Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 479]
[p. 479]

III

- Odon!... Odon...! Waar ben je?

- Hier, pa. Wat is er?

Langzaam, met een soort van weerzin, verscheen de jongen om de hoek van de veranda, waar meneer Dudemaine zijn pas aangekomen post zat na te zien. Odons bewegingen waren weer laks en slap als altijd; van al de opgewondenheid van de vorige avond bleef geen spoor meer over. In zijn rechterhand hield hij een lange hengelroede, waarmee hij in de vijver had zitten vissen.

Vóór meneer Dudemaine, die er zenuwachtig en ontsteld uitzag, lag een opengevouwen brief. Streng en droef keek hij zijn zoon strak aan, en vroeg hem, met een mat-gedrukte stem:

- Odon, heb je mij wel alles verteld, wat er gisterennamiddag met die schooljongens gebeurd is?

- Zeker, papa, antwoordde Odon, met eensklaps saamtrekkende wenkbrauwen en een zuur pruilgezicht.

- Ook wat er met die zekere Dieudonné de Doncker gebeurd is?

- Welja; met hem en met de anderen.

- Ja maar met hém, speciaal met hém. Heb je mij daar wel alles van verteld?

Een lichte kleur kwam over Odons bloedloze wangen, een weifeling beefde in zijn bleke ogen.

Hij troebleerde zich.

- Médard heeft hem 'n klap van de zweep gegeven, net als aan Bockstaele, zei hij.

- En wat heb jij hem gegeven? drong meneer Dudemaine halsstarrig aan. Kijk me eens aan! Zeg het eens!

- Hij had mij gesard en geplaagd! riep Odon. En zijn gezicht kreeg weer dezelfde vals-nijdige uitdrukking als de

[pagina 480]
[p. 480]

avond tevoren.

Meneer Dudemaine, driftig wordend, ondanks al zijn inspanning tot zelfbeheersing, klopte zenuwachtig met de vingers op de voor hem opengevouwen brief.

- Je hebt me nìet alles gezegd en je hebt mij voorgelogen! riep hij bits. - Je hebt iets lafs gedaan, Odon. Hier heb ik 'n brief van je directeur, waarin alles staat. 't Is waar, ze hebben je geplaagd, maar jij hebt je verraderlijk met een gevaarlijk voorwerp gewapend en door 't portier van 't rijtuig heb je 't die jongen in 't gezicht gepord. Hij is ernstig gewond, en 't scheelde niets of hij was een van zijn ogen kwijt. Het zal rechterlijk vervolgd worden, de ouders van die jongen gaan een klacht tegen je indienen; en nu hoef jij mij niet te komen zeggen dat je naar 't college niet terug wil gaan: je bent er weggezonden, en je weet het, 't is je gisteren onmiddellijk na je laffe daad medegedeeld. Met welk wapen heb jij die jongen zo verraderlijk in 't gezicht gestoken?

Odon zweeg. Stug en roerloos stond hij, met zijn hengel in de hand en zijn ogen strak ten gronde.

- Odon, hoor je mij niet? Ik vraag je met welk wapen je die jongen zo verraderlijk gestoken hebt? herhaalde meneer Dudemaine op hoogklinkende toon.

Maar Odon blééf zwijgen. Een strakke lijn van onwil sloot zijn dunne lippen en zijn ogen staarden van de grond niet af.

- Zal je 't eindelijk zeggen! gilde meneer, plotseling, met een vuistslag op de tafel, overeind springend... Maar vóór hij antwoord krijgen kon, was mevrouw reeds toegesneld, door het geluid van de hoge woorden dodelijk geschrikt; en haar enkele verschijning was voldoende om meneer Dudemaines ontvlamde toorn te stillen: hij haalde wanhopig zuchtend de schouders op, raapte zijn brieven en papieren bij elkaar en verliet de veranda, door een wenk zijn vrouw verzoekend hem te volgen... Zij volgde hem, angstig en bevend, en in een afgezonderd hoekje van het park hadden zij een langdurig gesprek, hoe zij het zouden aanleggen om Odon zijn schuld te doen bekennen.

- Laat mij dat doen, laat mij dat doen, smeekte mevrouw;

- aan mij, met aandringen en zachtheid, zal hij het eindelijk wel zeggen.

[pagina 481]
[p. 481]

- Maar wat moeten we nu met hem beginnen; hij is smadelijk uit de school weggejaagd! jammerde meneer.

- Er zijn nog andere scholen, poogde zij te troosten.

Hij schudde 't hoofd en zuchtte zwaar en weldra kwam hij langs een omweg in 't kasteel terug, opzettelijk Odon vermijdend, die onverschillig-kalm, alsof er niets gebeurd was, reeds weer bij de vijver aan 't hengelen zat. Hij ging naar boven en sloot er zich op in zijn kamer, de handen in de haren, het voorhoofd en de slapen saamgefronst van rimpels, met halsstarrige wilskracht de tergende belediging van Odons onhebbelijkheid uit zijn geest verbannend, om zich opnieuw, ver van alle stoornis en ontstemmende hindernissen, in de onontwarbare doolhof van de Genèse Universelle als in een voor anderen ontoegankelijke veiligheidshaven terug te trekken.

Ondertussen was mevrouw Dudemaine naar Odon toe gekomen.

- Vang je iets? vroeg ze zacht, met geveinsde belangstelling naar zijn hengelroede kijkend.

- Praat zo hard niet, mama, en kom niet zo dicht bij 't water; de vissen zien u, antwoordde hij wrevelig.

Bedeesd schoof ze zich achteruit, heel stil, en bleef er roeren sprakeloos staan kijken.

Het zwijgen duurde een hele poos.

Toen haalde hij langzaam, met een gelijkmatige haal zonder schokken, zijn hengel naar boven, en een mooie vis met zilver-glinsterende schubben en rode vinnen, hing even spartelend aan het haakje in de lucht te kronkelen. Met een gekreun van genoegen maakte Odon de vis los en gooide hem naast zich op het korte gras, waar hij nog een tijdlang heen en weer bleef slaan en wippen.

Onmiddellijk nam mevrouw de gelegenheid te baat:

- Odon, papa is boos en bedroefd; erg boos en bedroefd.

- Kan ik het helpen! bromde de jongen, met ingespannen aandacht een klein wormpje aan zijn hengel vasthakend.

- Ja, je kunt het wel. Waarom heb je geweigerd aan papa te zeggen met welk wapen je die... die hoe heet hij ook?... die schooljongen De Doncker in 't gezicht gekwetst hebt?

- Dat was geen wapen, antwoordde hij kort en misnoegd,

[pagina 482]
[p. 482]

met een zwaai van de lange roede het vastgemaakte lokaas in het water zwiepend.

- Wat was het dan?

Odon zweeg, de wenkbrauwen gefronst, de ogen strak op 't dobberend kurkje.

- Zeg, Odon, wat was het? Mij kan je dat toch wel zeggen? herhaalde mevrouw met haar zachte, matte, droeve stem.

- Ach! riep hij, en schokschouderde ongeduldig. En eensklaps, met een nijdige dwarsblik, terwijl het rood der gramschap zijn wangen kleurde:

- 't Palingijzer, dát was het! riep hij woedend. - En laat me nu met rust niet waar! Anders kan ik van heel de morgen niets meer vangen!

Stom-verschrikt deinsde mevrouw Dudemaine achteruit. Wat! Hij had het palingijzer in die jongen zijn gezicht gepord! Dat wrede tuig, die scherpe, kleine, ijzeren drietand met weerhaken, waarmee zij Médard verboden had te vissen, omdat ze 't zo barbaars vond!...

Zij werd er koud van en haar benen trilden. Zoiets kon ze toch niet verkroppen; zij móést erover spreken, 't was haar moederplicht.

- O, Odon, begon ze, schaam je, schaam je, dat je zulk een verraderlijk moordtuig hebt durven gebruiken. Zeg dat het je spijt, Odon, en dat je 't nooit meer doen zult.

- Ze moesten mij maar niet sarren! was zijn stug en onmeedogend antwoord.

- Odon, ik verbied je, ik verbied je...

Zij kon niet eindigen. Plotseling vloog hij op, gooide met een woedekreet zijn hengelroede ver in 't water, schopte de halfdode, reeds gevangen vis er achterna en holde razend weg, driftig hoofdschuddend en armzwaaiend.

- Odon! Odon! gilde zij, in plotse angst hem narennend.

Maar zij kon hem niet inhalen; hij was al weg, langs achter buiten, in de velden, en als uitzinnig liep ze naar het huisje van Médard toe, snikkend:

- Toe, Médard, haast je, haast je, Odon is weggevlucht, haal hem in, er zal hem een ongeluk overkomen!...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken