Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1247]
[p. 1247]

VI

Met tussenpozen van kalmer beredenering, gevolgd door crisissen van folterende angst, had Florimond de morgen in 't stapelhuis op het kantoor doorgeworsteld.

Na het middageten hield hij 't niet meer uit: hij moest weten wat er van aan was, de kwestie van dood of leven eiste een oplossing, en in plaats van zijn zaken waar te nemen, sloop hij naar de Materniteit. Hij stapte eerst vastberaden flink door, maar naarmate hij naderde, vertraagden zijn schreden.

Vóór het groot, wit gebouw met de vele vensters naar het water uitziend, de vensters zonder mensenleven, zo wanhopig ongastvrij gegordijnd, begaf hem helemaal de moed. Hij keek naar de hoge, ongelijke dakenrij van de Kortrijksestraat langs de achterkant gezien, naar de smalle, sterk naar de Leie afhellende steegjes en het pleintje van 't zogenaamd Luizengevecht, waar grauwe vodden te drogen hingen, waar armoe met vuiligheid woekerde en met de gezondheidsleer overhoop lag.

Hij zag kolen lossen uit schepen, bij de kade gemeerd. En het maakte hem ongeduldig waar te nemen, dat hij op dat alles acht gaf in zijn enig-grote bekommernis.

Aldus drentelde hij heen en weer, tot hij ineens moed vatte en aan de bel trok. Hij schrok letterlijk bij de luide zilvertoon, die de binnenhal doorgalmde.

- Madame de bestuurster, als 't u blieft, es ze te spreke? vroeg hij bedeesd aan de portieres.

Hij had op dit ogenblik bijna liever een ontkennend antwoord gekregen, zo schuchter voelde hij zich.

Een kamer links werd ontsloten, een van die gestichtkamers, onhuiselijk in hun onbewoonde netheid: een mat, een tafel met tapijt, stoelen, een Christus aan het kruis als in een

[pagina 1248]
[p. 1248]

klooster. Het verkleind portret van een hoogleraar in toga met een decoratie op de borst. De levensgrote houtskooltekening van een bedaagde vrouw, waarin het de maker niet gelukt was het sereen-berustende weer te geven van wie, als juffrouw Agatha, van alle wereldse beslommeringen vrij, in zichzelf gekeerd, plichtsbetrachtend in vrede zijn levensweg bewandelt.

Want het was het mislukt konterfeitsel van juffrouw Agatha. Juffrouw Constance trad binnen en plots voelde Florimond eerbied voor de deftig-zachte, gezond-krachtige verschijning in haar zwart, van git schitterend kleed.

Hij groette met een linkse buiging, en de hoed in de hand, terwijl zij hem vragend en wachtend aanstaarde:

- Madame, begon hij haperend, in volle vergetelheid van zijn voorgenomen preludium, - zou ik mogen weten... hoe het goat met een zekere Eugenie van Oost, die hier, ik weet niet wanneer is binnengekomen? Hij trachtte correct te spreken. - Met welk recht doet gij dat onderzoek, mijnheer? vroeg ze koud-beleefd.

Hij weifelde, aarzelde, door de onverwachte vraag verrast, staarde haar met verschrikte ogen aan, brabbelde even met doffe stem onduidelijke klanken. En heel van zijn stuk, schreierig, bracht hij het eensklaps als een weeklacht uit:

- Ik ben haar lief, madame!

- Zulke hebben hier geen toegang.

- Zeg mij dan ten minste, hoe ze 't stelt. Is het woar dat ze sterven goat, of is ze duud misschien? sprak hij in de zichtbaarste zieleangst.

- Het reglement verbiedt nieuws van de hier verblijvenden te geven aan mannelijke bezoekers, tenzij aan de man van de vrouw en aan de vader van het kind.

- Ik bén de voader! hernam hij, - en ik zal de hand aan heur houwen... als ze nog leeft... voegde hij er vastberaden bij, ineens plechtig in zichzelf dat besluit nemend.

- Vandaag is het uur verstreken; maar zend morgen een vrouw, aan deze zal bescheid worden gegeven, sprak de onderbestuurster, aan een belkoord trekkend, als tot sein, dat hij heengaan moest.

- Om godswil, madame, één woord, één enkel woord, ik

[pagina 1249]
[p. 1249]

ben in doodsbenauwen!

Hij smeekte met de handen samen, als een straatbedelaar om een aalmoes.

- Het reglement is stipt op dit punt.

Haar hart vermurwde bij het zien van zijn kommer; maar juffrouw Constance had niet voor niet gezworen de voorschriften van 't gesticht na te leven; in haar vrees voor wankelmoed behield zij het halsstarrigste stilzwijgen, in de grond kijkend, totdat de deur openging en het vragend gelaat van de jonge, wakkere portieres verscheen.

Juffrouw Constance wees met de vinger vooruit.

Florimond groette en strompelde heen als een dronken mens. Niet eenmaal 't kleinste nieuws van Euzeke!

Zij was dus tenemaal verloren voor hem!...

Hij haar volkomen vreemd!...

- Morgen, morgen! had de bestuurster gezegd, alsof het zieden van zijn hart daarmee afkoelen kon.

Hij keek niet waar hij ging en struikelde over de touwen van de schepen, op de kade gemeerd.

En juffrouw Constance, in haar waardige, bescheiden zelfbewustheid, een van de goedertierendste onder de mensen, kwam hem in zijn overspannen weegevoel op dit ogenblik voor als een wangedrocht van hardvochtigheid.

Voorzeker was Euzeke dood, maar waarom dat voor hem verheimelijkt?

Wat kon het die bestuurster schelen dat hij 't wist?

Het kind! Zijn kind, daar had hij niet eenmaal aan gedacht, ver van ernaar te vragen. Hij kende 't niet. Hij had het nog niet lief.

Dit kind was de schuld van alles. Dat besef verlichtte plots zijn ontredderd brein.

Het was de schuldige. Wat was het komen doen op de wereld? Hem scheiden van Euzeke, heel hun gezamenlijk geluk omgooien door zijn ongewenst verschijnen!...

Figuurlijk stak hij de vuist naar de verstoorder uit. En hij begreep hoe er moeders waren, die hun kind doodden.

Had hij het maar in zijn bereik gehad. Hij voelde een jeuking in de handen om het zonder genade de nek om te wringen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken