Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.83 MB)

Scans (47.07 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1054]
[p. 1054]

II

De crisis was over. Toen hij de volgende ochtend ontwaakte, voelde hij zich gans buitengewoon fris van geest en opgewekt.

Wat was er eigenlijk gebeurd? 't Leek hem een droom, een nachtmerrie. Er was een vage schaamte in hem, maar bovenal had hij een gevoel van rust, van vrede, van zelfvoldaanheid, alsof hij een grote en lastige overwinning had behaald. 't Was hem te moede alsof de zo vurig begeerde Lena eindelijk de zijne was geweest en of dat nu zo voor altijd blijven zou. Hij voelde geen de minste jaloezie meer tegen Oscar, die toch haar lief heette te zijn, nu hij door Lena's moeder wist dat er voorlopig nog geen sprake was van met hem te trouwen en naar Amerika te gaan. Zij bleef dus waar zij was, bij hem, op de boerderij, en dat was hem nu op 't ogenblik voldoende; zij wist nu hoe dol verliefd hij op haar was; dat kon haar toch niet onverschillig laten; zij zou daar over nadenken, prakkizeren, tobben wellicht, erover spreken met haar moeder; en wat gebeuren moest zou gebeuren, later als het moment daarvoor gekomen was. Hij stond in haar leven, dat was en bleef de hoofdzaak, waar al het andere nu zou van afhangen.

Welgemoed ging hij naar de akker toe. Het was een goddelijke ochtend, vol zachte, wazige zonneglans en alom kwelend vogelgezang. Hij dacht nog weer aan 't zwoel gezang van de nachtegalen die hij 's nachts tevoren had gehoord, en die hem gekweld hadden en opgezweept in 't wilde bruisen van zijn hartstocht. Wat was het orgelend geluid van de leeuwerikjes, het zoet, mysterieus gekweel van de meesjes zoals hij het nu hoorde, eigenlijk toch lieflijker en rustiger om aan te horen!

Hij kwam op de vlasaard, waarop, evenals de vorige dagen,

[pagina 1055]
[p. 1055]

de lange wiedstersschaar als een bende grote vogels neergestreken zat. Hij hoorde ze van ver, gelijk ze meestal deden, onder 't werken rustig zingen en het deed hem goed dat te horen. Ook dáár was dus rust en kalmte, evenals in zijn eigen gemoed, na de heftige storm. Zij zwegen echter zodra zij hem zagen naderen en toen hij dichtbij was wensten zij hem allen de gebruikelijke goên dag. Hij beantwoordde hun groet en hield een praatje over 't mooie weer. Meteen sloeg hij, van terzijde, aandachtig de gezichten gade. Maar er was niets bijzonders aan te merken; allen waren zo gewoon mogelijk en Dikke Roze vertelde even een ondeugend grapje, zoals ze dikwijls deed wanneer ze goed geluimd was. Duidelijk was het, dat hoegenaamd niets de gelukkige stemming verstoord had, dat geen van allen iets vermoedde of gehoord had, van wat er 's nachts was voorgevallen.

Tersluiks, met geboeide ogen, keek hij naar Lena. Nauwelijks had zij even het hoofd opgelicht toen hij kwam en scheen geheel en al in haar bezigheid verdiept. Doch de warme kleur die even op haar wangen gloeide, was aan zijn aandacht niet ontgaan. Wat was ze mooi zoals ze daar nu zat, met haar gebogen, fijn profiel en haar schone ogen strak en als 't ware bedeesd, vóór zich uit ten gronde gevestigd! Het donker haar golfde sierlijk onder het verlept strohoedje dat haar hoofd bedekte en haar hals scheen zo mals en zo zacht. Nu moest hij onweerstaanbaar toch weer denken aan de vorige nacht. Hoe wonderbaar was het toch in de wereld, dat hij nog maar pas geleden die verrukkelijke vrouw zo hartstochtelijk in zijn armen had gekneld en dat ze daar nu schijnbaar onverschillig vóór hem lag en dat niemand van die ganse bende, behalve zij en hij, iets van hun geheim wisten of vermoedden! Wat had hij gegild, toen hij haar in zijn armen hield; en wat zou hij ook nu weer dol worden, als hij maar een enkel ogenblik met haar alleen mocht zijn! De liefde stroomde weer door gans zijn lichaam en alles zinderde aan hem. Heel even maar. De kalmte van de omgeving, de kalmte van de schone arbeid, de heerlijke sereenheid van de atmosfeer stilden spoedig weer zijn opgewekte zintuigen. Hij was gelukkig; hij was tevreden. Hij had iets bekomen van wat hij verlangde, zonder er openlijk zijn prestige van mees-

[pagina 1056]
[p. 1056]

ter bij in te schieten. Zij wist en hij wist, maar dat bleef onder hen en zo moest het ook blijven, in afwachting van wat ook verder kon gebeuren. Dat verdere lag in de toekomst en hij kon er nu rustig op wachten. Wel had hij gekke woorden uitgesproken, in die dolle, nachtelijke liefdesopwinding. Had hij niet gesproken van met haar te trouwen! Maar ook dát wisten alleen maar zij, en hij, en haar moeder en zo moest het ook maar in zichzelf nawerken zoals 't kon: ook dát lag in de toekomst en zou worden wat het worden moest. Hij zei nog enkele onverschillige woorden en wandelde kalmpjes verder, zoals een rijke boer betaamt, om ook zijn ander werkvolk eens in ogenschouw te nemen. Dwars over de fluwelig-groene vlakte van het pas ontkiemend vlas ging hij, onder de schone, wijde, blauwe lentehemel, waarin de tril-wiekende leeuwerikjes zongen, en achter hem ging ook van lieverlede weer 't gezang van de wiedsters op, eerst nog wat aarzelend, omdat hij nog dichtbij was, van lieverlede helderder, tot het zich weldra versmolt met het fijn gezang van de leeuwerikjes en het geheimzinnig gekweel van de meesjes in één wijde, milde, rustige hymne van de vruchtbare natuur.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken