Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 611]
[p. 611]

XXXIII

Na de begrafenis, toen de dorpsnotaris 't testament had voorgelezen, waarbij Sidonie en haar twee kinderen alles erfden, kwamen zij, na zijn vertrek, met hun drieën, hun eigendom in bezit nemen. Nu was de Warande wel voor goed en voor altijd gesloten, en Sylvain, die ook reeds zijn ontslag als onderwijzer ingezonden had, ontving als een nieuwe leenheer de welkomstgroeten en gelukwensen van zijn onderdanen. Het dienstechtpaar overhandigde hem al de sleutels en hij ging er dadelijk mee in de kamers en vertrekken rond, terwijl zijn moeder en Zulma, van hun kant, allerlei begonnen te beredderen.

Evenals Zulma was Sylvain groot en fors opgegroeid, een donker type met sterk geaccentueerde gelaatstrekken. Hij had een mooi, blank voorhoofd, sierlijke wenkbrauwen, koeldonkere ogen, een fijne rechte neus en een prachtige, volle, zwarte, waaiervormige baard. De manier waarop hij zijn lippen kon dichtknijpen deed hem op zijn vader lijken, en hij werd reeds zwaarlijvig, fiks en bijna achterover recht van houding, met statig vooruitstekende buik.

Hij ging, en keek, en voelde, en keurde, met ernstig saamgetrokken wenkbrauwen, gewichtig als een burgemeester op inspectiebezoek. Hij koos alvast zijn kamers uit - de mooiste van het Landjuweel - maar liet er niets van merken, toen Zulma en zijn moeder hem daar in zijn heimelijke schikkingen kwamen verrassen. Zwijgend ging hij verder, naar het vroeger studeervertrek van meneer Dudemaine, alwaar hij zich, als in heiligdom, even opsloot. Ook dit zou zijn kamer worden, waar de vrouwen zelfs geen toegang moesten hebben. Hij keek naar de wanden vol boekenkasten, nam enkele delen in de hand, doorbladerde ze vluchtig, zette ze weer op hun plaats. Hij opende de grote lessenaar, doorsnuf-

[pagina 612]
[p. 612]

felde stapels papieren, de bergen documenten en artikels van de Genèse Universelle. Een stille grijnslach van misprijzen zweefde om zijn lippen. Hij schoof de rommel in een hoek, putte dieper, haalde een kistje sigaren, en nog een, en nóg een, te voorschijn. Hij opende die één voor één, onderzocht de inhoud met de grootste aandacht, maakte eindelijk, na gewichtige aarzeling, zijn keuze, en stak op. De lichte blauwe rook steeg als een fijne wierook om zijn mooie, zwarte baard. Hij kneep de ogen dicht, haalde de sigaar uit zijn mond, zwaaide die, even fijnproeverig snuivend, onder zijn neus heen en weer. Toen vond hij ook meneer Dudemaines oud geldkistje, waar Odon destijds zo vaak uit graaide. Verwonderd keek hij op; er lag nogal wat in; bankjes, goud en zilver. Hij keek eens vluchtig naar de deur, of hij daar ook soms iemand hoorde; en kalmpjes dan, de sigaar weer in de mond, de ogen half geknepen voor de hinderende rook, ledigde hij zorgvuldig de inhoud van het kistje in zijn zakken en deed de lessenaar weer op slot.

Toen ging hij naar een van de heldere ramen, die uitzicht hadden op het prachtig park en trok het open, en bleef er een lange poos staan, als in verrukte contemplatie.

De lieve lente was nog eens over het Landjuweel geboren. Het nieuwe leven jubelde te allen kante uit, als iets ontembaars, dat er altijd was geweest en nu ook weer eensklaps moest en wilde komen. Het kwam, het was er; lichtgroene vegen lagen over de zolang dorre heesters, de oude lariksen staken hoog hun fijne, fiere kanten mouwen tegen de teerblauwe hemel uit, het gras was tintelend vol witte en gele bloemesterretjes, de vogels kweelden en de vissen speelden, en in Sylvains gemoed juichte een hete geestdrift op, een zwoel verlangen naar bezitten en ook eindelijk genieten, van alles wat hij tot nog toe had moeten derven. Zijn ogen glinsterden, als van een roofvogel, die ten slotte toch zijn langbeloerde prooi zal in de klauwen grijpen; zijn adem joeg, zijn gestalte helde achterover en zijn buik bolde naar voren, als een pantser van genoegen en bevrediging... Genieten! genieten! Het mooie leven, het volle leven zou hij, naar zijn eigen zin, hier op zijn beurt genieten! Wee hun die hem nog in de weg zouden durven staan! Hij zou ze verbrijzelen, ver-

[pagina 613]
[p. 613]

nietigen! Zijn zin, en geen ander, zou als wet hier gelden. Zulma was sterk, maar tegen hem kon ze niet op. Ook zij zou moeten buigen. Genoeg had hij, door anderen achterafgezet, geleden. Thans was zijn beurt gekomen.

Een tik klonk op de deur, die hem even uit zijn genotvolle bespiegeling deed opschrikken.

- Wie es er doar? riep hij bars.

- Ikke; hè-je gij de sleuters van de wijnkelder? Woarveuren doe-je gij ou deur op slot? vroeg Zulma's zure stem.

Hij gaf geen antwoord, maar ging openen.

- Moet g'iets hên? vroeg hij kalm, met geknepen lippen.

- 'n Flassche wijn, w'hên dust, gee mij de sleuter.

- 'n Flassche wijn, herhaalde hij nog kalmer, met matte, bijna klankloze stem. Witten, of reuën?

Verbaasd, met ronde, boze ogen staarde zij hem aan.

Maar hij stoorde zich in 't minst niet aan haar boosheid en stapte vastberaden naar de kelder, zich nog even statig omkerend om haar toe te roepen:

- 'k Zal witten èn reuën meebrijngen. Ge keun kiezen.

- Kiezen! kiezen! bromde zij hem woedend na. - Hè-je 't gij hier meschien al alliene te zeggen!

In de kelder, bij het walmend schijnsel van een vetkaars, nam hij vlug de verschillende, goedgevulde hokken in ogenschouw. St. Julien 1893, Cantemerle 1893, Léoville 1881, Mouton-Rothschild 1881, Château Yquem, Graves, Sauternes, Nuits, Pommard, Romanée, las hij in 't voorbijgaan op de beschimmelde etiketjes. Hij nam een St. Julien en een Graves, en uit 't champagnehok haalde hij ook een half flesje Pommery et Greno, dat hij in een van de slipzakken van zijn jas verstopte.

- Voilà, zei hij, bovenkomend en de twee flessen aan Zulma, die nors op de drempel wachtte, overhandigend.

Zonder zich verder met haar te bemoeien, trok hij weer naar de studeerkamer, draaide de deur op slot en zette 't halfje Pommery op de grote lessenaar neer. Hij nam een gewoon waterglas, ontkurkte voorzichtig, zodat geen knal ontplofte en schonk zich in. Hij dronk, langzaam, slurpend, de ogen halftoe, alsof hij met het heerlijk, prikkelend vocht zich gorgelde. Zuchtend van genoegen smakte hij zijn snor droog,

[pagina 614]
[p. 614]

zette 't lege glas neer, vulde 't opnieuw, strekte diep in de la de hand uit naar de sigarenkistjes, om nu eens een ander merk te proeven.

Iets kwam met een der kistjes mee, een door een touwtje omwonden pakje, dat aan het spijkertje bleef hangen.

Wenkbrauwfronsend haakte Sylvain het pakje los en keek er naar: fotografieën! Bovenop, in een zilveren lijstje, een portret van Odon uit vroeger jaren. Lang staarde Sylvain, in de damp van zijn sigaar, op het konterfeitsel van de man die zijn vader was geweest en van wie hij zoveel onverschilligheid en zo weinig liefde had ondervonden. Toen opende hij langzaam het pakje en begon te bladeren.

Een hevig rood kwam op zijn wangen, een schorre kreet van toorn verkropte in zijn keel. Zijn moeder!... was dat werkelijk zijn moeder die zich tot zulke dingen had geleend! Vloekend, razend vloog hij op; al de schande van zijn oorsprong steeg hem als een gloed naar 't hoofd; hij scheurde de gemene dingen aan stukken, bespuwde en betrapte ze; en met het portret van de schuldige, zijn vader, holde hij naar 't raam en keilde 't verwensend in de diepte van de vijver.

Hij zag het zilverflikkerend in 't water plonsen en er even weer als een springvis uit opflitsen. Een ogenblik dreef het, licht als een kaart, over de gladde oppervlakte; en toen zakte 't langzaam scheef zigzaggend in de afgrond, naar de modderbodem.

- Verdome! kreet hij, met woedende ogen.

En bevend, alsof in dit kasteel, waar reeds zoveel smart en rouw gelegen was, ook plotseling een vloek van toekomst hém omdreigde, viel hij machteloos in meneer Dudemaines oude leunstoel neer...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken