Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 711]
[p. 711]

VIII

In het dorp was er af en toe nog beweging van troepen. Het waren telkens als plotse, onverwachte invasies, in het begin van flinke, krachtige, jonge mannen; later van oudere, grijzende, vermoeide strompelaars; later nog van hele jonge mannetjes, haast kinderen. Zij werden opgeleid door beroepsofficieren en onderofficieren en die kwamen aan de huizen bellen en eisten inkwartiering.

't ‘Kasteelken’ viel telkens onvermijdelijk daarvoor in de termen. Er werd gebiedend gescheld en Hortensken of Lowiezeken ging angstig open doen.

Soms waren het fatsoenlijke, beleefde mensen en die vroegen naar de ‘gnädige Frau’. Andermalen waren 't bruten, die niet vroegen, doch eisten. Edoch: gentlemen of bruten, wanneer de dokter thuis was, was het gauw genoeg afgelopen. Er klonken enige besliste woorden, de hakken werden tegen elkaar geslagen en de bezoeker droop af. Maar het gebeurde ook dat zij aanbelden, wanneer de dokter afwezig was, en dan werd het een andere zaak. Hortensken of Lowiezeken gingen open doen en kwamen hijgend bij Madam:

- Medám, d'r es doar weer ienen!

- Wat es 't? vorste Madam, haar handwerk neerleggend.

Lowiezeken had twee benamingen: een fatsoenlijke bezoeker was een ‘gnädige Frau’; een ruwe kerel was ‘'n virken’.

- 'n Genädige Frau, Medám.

De ‘gnädige Frau’ werd binnengelaten. Madam ontving hem beleefd, maar toch enigszins koel en liet hem een papiertje lezen, dat de dokter voor die gelegenheid te haren behoeve had opgesteld.

De uitwerking was magisch. De ‘gnädige Frau’ sloeg de hakken tegen elkaar, boog als een knipmes en weg was hij, beleefd zich excuserend.

[pagina 712]
[p. 712]

Was het een ‘virken’ die logies kwam eisen, dan verwaardigde Madam zich niet hem te ontvangen. Zij liet gewoon het briefje in de gang brengen door Hortensken of Lowiezeken en de kerel mocht zonder verder omhaal vertrekken, niet zelden met gebromde vloeken in een plat dialect, dat de meisjes slechts moeilijk verstonden.

Maar eens gebeurde het, dat Lowiezeken ging opendoen en zeer ontsteld met een visitekaartje bij Madam kwam, zeggend:

- Medám, d'r es nou ne vrijer en hij vroagt noar menier Weisskirch.

- 'n Vrijer nogal, Lowiezeken! riep Madam hoogstverbaasd het kaartje aannemend. Zij nam haar bril en las, maar schoot dadelijk in een lach en zei:

- 'n Freiherr, Lowiezeken! Woarschijnlijk ne compagnon van menier Weisskirch. Menier es op zijn koamer; brijngt hem 't koartsjen.

 

Die avond zat er een tweede ‘von’ bij de familie Venneman aan tafel. De eerste was een blonde gemonokelde, de andere een donker gemonokelde, maar in hun houding en manieren hadden zij zoveel van elkaar, dat hun opvallende intimiteit als vanzelfsprekend was. Zij namen slechts matig notitie van de familie Venneman en meneer Aamidé en in 't geheel geen notitie van de veearts, die met zijn misnoegde en gezwollen donkerrode kop aan 't verste uiteinde van de tafel zat. Aangaande de dokter: er scheen tussen hem en de twee ‘vonnen’ een soort wantrouwige reserve te heersen. Zij waren uiterlijk correct-beleefd tegen hem, maar meer ook niet; en de dokter, die anders graag genoeg praatte, uitte nu slechts de strikt noodzakelijke woorden, wat grote leemten bracht in 't algemeen gesprek en een enigszins ongezellige stemming over de tafel deed ontstaan. Meneer Venneman, die deze gêne voelde, maar er geen middel tegen wist, bewoog af en toe zijn scheve mond als wou hij iets gaan zeggen; en Madam en meneer Aamidé, vooral Madam, namen de toestand van terzijde zeer aandachtig op, als stonden zij vóór een raadsel, waarvan zij met innige spanning de moeilijke oplossing zochten.

Gelukkig duurde het diner niet lang. De dikke roodkop rees

[pagina 713]
[p. 713]

de eerste op en verontschuldigde zich met een doffe stem, dat hij nog een bezoek moest brengen aan het paardenlazaret; en kort daarop verlieten de twee monokel-vonnen ook hun plaats en namen met correct tegen elkaar geslagen hakken van hun gastheren afscheid. De dokter stond even op en ging weer zitten, toen ze weg waren en bleef, op verzoek van Madam en meneer Aamidé, bij zijn sigaar en zijn likeurtje, een poosje natafelen.

- Die heren schijnen niet veel belang in ons te stellen; zij hebben blijkbaar genoeg aan elkanders gezelschap! begon Madam met een gedempte stem.

- Nou! riep kort de dokter, met een bruuske beweging als van toorn en verontwaardiging zich half kerend op zijn stoel. Madam en meneer Aamidé begrepen dadelijk, dat het tussen de dokter en die twee niet boterde.

- Kent gij die heren reeds van vroeger? vroeg Madam.

- Volstrekt niet, goddank niet; maar 'k ken de soort, het ras! antwoordde bars de dokter.

- En gij houdt er niet bezonder van? drong Madam glimlachend aan.

- Neen, mevrouw, absoluut niet! bekende ronduit de dokter. Er was een stilte. Zij bekeken elkander, wachtend, ondervragend. Er kwam een vreemde glimlach op 's dokters welgedaan gelaat.

- Blijft hij hier ook slapen die... die nieuwe? vroeg hij eindelijk na een korte aarzeling.

- Ja zeker. Ik had al een kamer voor hem klaar laten maken, maar hij vond het niet de moeite waard. Hij vertrekt morgenochtend reeds vroeg en heeft zich een veldbed laten opslaan, in de kamer van zijn vriend.

- Hoho! riep de dokter met grote ogen, of hij schrikte.

- Vindt ge dat zo vreemd? vroeg Madam met nieuwsgierige verwondering.

De dokter slikte haastig een kort lachje in en stond meteen op.

- Wilt ge mij excuseren, mevrouw. Ik heb ook nog te werken.

- Zoals ge wilt, dokter.

- Dat lijkt mij 'n vreemde geschiedenis! fluisterde meneer

[pagina 714]
[p. 714]

Aamidé, toen de dokter vertrokken was.

Madam glimlachte en haar ogen glinsterden. Een lichte, roze kleur kwam als een wasem van frisheid over haar wangen.

- Jaja, er gebeuren vreemde dingen op de wereld! zei ze luchtigjes.

Meneer Venneman trok zijn mond scheef, alsof hij ook iets zeggen wilde, maar er kwam geen klank uit.

- Hoelang zal die oorlog nog duren! zuchtte meneer Aamidé.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken