Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 567]
[p. 567]

XXXVI

Nog vóór de dag begon te krieken was Natsen, nat tot over haar knieën van het waden door de sneeuw, weer op de boerderij. Zij hoefde niet te vragen, of er nieuws was; zij zag 't aan de gezichten.

- 'k Zal huel den dag bij ou blijven, Uleken; zei ze goedig, - en os ge verder hulpe nuedig hèt, ge 'n moet moar spreken, alle twie ons knechts zijn ten ouwen dienste.

- Ge zij wel bedankt; moar Remi es al wig om Mathilde en Stanus te verwittigen, antwoordde Uleken zakelijk. - Zet ou; we zillen káffee drijnken.

De grijze winterdag brak aan over het doodse veld; langzaam ontwaakte het diep ingesneeuwde gehucht. Wadend door de dikke sneeuw kwamen een voor een de buren, bij wie Uleken de vorige avond in doodsangst op zoek was geweest, informeren. Al spoedig was het huis vol mensen; maar geen één, die de minste hoop meebracht. Uleken verwachtte die ook niet meer. Zij had zich gestaald; zij wist, dat er alleen nog slechte tijding komen kon.

En die kwam dan ook; zij zag ze komen van ver, door de kleingeruite raampjes, in de gedaante van Marzelien, die, vergezeld van de veldwachter en nog een paar andere lui uit het dorp, met breedschrijdende passen het erf kwam opgetreden. Hij had een bontmuts over zijn oren getrokken, had zijn hoge laarzen aan en zo, met zijn grote, holle ogen en zijn beenderig-grauw gezicht, zag hij er uit als de Dood zelf, in donkere kleren op de witte sneeuw.

Uleken schrikte en stak, als 't ware in zelfverdediging, haar beide handen uit.

- Die komt het ons zeggen! kreet ze schor.

Er werd buiten aan de deur geklopt en meteen waren zij binnen.

[pagina 568]
[p. 568]

- En es... es er nieuws? hijgde Uleken.

- Voader es gevonden, antwoordde traag en plechtig Marzelien.

- Dued! kreet Uleken.

- Dued... echode Marzelien.

- Woare?...

- Bij de kirke, nie verre van de kirkmuur, achter 'n klein strueopperken.

- Hooooo!

Er was een korte stilte. Strak en roerloos keken zij elkander aan. Het akelig besef drong langzaam tot hen door.

Marzelien was gaan zitten en had de randen van zijn bontmuts weer opgetrokken. De veldwachter, in zijn groen uniform, bleef overeind staan en keek hen om beurten met zijn kleine, te dicht bij elkaar staande oogjes aan. Zijn dikke neus zag rood als een gloeiend stuk houtskool.

Marzelien begon bezadigd te vertellen:

- 't Es Irenée van de Watteijne, die hem gevonden hee os hij van den uchtijnk noar zijn partijtje land ging om wa konijneten te hoalen. Hij lag dik onder de snieuw achter 't opperken, moar zijnen oarm stak er uit. 't Es doaraan dat Irenée herkend hee dat 't ne meins was. Hij lag zue stijf gevrozen of ne stien. Doar 'n was gien leven mier aan te zien.

- Och, Hiere! En wij die doar toch zue dichte bij woaren, os we in Irma's huis zaten! Hoan we dat toch geweten! jammerde Uleken.

Marzelien keek starend met zijn holle ogen voor zich uit en schudde langzaam het hoofd.

- Da ge 't wist: hij es achter zijn vreiwe goan zoeken, zei hij. Weer staarden zij allen roerloos en zwijgend elkander aan.

Zij voelden instinctief de waarheid in Marzeliens woorden. - Joajoa, dat es azue! orakelde hij verder. - Bijkans tsjestig joar soamen geleefd hên, oud zijn en zwak van giest worden, nie begrijpen dat ien van de twieë dued es en goan zoeken... goan zoeken... noar 't kirkhof toe... Doar woar da w' allemoal moete komen.

De omstanders knikten met ernstige gezichten. Meer en meer voelden zij de waarheid in Marzeliens wijze woorden. Jawel: vader kon aan de eenzaamheid niet wennen, vader kon niet

[pagina 569]
[p. 569]

wennen aan die lege stoel van moeder tegenover hem, en hij was gaan zoeken en gaan dwalen, gelijk een hond, die zijn gestorven meester zoekt.

- Woar hên ze voader geleid? vroeg Uleken dof.

- In in in de remise van van van 't gemientenhuis, antwoordde de veldwachter, die ietwat stotterde.

Droevig schudde Uleken het hoofd. Zij voelde zich zwak en machteloos. Zij had te veel geleden. Een verdoving kwam over haar.

- Ge zij gulder wel bedankt! zuchtte zij. - 'k Hè om Stanus en Mathilde gezonden. Van zue gauwe da z'hier zijn, zillen we noar 't gemientenhuis komen om d'aangifte te doen. 't Es zue koud; zoede gulder nie 'n dreupelken drijnken?

- Ha, lijk datte! antwoordde de veldwachter met een onbedwingbare glimlach.

Natsen haalde de jeneverfles uit de kast en ging rond.

Marzelien wilde slechts even een ‘proeverken’; 't was nog te ‘tijlijk’ zei hij. De sampitter daarentegen ledigde in één teug en toen Natsen de beweging maakte om nog eens in te schenken:

- O, ba ba joa; ie ie iene soldoat 'n vecht niet! zei hij.

- Nóg eentje? glimlachte Natsen, voor de derde maal het gebaar makend om in te schenken.

- Ha... ha... hawèl joa; we zillen d'r ne sandurm bij zetten! Marzelien was opgestaan.

- Os ik ou verder van dienst kan zijn, ge 'n moet moar spreken, Ule.

- Merci, Marzelien, ge zij wel bedankt; g'hèt veel goedheid. Op 't ogenblik, dat zij het huis verlieten, kwamen Stanus en Mathilde met Remi haastig in de sneeuwweg aangestapt...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken