Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

ebook (4.02 MB)

XML (2.33 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3

(1975)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 1334]
[p. 1334]

VIII

Madame Verpoest leefde nu in een stemming van blijde gemoedsrust. De weigering van Florimond om de hem aangeboden partij te aanvaarden, had haar wel tijdelijk vergramd, maar liet geen blijvende wrok na.

Hij scheen trouwens helemaal veranderd in gunstige zin en, ofschoon de losse vrolijkheid van vroeger niet terugkeerde, toch lag er iets teders in zijn serene gelaatsuitdrukking en de wijze, waarop hij haar aansprak en aankeek, wat haar moederhart weldadig aandeed. Hij zat niet meer uit 's avonds laat of 's nachts en nam ijverig de zaken waar, onder 't veeleisend beheer van Julien.

Zelfs de bekommernis over de geldelijke toestand, de vrees voor het onmiddellijk terugeisen van het verschuldigde aan madame Carbonnelle, wist madame Verpoest op de achtergrond te schuiven; of was alles opgelost in de roes van 't geluk en de hovaardij, waarin de grootse manifestatie ter ere van de betreurde, en thans met een aureool van roem omgeven echtgenoot haar had gebracht?

- Mama, gij hèt toch 'n gelukkige karakteire, zei Paulke, bij wie de smart invreten kon als 't bijtend vocht in een etsplaat.

- Joajik, mijn kind, en zij vond een poëtische figuur om haar woorden toe te lichten: - ik ben lijk 'n kuulblad, 't water luupt erover zonder erin te drijnge, en azu luupt het verdriet over mijn herte.

 

Maar haar vrede zou toch gestoord worden. De levensstormen waren onzichtbaar reeds in aantocht, gelijk een onweer nadert achter de horizon.

Op een morgen, omstreeks elf uur, kwam Palmyre haar met een soort van bange eerbied het onverwacht bezoek aankondigen van madame Médard.

[pagina 1335]
[p. 1335]

- O, madame, ze es toch zue schuene geklied, huel in de zije en mee witte leren handschoenen aan!

Wat had dat te beduiden?

Mlle Aurore kwam er wel eens familiaar aanlopen, meneer Tiburce was er de vorige dag ook nog geweest; maar 't was met zijn diapason in de hand, om de piano te stemmen, en madame Verpoest had zich verblijd, dat het accorderen ditmaal geen geld kostte... Hij was lang gebleven zelfs... maar zijn moeder die nu kwam en heel opgekleed!

Hoe groot was de verwondering, hoe hoog steeg de ontsteltenis bij madame Verpoest, toen vormelijk de hand van haar dochter Marina werd gevraagd voor luitenant Tiburce Médard!

Zij zonk als machteloos achterover op haar stoel, de armen slap neerzinkend; zweet barstte uit op haar ontstoken aangezicht. Even stotterde zij:

- Mais, madame, ça n'est pas possible, Marina ne voudrait pas; une fill qui a eu tant d'occasions et qui les a tous envoyés promener.

- Les deux jeunes gens s'aiment, ils sont d'accord, madame. Ze waren 't eens!...

- Et tout ça a été bacalé derrière mon dos! kreet ze wanhopig.

Het flitste door haar brein, dat een officier de wettelijk voorgeschreven bruidsschat hebben moet: verkoop van roerende en onroerende goederen, verdeling van 't vaderlijk erfdeel, geld getrokken uit de zaken!...

- C'est ma mort, voegde ze eraan toe.

- Madame, vous n'espériez pas garder votre fille éternellement auprès de vous, je pense, zei het oud dametje heel beleefd.

Neen, dat had ze niet gehoopt noch gewenst, maar met Tiburce, alzo een lelijkaard, een jongen, die weinig gezondheid scheen te hebben en geen geld! dacht ze.

Madame Médard vertrok zonder bescheid, zeker wel teleurgesteld, met twijfelachtige beleefdheid door madame Verpoest tot aan de deur begeleid.

En nu ging het erop los tegen Marina die, schijnbaar op haar kamer gevlucht, en weer beneden gekomen, alles, achter de

[pagina 1336]
[p. 1336]

dubbele salondeur verscholen, afgeluisterd had.

Marina zelf, boos voor het onhartelijk onthaal, dat de toekomstige schoonmoeder was te beurt gevallen, trad strijdvaardig op:

- Ik ben mijn zelfs en 'k ben verstorve, ge'n zul mij hier tege mijn goeste nie houwe. G' hèt gij uuk u gedacht gedoan. En als ge zu vele-n op Tiburce af te keure wist, woarom zondt ge er mij hule doage noartoe? Ge kost wel peize wat dat er van kome zoe, azu ne séduisante meins, en zu schune in zijnen uniform.

- Kwiek tons kinders, kwiek tons kinders! jammerde madame Verpoest.

Zij was echter nog niet aan het einde van haar kommer. Zodra Florimond van het kolenmagazijn terugkwam, kreeg hij heel 't verhaal te horen, met luide klacht als tot een bondgenoot, in tijdelijke vergetelheid van haar eigen grieven tegen hem.

- Peis ne kier, Florimond! - Wa zegde doarvan, Florimond? Wie zoe nu uunt azu iets van Marina verwacht hên? Zij willen trouwe mee azu ne lulijke Woale!... Ge'n zegt lijk niets, Florimond? riep ze, verontrust over zijn aanhoudend zwijgen.

En hij, verlegen:

- M'ma, wa kan ik doarvan zegge? Zin es kuup.

- Watte! zin es kuup! Ge valt uuk al tege mij! En zij sloeg herhaaldelijk als een slachtoffer van slechte behandeling de gebalde vuist ontmoedigd op haar knie.

- Maatje, hernam hij, aarzelend eerst, ge moet gij het toch wete vandoage-n of morge, 'k trouwe uuk!

Het was eruit!

- Watte!... wa zegde gij doar! gilde madame Verpoest.

- Da 'k uuk goa trouwe, m'ma.

- Mee... mee... mee die...

Madame Verpoest stikte van woede in haar woorden, zij kon geen klank meer uitbrengen.

- Joa, mee heur, knikte Florimond vastberaden.

- 't Valt al op mij, 't valt al op mij! kreet zij schreierig.

- Doar 'n valt niemendale op u, zei Florimond, - doar 'n zal u niemand 'n struud in uwe wig legge.

[pagina 1337]
[p. 1337]

- Joa moar mee wiene? vroeg ze toch, ofschoon ze 't antwoord giste, eer hij het gaf.

- Mee Euzenie, antwoordde hij krachtdadig, - mee de moeder van mijn kind, doar zie!

- U kind, u kind! schreeuwde zij, op een schimptoon, - wie zegt er u, dat 't uwe-n es? Da schandoal hee mee iederien gelupe, 't es genoeg gewete van al die heur kenne. Ze kiest den besten uit den huup om 't op te steken, en da zijde gij.

- Ik trouwe mee heur, huurt ge 't mama, mee heur, mee Euzenie, en de kleine zal op mijne noame stoan, huurt ge 't, ma?

Hij ook was vertoornd nu en sloeg de deur, buitengaand, met geweld achter zich aan.

Paulke kwam op 't gerucht toegeschoten. Zij vond haar moeder in tranen. Zij kende reeds 't verhaal van Marina's huwelijksaanvraag - door Marina zelf - en vermoedde de rest.

- Mama, 'n moak toch gien verdriet, 'k zal ekik bij u blijve, maatje lief, streelde zij, de hand troostend op de schokkende schouder van haar moeder gelegd.

Maar de hand werd moedwillig afgeschud:

- Ha, ge zul gij bij mij blijve! 'k Zoe 't geluve! Hoe lank zal 't dure? Totdat er ne kier veur u uuk nen hond komt mee 'n hoedsjen op, zeker?

En Paulke kromp nu zelf ineen onder de onverwachte smaad. Ook Julien kreeg al 't gebeurde, bij zijn thuiskomst van het kolenschip, te horen.

- Jonge, jonge, we zijn geruïneerd, plat geruïneerd, 't moe al verkocht en gedield worde, Florimond en Marina valle mij op 't lijf veur ulder wiezepennijnge!...

- O, mama, gij kermt toch overdrijve! Ge 'n hèt ommers moar noar de Bank te goane. Geef ze ulder wiezepennijnge. Elk het zijne 'n es toch nie te vele, antwoordde hij kortaf.

- Ge zegt da zeker omda ge allemoal koeke van ienen dieg zijt. Ge moet zeker uuk 't uwe hên? Ge goat zeker uuk trouwe?

Dat woord ‘trouwe’ spookte in haar hersens als 't refrein van een liedje dat de geest kwelt.

- Als ekik van mijn leve wille trouwe, steek mij in 't zothuis, zei hij bars.

[pagina 1338]
[p. 1338]

Toen madame Carbonnelle tegen de avond, in de stemming van onverbiddelijke schuldeiseres, ten huize. Verpoest verscheen, oproer en tegenspraak vrezend, vond zij madame alleen, mak als een lam.

- Madame Carbonnelle, nog 'n klein beetje patiëncie. Ge zult voluit betoald worde. 'k Goa liquidere mee mijn kinders.

- G'hèt gelijk, madame, vous avez raison, grandement raison.

- Marina trouwt.

- A bah! mee wiene?

- Mee menier Médard, de luitenant van nevens de deure, mijne locatoaris.

- Zu! proficiat! 'n Goeie parti?

- Och, madame, 'k 'n peize niet dat er fortune-n es, nen broave jonge, 'k 'n zegge nie 't controarie; moar 'k hoa 't liever anders g'had: 't 'n es de soorte nie om van te kwieke; moar wa kan ik er aan doen? Marina es er zot van, die dwoaze, 'n meiske, dat al die keure g'had hee!

Medelijdend, schudde madame Carbonnelle het hoofd:

- C'est incompréhensible en effet, zei ze.

- Florimond ben ik uuk kwijt. Onderworpen reeds deelde madame Verpoest het mede.

- Florimond uuk! en den diene, mee wiene? vroeg de bezoekster thans op bitsige toon.

- Moede da vroage, madame? Mee die fameuze Euze, die ge wel kent; z' hee ten uwent uuk nog genoaid.

- Mee Euze! mee Euze! Et refuser le magnifique parti que moi je lui offrais!

- Joa, joa, madame, ze smijten ulder alle twieë verlore; j'en ai tellement mon ventre plein... van al die dijnge!... c'est comme ça l'un après l'autre! Mijnen ienigen truust es nu nog Julien, den diene zal bij mij blijve; want Paulke zit uuk op ne schupstoel, 'k weet ik da wèl.

- Mee Euze, mee Euze! herhaalde, madame Carbonnelle, die haar eigen oren niet geloven kon.

- Zij smijten ulder alle twieë zienelijk verlore, madame! Gans ontmoedigd klonk de toon van de herhaling - moar die nie huren 'n wil moe voele. Ze zulle loater genoeg aan ulder uugskes wrijve; moar dá ze, eh bien, qu'ils! besloot madame Verpoest met plots heropgewekte, wrokkige energie.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken