Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1071]
[p. 1071]

XXVI

Ivan stond met zijn auto aan het station en eerst van al zag hij Maria met lachend gezicht uit het portierraampje hangen. Haar ogen waren niet veranderd en haar gelaatskleur was nog fleurig, maar haar haren waren helemaal wit geworden. Zij wipte op 't perron gevolgd door een dame, in wie hij nog precies Clotilde herkende. Toen kwam er een oud heertje te voorschijn met dunne haren en gerimpeld geel gezicht, die Oculi moest zijn. Toen een grijze reus met hoornen uilebril, die een donker knaapje met grote, zwarte ogen bij de hand hield: Franklin en Grover!

Franklin straalde. Hij drukte Ivan de beide handen en zei, dat hij verrukt was in Vlaanderen te zijn. ‘Funny country!’ riep hij lachend uit. Clotilde snikte. Het greep haar zo aan. - Hoe es 't mee Moeder? vroeg ze dadelijk. Ivan vond haar zó veranderd, zó verouderd! Het greep hem pijnlijk aan. Oculi keek vreemd en kritisch rond. - Da es nog altijd da zelve stoasietjen; doar 'n es hier niets veranderd! lamijnde hij geringschattend. Het joggie keek vrij brommig rond en zei iets tot zijn vader, met diepe neus- en buikklank. Franklin, alles vlug in zich opnemend, herhaalde nog eens, dat hij 't zulk een ‘funny country’ vond en had vooral pret in het treintje, dat puffend 't kleine station verliet.

- That I have never seen in my life! grinnikte hij Maria en Oculi zouden bij Moeder hun intrek nemen; Franklin, Clotilde en Grover bij Ivan en Lisatje; maar allen zaten reeds op hun komst te wachten in de villa van Ivan, waar ook het avondmaal gebruikt zou worden.

Daar kwamen zij in 't dorpje. De mensen stonden gapend op hun drempels. Velen hadden slechts een vaag geheugen van die vreemdelingen uit hun eigen dorp; anderen herinnerden ze zich zeer goed en slaakten kreten van verrassing. Meneer

[pagina 1072]
[p. 1072]

en mevrouw Alexander stonden roerloos op hun perron te kijken.

Zij reden de stijgende grintweg naar de villa op. Van ver zagen zij de brede glimlach van Peetsen, die de auto tegemoet kwam hinken. Zij hielden stil en Lisatje verscheen in de veranda.

Franklin nam zijn hoed af, als voor een vreemde.

- Dat is mijn vrouw! zei Ivan eenvoudig.

Lisatje glimlachte en drukte handen.

- 't Es spijtig da we mee mallekoar nie 'n keune klappen! zei ze tot Franklin, gegeneerd en blozend.

- Ja maar ik kan 'n beets en zal leern! antwoordde hij, verstaande. Clotilde moest even om zijn rare uitspraak lachen. Lisatje knikte en keek bevreemd naar de glimlach van zijn met goud ingezette tanden. Clotilde herkende zij wel en gaf haar vriendelijk de hand. Toen moest zij ook nog kennis maken met Oculi en Maria, die zij zich in 't geheel niet meer herinnerde. Naar Grover keek zij verlegen, alsof hij er niet bij behoorde.

- Kom binnen! noodde zij. - Moeder zit doar op ulder te wachten. 't Was 'n beetse te koele veur heur buiten.

Zij traden binnen en zagen 't oude vrouwtje zitten, strak en mager als een houten beeldeken, met de handen in de schoot, bij een der brede vensterramen van de woonkamer. Zij stond niet op bij hun intrede, maar zij wendde 't hoofd naar hen en haar mond mummelde - Ge zij welgekomen! terwijl haar ogen vol met tranen kwamen.

- Moeder! Moeder! snikte Clotilde naar de oude vrouw toesnellend. - Kende mij nog, Moeder?

Franklin hield zich op een afstand om de eerste ontboezemingen niet te storen. Maar Moeder merkte hem vóór alle anderen op en vroeg:

- Es da ouë veint, Clotilde?

- Joa 't, Moeder. Kom, Frank, zeg goen dag!

- Moeder! zei Franklin glimlachend en drukte haar de hand. - Ge zij welgekomen! herhaalde Moeder. Toen zag ze ook Oculi en Maria en vroeg:

- Zijde gulder dat, Okeli en Maria? Ge zij vele veranderd! Het laatste merkte zij Grover. Franklin duwde de knaap naar

[pagina 1073]
[p. 1073]

voren en Moeder vroeg, de handen in elkaar geslagen:

- Och Hiere! es dat ulder jongentsjen! Kom hier mijn manneken. Geef mij 'n handsjen.

Grover legde schuchter en met een soort weerzin zijn hand in die van de rimpelige oude vrouw. Zij hield die vast, toen Grover zachtjes trachtte los te komen.

- Hoe hiette gij, mijn manneken?

- Tell your name! zei dringend zijn vader.

- Grover! antwoordde de knaap met diepe keel- en buikklank.

Moeder schreide van aandoening. Zij schreide griezelig, met grote strakke ogen, waaruit tranen liepen zonder dat haar oogleden verpinkten. Clotilde, de rechterarm aaiend om haar schrale schoudertjes geslagen, herhaalde onophoudend hoe gelukkig zij was weer bij Moeder te zijn.

- Moeder es wa vermoagerd, moar ze ziet er nogal goed uit! lamijnde Oculi.

Maria beaamde Oculi's woorden. Zij hield zich heel bescheiden in die familiekring, waar ze vroeger niet geliefd was. Ivan en Peetsen stonden op een afstand naar het familietafereel te glimlachen. Lisatje ging haar tweejarig zoontje halen om het te laten zien.

 

Zij bleven allen bij Ivan dat eerste avondmaal gebruiken. Het was er gemoedelijk en gezellig in de kleine eetkamer, die uitkwam op de open veranda, waarachter zich het heerlijk schouwspel van de zonsondergang over meneer Alexanders prachttuin ontvouwde. De groene stammen van de statige beuken kleurden zich met vlekken en vegen van glanzend oranje; een brede bocht van de rivier was rood als een plas bloed. In het hoog-ijlblauwe van de lucht joegen de zwaluwen met schrille kreetjes elkaar in brede kringen na. De grote avondrust van elke dag zonk over 't stille dorp.

Zij aten kalfsgebraad met aardappelen en kip met sla en nog meer lekkere dingen en Frank vooral genoot van wat hij noemde de heerlijke ‘French Cookery.’ Alleen Oculi moest, om wille van zijn maag, een vervelende uitzondering maken. Maria had voor hem een diep bord gevraagd en twee rauwe eieren. Zij scheidde zorgvuldig het geel van het wit en kluts-

[pagina 1074]
[p. 1074]

te dit laatste tot een schuimende sneeuwwolk. Toen mengde zij er zorgvuldig de dooiers in en zette hem de schotel voor, met twee droge beschuiten.

Moeder, Lisa, Peetsen staarden ernaar met verbaasde belangstelling.

- Ha moar jongens toch! Goade gij da eten! riep Moeder. - Joajoajik, Moeder; alle oavenden; 'k 'n mage nie anders hên!

En hij begon!... Hij kraakte zijn beschuiten in het mengsel en ging heftig met een soeplepel aan 't slurpen.

- Zue ziere niet, verdome! bromde Maria.

Lisatje kreeg een kleur en Peetsen barstte plotseling in een onbedwingbare schaterlach los.

- Woarveuren moette gij laaën? vroeg Oculi ontstemd.

- Omda ge doar azue in die kwansel zit te sloeberen! giechelde Peetsen.

- Ne woar! Hedde da nog oeit gezien! riep Maria verontwaardigd.

- 'k Eet ik lijk of ik wille! lamijnde Oculi.

- Dat is Amerikaans, maar ik doe er niet aan mee! glimlachte Franklin.

- Ik 'n kan toch nie peizen, dat da gezond es van ou azue t'hoasten! zei Moeder bedaard.

Oculi bedwong zich even, maar 't ogenblik daarna was hij alweer aan 't schrokken.

- Da es toch ongelukkig; en den dokteur die 't hem zue streng verboon hee! jammerde Maria.

Peetsens ogen glinsterden. Hij had de grootste moeite om zijn lachlust te beteugelen.

Als dessert was er rijstpap met bruine suiker, meer speciaal voor Grover. De knaap, die zeer verwend scheen, zette echter een zuur gezicht bij dat hem onbekend gerecht.

- Toe manneken, ge moet er van eten, 't es espres veur ou gemoakt! zei Moeder aanmoedigend.

Hij proefde even, met tegenzin, maar 't viel hem erg mee. Hij bediende zich een vol bord.

- It's awfully nice! zei hij smullend.

Moeder moest om zijn gulzigheid lachen.

De avond was van een verrukkelijke zachtheid en na het eten

[pagina 1075]
[p. 1075]

gingen zij, behalve Moeder, die met Clotilde binnen bleef, buiten in de veranda zitten. Franklin en Oculi, lui op gemakkelijke stoelen uitgestrekt, rookten een sigaar, Franklin scheef in de rechter mondhoek, Oculi scheef in de linker mondhoek. Af en toe spuugden zij ver van zich af, zoveel mogelijk over de balustrade mikkend en wisselden in buik-Engels hun indrukken over de ‘old country.’

Franklin wou Grover naar bed sturen, maar de knaap weigerde en Franklin drong niet aan. De volle maan kwam op in 't oosten, dof oranjegeel en rond als een kaasbol boven de donkere kruinen van meneer Alexanders park. Zij lei een zilveren plas in de bocht van de rivier, daar waar de bloedplas van de ondergaande zon gelegen had. Geen ander geluid was hoorbaar dan af en toe een verre ratelkar over de steenweg en 't hol geblaf van de waakhonden op de eenzame boerderijen.

- Wat 'n verschil met Blue Springs om nog niet eens van New York te spreken! meende Franklin.

- You bet! zei Oculi. - Zoudt gij hier kunnen leven?

- Ik denk het niet! glimlachte Franklin. - En gij?

- Nooit! Liever dood! antwoordde Oculi.

- Gij wel, Ivan. Dat gaat hé!

- Dat gaat! bekende Ivan zonder veel geestdrift. - Soms weet ik zelf niet wat ik zou willen. Als ik hier ben, snak ik naar ginder; als ik ginder een tijd ben, snak ik naar hier. Ik voel mij overal en nergens thuis.

- En gij, Peetsen?

Peetsen kronkelde zich scheef op zijn stoel en zijn grote mond ging in een brede glimlach open. Hij kreeg een kleur en antwoordde:

- 'k Ben toch wrie blije da 'k 't ginter ne kier gezien hè!

- Moar om er veur altijd te blijven, Peetsen?

- 'k 'n Weet ik da nie! Ge vroag mij al te vele! zei Peetsen zich wringend.

Maria zou er best weer kunnen wennen, in oud-Vlaanderen, maar in Amerika was zij ook tevreden. Zij was tevreden daar waar ze 't goed had. Alleen Lisatje had een besliste afkeer van Amerika, waarom wist ze eigenlijk niet.

De binnendeur ging open en drie personen verschenen aarze-

[pagina 1076]
[p. 1076]

lend in de open veranda.

- Es er gien belet? klonk een vriendelijke stem; en een lange man in zwarte soutane trad naar voren.

Ivan was haastig opgestaan.

- Kom binnen, menier de paster. Zet ou os 't ou b'lieft!

- Derangeren we niet? glimlachte de geestelijke.

- Hoegenoamd niet, menier de paster. Zet ulder. Zet ulder! Lisatje, Maria, Franklin, allen waren overeind gerezen en boden stoelen aan. Meneer de pastoor ging naar Franklin toe en bood hem de hand.

- Excuzeer, meneer, I speak a little bit English and wanted very much to see you. En, tot Ivan:

- 'k Ben moar meegekomen mee Nonkel Justien, en, omdat de schoolmiester doar uek perries was, hên w'hem uek moar meegenomen. En meneer de pastoor stelde aan Franklin zijn beide gezellen voor.

Franklin glimlachte met gouden tanden, boog, drukte handen, zei dat hij verrukt was. Zij gingen allen zitten en op een wenk van Ivan spoedde Lisatje zich om whisky en glazen.

Meneer de pastoor zei in betrekkelijk Engels, dat hij zo buitengewoon verlangend was eens, met een echte, geboren Amerikaan kennis te maken. Ook de schoolmeester, die helaas geen Engels kende, was buitengewoon geïnteresseerd; en Nonkel Justien ja, dat sprak vanzelf! Ivan draaide het elektrisch licht aan; de veranda stroomde vol gezelligheid en Lisatje verscheen met de glazen. Franklin bood sigaren aan.

- Amerikaanse? vroeg meneer de pastoor.

- Havana's, zei Franklin.

- Hm! da zal fijn zijn! glunderde meneer de pastoor.

Maria hielp Lisatje inschenken. Zij staken aan en dampten.

- En hoe is dat leven ginder, meneer? vroeg de pastoor vol belangstelling. Hij had bolle ogen achter brilleglazen en grote, gele tanden, die aan een paardengebit deden denken.

- Well! All right! antwoordde Franklin rustig glimlachend. All right! De pastoor knikte met waardering. Dat nuchter antwoord op zijn nuchtere vraag scheen hem volkomen te bevredigen.

- Wat moet dat interessant zijn! zei hij.

De schoolmeester knikte glimlachend met het hoofd. Ja, wat

[pagina 1077]
[p. 1077]

moest dat interessant zijn! Hij trilde van belangstelling en staarde strak naar de Amerikaan, als naar een wonderwezen. Ook Nonkel Justien knikte en zei, dat er wel wonderbare dingen op de wereld waren.

Zij roemden even de sigaren en proefden van de whisky. Toen vroeg meneer de pastoor verder:

- En den buiten, meneer, is dat ook zoals hier: veel dorpen en veel boerderijen en hier en daar een kasteel?

Franklin, en ook Oculi, vertelden bijzonderheden. Neen; 't was niet als in oud Vlaanderen; 't was geheel anders: grote afstanden, weinig dorpen, geen kastelen...

- Toch zijn er veel rijken in Amerika, veel meer dan hier! meende meneer de pastoor. - Is er bij voorbeeld op een dorp geen kasteel, als dit hiernaast, van meneer Alexander?

- Neen, dat bestaat niet! zei Franklin.

Meneer de pastoor, en ook de schoolmeester, was ten diepste verwonderd.

- Hoe leven dan de rijke mensen? vroeg meneer de pastoor. - Rijke Amerikanen, zei Franklin, - zijn daarom nog geen nietsdoeners. Massa's miljonairs werken nog elke dag op hun kantoren; en zij, die geen business meer hebben, gaan dan lange en verre reizen maken of hebben het druk in ‘society.’ Geen enkel Amerikaan renteniert, zoals men dat in de old country doet. Een Amerikaan kan niet stilzitten.

De schoolmeester stelde een vraag, die meneer de pastoor vertaalde:

- Hoe het onderwijs is in Amerika? vraagt meneer De Vreese.

- Prachtig! vertelde Franklin. - U hebt b.v. geen idee wat die kleine kerel daar, Grover, al niet weet. Als het moest kon hij morgen aan de dag in zijn eigen onderhoud voorzien.

De bezoekers keken met een vriendelijke glimlach van belangstelling naar Grover die, blijkbaar ontstemd door het bezoek, vrij nurks scheef op zijn stoel zat en enige diepe buiken keelklanken uitte. Zijn vader poogde nog eens hem naar bed te krijgen, maar hij weigerde alweer met de grootste hardnekkigheid. Franklin, in plaats van boos te worden, glimlachte.

- Ziet u wel, zei hij, - onze jeugd is in de hoogste mate zelf-

[pagina 1078]
[p. 1078]

standig. Hij is vermoeid door, de reis en ik wou hem graag doen gaan slapen, maar hij wil absoluut niet.

Meneer de pastoor en de schoolmeester keken naar de bengel. - Do not you want to go to bed? vroeg de eerste glimlachend.

- No, sir! bromde kortaf de kleine, met nijdige blik.

- Dat zou bij ons geen plaats hebben; hij zou moeten gaan! zei de schoolmeester streng.

Franklin haalde achteloos zijn schouders op. Maar de kleine, venijnig, zei iets, dat zijn vader in een lach deed schieten.

- Wat zegt hij! Wat zegt hij? vroegen pastoor en meester nieuwsgierig.

- Dat u zelf naar bed kunt gaan als u daar zin in hebt! lachte Franklin.

- Hij heeft gelijk! zei de pastoor vrolijk opstaand. Maar de meester schudde 't hoofd, ten zeerste geschokt in de vaste routine van zijn pedagogische begrippen.

- Zo is dat bij ons! zei Franklin de armen uitspreidend: - Absolute vrijheid; totale onafhankelijkheid; elk doet zijn zin! Groot verschil met de old country, geloof ik. Eigenlijk twee gans verschillende werelden, op elk gebied.

Ivan keek strak zijn schoonbroeder aan. Die volstrekte vrijheid, die totale onafhankelijkheid, was dat wel zo? Neen, dat was het niet! Men moest ‘conform’ zijn in Amerika, gelijk, genivelleerd, zoals hun steden en hun straten waren. Zo en zo moest men zijn en moest men doen, of men werd schuin aangekeken en gedwarsboomd. Het individu was dood in Amerika; het kon er niet bestaan; de kuddegeest regeerde. Er was oneindig veel goeds in Amerika, oneindig veel beters dan in Europa; maar sommige hoofdzakelijke dingen waren er niet, konden er niet bestaan. Er was te veel onverdraagzaamheid in Amerika; en dat was er een lelijke, lelijke smet. Franklin glimlachte goedmoedig om Ivans plotselinge opgewondenheid, terwijl de pastoor en de schoolmeester luisterden met open monden van belangstelling. Ja, ja, Ivan kon wel gelijk hebben; hij kende de twee landen, de twee werelden en Franklin kende er maar een.

Zij waren opgestaan. De kerktorenklok sloeg elf uur en Clotilde kwam zeggen, dat Moeder vermoeid was en naar huis

[pagina 1079]
[p. 1079]

wenste te gaan. Zij namen vriendelijk afscheid. De pastoor en de schoolmeester waren dankbaar voor wat zij gehoord en geleerd hadden en Nonkel Justien, die anders zo graag en zo veel praatte maar nu bijna geen woord gesproken had, zei nog eens als besluit, dat de wereld toch zulk een aardige parochie was.

- Vivat Amerika toch boven alles! lamijnde Oculi nog even na.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken