Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]

Tweede deel

[pagina 64]
[p. 64]

I
Maud

Ik herinner mij nog goed die eerste reis naar Amerika.

Ik herinner mij die aankomst in New York op een stralende septemberdag, onder een heilig-blauwe, sereen-stille hemel, zó schoon, zó rijk, dat ik nooit had kunnen denken, dat zo iets prachtigs op de wereld kon bestaan.

Dat was het begin van wat de Amerikanen ‘Fall’ of ‘Indian Summer’ noemen.

Ik bleef slechts enkele dagen in New York, dat mij overdonderde en benauwde. Ik nam de eerste de beste gelegenheid waar om die overweldigende stad te verlaten en langs de bekoorlijke Hudson-River, met een van de plezierboten, naar Albany op te stomen.

Nooit heb ik dit enig schouwspel van natuurpracht kunnen vergeten. Het is nu jaren en jaren geleden, maar het beeld staat als 't ware nog te leven, te trillen en te glanzen vóór mijn geest.

Ik zie nog in mijn verbeelding enkele boompjes langs de rotsachtige hellingen van de oevers, gans rood als vuur tegen de grijze rots, of fonkelend oranje tegen 't harde hemelsblauw; ofwel teergroen, bijna geelgroen als van een allereerste, weke lente; of donkerpaars en bijna zwart als blad van artificiële rouwkransen. Ik zie hardrode slingerplanten, als strepen en beken van vloeiend bloed langs de grijze rots tot in de diepte kronkelen; en op de boot zie ik dames, in witte zomerkleren, die tuilen van bladeren geplukt hebben, zoals men bij ons tuilen van bloemen plukt; en op een van die tuilen komt even een prachtige, grote, bruinrode vlinder zitten, met langzaam op en neer knippende vleugels, als in zwaar-hijgend ademhalen.

Ik ken niets rijkers en niets schoners op de wereld dan die ganse ooststreek van Amerika onder stralende zon en diep-

[pagina 65]
[p. 65]

helderblauwe hemel, in haar Indian-Summer-najaarspracht.

 

Zó heb ik ook voor het eerst Niagara-Falls gezien. Wellicht was mijn verbeeldingskracht, door romantische verhalen gevoed, tot een te hoge verwachting opgevoerd. Ik herinner mij, dat het eerste zicht een teleurstelling was. Vlak over de bruisende en schuimende en stuivende watervallen stond een ellendige fabriek met een roodstenen schoorsteenpijp en dat bedierf de indruk zo totaal, dat men instinctmatig de handen vóór de ogen hield om die monsterachtigheid niet meer te zien. Maar als men zijn rug naar het gedrocht toekeerde en stroomopwaarts liep, met inspanning ploeterend langs de oever en van rotsblok op rotsblok tussen 't ziedend water springend, dan was het tafereel van een overweldigende grootsheid. Het ganse meer, tussen de steile oevers gekneld, kwam, als van een berg, met alles-vernielende kracht op je aanstormen en je voelde de rots onder je voeten dreunen, terwijl het om je heen schuimde, en bruiste, en suisde, en kolkte, om er duizelig van te worden. Losgerukte takken en soms gans ontwortelde bomen kwamen in die wilde chaos neergesleept, en dat brak dan op de rotsen dat men 't hoorde kraken en dat men de witte splinters uit elkaar zag barsten als van geradbraakte armen en benen, terwijl de rode en oranje bladerkruinen zich wrongen en kantelden en wentelden en tegen de stroom schenen te vechten, als vlammende en glinsterende haardossen parelnat van telkens overzwalpende en geselende golfslagen.

Van de grote watervallen zelf, daar waar de ganse rivier met één plons van vijftig meter in de diepte stort, hield ik minder. Dat heeft nooit op mij de overweldigende indruk kunnen maken, die men, volgens de beschrijvingen van de reisgidsen, op die plek dient te ondergaan. Het is mij daar te watermolenachtig, te veel in 't groot wat wij gewend zijn in het klein te zien. Dat komt ook al weer door die afschuwelijke fabrieken daar in de buurt: door die brouwerij, of die houtzagerij, of die elektrische centrale, of wat het ook al wezen mag. Maar even verder stroomafwaarts uit het zicht van de vallen, in de ‘Whirlpool Rapids’ krijgt het schouwspel weer zijn ganse oerwilde woestheid en daar heb ik meer

[pagina 66]
[p. 66]

dan eens uren aan de rand gezeten, in strak-geboeide contemplatie.

O, die vuurrode oevers van glanzende en stralende najaarspracht, met de woedende stroom in het midden en de diep azuren hemel breed er overheen gewelfd! 't Was of het schuimend water uit de diepte van de aarde zelf opstormde en kolkte. 't Was iets als uit een andere, nog ongevormde wereld en in verbeelding liet ik mij gaan en zag mij in mijn schuitje op de wilde chaos dansen, zoals ik eertijds roeide op de overstroomde vlakte van de Meilegemse Meersen, naar het schone Tieldeken toe.

Tieldeken! Ja, ik dacht aan Tieldeken van Meilegem, daar bij de wilde draaikolken van de Niagara, op zoveel duizend mijlen afstand! Ik liet mij gaan op mijn gedachten, en een eindeloos gevoel van eenzaamheid en heimwee kwam mij kwellen en ik cijferde de onoverkomelijke ruimte weg en ik zag mij weer bij Tieldeken, in de ouderwetse herberg, bij het ouderwets, poëtisch kerkje. Ik zag haar blozend-fris gezicht, haar stralende ogen, haar mooi, bruin, krullend haar, haar vriendelijke glimlach. Ik hoorde haar beminnelijke stem, en ik hoorde ook de logge klompstap van haar vader en de brabbelstem van haar moeder, die achter de schenktafel ‘dreupelfs’ ging halen. Ik zag en hoorde alles; al het aardige en lieflijke en ook het tergende en kwellende: haar ontrouw, haar akelig gescharrel met de boerenpummel en nog anderen; en ik zat daar stil over te mijmeren en te peinzen, dáár, in die Amerikaanse wildernis, zo ver van haar weg, en uit dat alles groeide in mij een gevoel van onuitsprekelijke tederheid, voor haar, voor het verleden, en voor het ganse lieve, schone Vlaanderen. Want in Amerika waren geen Tieldekens van Meilegem. Het was daar alles hard, en stug, en positief, en droog, zonder gevoeligheid noch poëzie. De dollar was er heerser van het leven en dat herinnerde mij nuchter-weg, dat ik er eigenlijk ook niet voor mijn genoegen, maar wel voor de verovering van de dollar heengekomen was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken