspannend en vervelend dat aanhoudend trappen en schokken over de straatstenen. Met de automobiel huurde hij ook een jonge chauffeur. De oude keukenmeid had zelf reeds, al spoedig na 't vertrekken van Flavie, voor een tweede meisje - een jong nichtje van haar - gezorgd.

Nu reed meneer Vitàl er maar de ganse dag lustig op los. Het nieuwe van de pret, 't gezellig snorren van de motor, het zachte veren van de banden, het heerlijk vliegen door de wijde ruimte, 't was alles een en al verrassing en verrukking! Hij voelde zich alsof hem plotseling sterke vleugelen waren aangegroeid, hij was geen ogenblik meer gebonden aan een vaste plek; hij was hier en daar in een minimum van tijd; hij nam, in minder dan één halve dag, het beeld en 't leven van een ganse landstreek in zich op. Het gaf hem iets wilds, iets rusteloos, iets uitgelatens, iets dat vroeger helemaal niet in hem was. Hij had al sinds lang in de stad een vriendinnetje - een gewezen café-concert-zangeres - en hij kon haar nu naar hartelust bezoeken; maar ook zonder bij haar aan te gaan, voor een of andere beuzelarij, om een paar handschoenen, een doosje sigaretten of een dasje te kopen, nam hij zijn wagen en reed naar de vijfentwintig kilometer ver gelegen stad. Daar trof hij soms zijn vroegere vrienden aan, bleef met hen eten of inviteerde ze mee op zijn buiten; en bracht hen dan 's avonds terug naar de stad. Door hem kwam plotseling een heel nieuw leven en bewe-

[pagina 320]
[p. 320]

ging in het dorpje, al was het tot nog toe een leven dat erdoor- en langsheenvloog, zonder er zich bepaald in te mengen. Populair was hij nog lang niet, zoals Nonkelken geweest was, maar de mensen mochten hem toch wel, al kenden zij hem nog weinig, en hoopten maar, dat hij later zich vanzelf meer met zijn dagelijkse omgeving zou bemoeien.

Trouwens het begon reeds. Naarmate de zomer verstreek was de automobielpret aan 't afnemen en in 't najaar wilde hij gaan jagen. Daar had hij hulp en raad voor nodig, want hij wist er heel weinig van af en zo kwam hij vanzelf in aanraking met enige dorpsheren, die jagers waren. Meneer Van der Muijt, Nonkelkens vroegere dokter, hielp hem met de kennismaking. Hij stelde meneer Vitàl voor aan de kantonrechter, aan de notaris, aan de ontvanger, aan de stoker, de brouwer en nog een paar andere voorname heren, allen jagers. En die jachtkwestie bleek terstond een héél gewichtige en zelfs ietwat ingewikkelde zaak, waarover grondig diende nagedacht en beraadslaagd te worden. Meest al die heren, namelijk, bezaten hun jachtterreinen om en bij meneer Vitàls hofsteden en landerijen en vroeger hadden ze met Nonkelken een vriendschappelijk akkoord gesloten, waarbij zij wederzijds op elkanders gronden gingen jagen en op gemeenschappelijke kosten jachtbewakers en koddebeiers aanstelden. Dat had een tijdlang uitstekend gewerkt, maar de laatste jaren was, door Nonkelkens ziekte, het akkoord verbroken en ieder weer zijn eigen gang gegaan. De grote, belangrijke kwestie zou nu zijn de vroegere schikking op enigszins gewijzigde grondslagen, daar er nieuwe mededingers waren bijgekomen, weer tot stand te brengen.

- Doet er mee lijk of ge wilt, veur mij es alles goed, zei meneer Vitàl.

- A la bonne heure! In da geval moên we'n vergoarijnge beleggen, meende dokter Van der Muijt.

Meneer Vitàl dacht eventjes na, en eensklaps inviteerde hij, gulhartig:

- Wel... weet-e watte... Komt al tegoare bij mij dineren, we zillen 'n decisie nemen.

De dokter keek hem vrolijk, schalks knipogend aan.

- Tiens, l'idée n'est pas mauvaise, glimlachte hij. - Zal ik

[pagina 321]
[p. 321]

het aan die heren zeggen? Tegen wannier?

- Nen dag van toekomende weke,... dijssendag, weunsdag, as ge wilt, 't es mij iender.

- Entendu, zei de dokter, die steeds graag zijn gewoon Vlaams dialect met wat min of meer Franse zinnetjes doorspekte. - We vergoaren van den aovond in den Dobbelen Oarend en 'k zal ulder d'invitoassie meedielen. A propos, mesieu Vitàl, woarom 'n komt-e gij zelve noeit op stame-nee? Ge zoedt da ne kier moeten doen; vous rencontreriez de joyeux camarades?

Enigszins onthutst keek meneer Vitàl de dokter aan.

- 'k En weet 't nie, aarzelde hij. - 'k En hè doar lijk nog nie op gepeisd. 'k Zal meschien wel e kier komen.

- C'est ça, doet datte; vous nous ferez plaisir.

Toen de dokter weg was stond meneer Vitàl even roerloos na te denken. Hij schudde 't hoofd. - Neen, dat doe ik toch niet, dacht hij in zichzelf. En hij voelde ook reeds vage spijt over zijn tè spontane invitatie. Waarom ook had hij 't gedaan? Dat hoefde toch immers niet. En wat had hij ook aan die plotseling intieme omgang in zijn huis, met mensen waarvan hij enkelen zelfs niet van uiterlijk kende? Enfin, 't was nu te laat berouwd. Hij was wat onbesuisd geweest; in 't vervolg zou hij beter oppassen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken