Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 154]
[p. 154]

XV Herinnering

De ‘gaaisprang’ van Hompierre stond midden op een weiland, dichtbij 't achterhek van het kasteelpark. Die ‘gaaisprang’ was een hoge mast, met op de top een driehoekige, ijzeren pyramide, een soort spitse hark vol scherpe punten, waarop kleine, houten vogeltjes met schitterende vederbos - de gaaitjes - werden vastgeschroefd. Heel aan de uiterste spits prijkte eenzaam de hoogvogel, verguld, met gouden vleugeltjes en buitengewoon grote panache, die schitterde in de zon; rechts en links daaronder stonden de beide verzilverde zijvogels, nóg lager de twee rood- of blauwgekleurde ‘kallen’, en eindelijk, op de onderste stangen, het dicht gekrioel van de mindere, withouten ‘gaaitjes’ met hun kleinere vederbosjes, als nog zwakke kuikentjes, die pas uit het nest komen piepen. Het hoge ding kon door een zware wipstang en een lang dik touw op en neer worden gehaald; en, op plechtige feestdagen, wanneer er ‘grote schieting’ was, werden de overwinnaars ruikers van papieren bloemen aangeboden.

De leden van de handboogmaatschappij, die zich daar kwamen oefenen, behoorden allen tot de voorname, welgestelde ingezetenen van 't dorp en de omliggende gemeenten. Er waren landjonkers en fabrikanten onder, gegoede renteniers en hereboeren; en het genootschap was beperkt tot een maximum van dertig leden, om het in een intiem, gesloten kringetje te houden. 't Bestond al bijna honderd jaar, vol oude tradities, en het voorzitterschap was overerfelijk onder de geslachten van 't kasteel: de barons d'Hompierre d'Axpoele. De eerste oprichter had het genootschap een prachtige gouden vogel - een symbolische hoogvogel - ten geschenke aangeboden, ‘L'Oiseau loyal d'Axpoele’ zoals men hem heraldisch noemde, die ieder jaar opnieuw op de ‘Koning-

[pagina 155]
[p. 155]

schieting’ in competitie werd gesteld, en aan een groen-engeel zijden lint - de kleuren van 't kasteel - gebonden, door de barones of een der adellijke dames plechtig om de hals van de jaarlijkse overwinnaar werd gehangen. Daarna had een feestmaal plaats, en eindelijk, met vaandrig en tromslager aan 't hoofd, werd de nieuwe ‘koning’, op een wit paard, door de andere schutters te voet gevolgd, stoetsgewijze en triomfantelijk rondom het dorp geleid.

Er was wel een grote bekoring en ook een zekere weemoedigheid in die jaarlijkse bijeenkomsten. 't Was telkens weer een feestelijk terugzien van veel oude kennissen en vrienden, die men anders toch maar schaars of zelfs in 't geheel niet ontmoette; en het was ook meteen 't weemoedig vaststellen, hoe de ‘tand des tijds’ gedurende dat jaar aan velen had geknaagd.

O! ik herinner mij die schone, warme zomerdagen, toen wij, van alle kanten, met rijtuigen aankwamen! Het rijpe koren golfde als een milde goudvloed over 't wijde, stille land. De rode, rijpe appels bloosden in de kruinen van de oude boomgaarden, en de boerderijen lagen zo stil, zo vreedzaam, zo gelukkig, gans glinsterend van weeldekleuren in de zon. 't Waren de dagen van voldragen rijkdom en volzalige rust, die 't harde zwoegen van de oogst voorafgaan.

Wij brachten één dag leven en beweging in de anders doodse stilte van 't ver-afgezonderd, pittoreske dorpje. Niemand werkte er die dag en op de middentoren van 't kasteel wapperde hoog de vlag: de groen-en-gele vlag van de d'Hompierre's d'Axpoele, als een deinend, uit de rijke akker weggeknipt, schitterend lapje groei-en-bloei-weelde, tegen de felle, blauwe hemel aan...

Ja, ik herinner mij, hoe er ieder jaar steeds minder kwamen, en hoe de overblijvenden er telkens ouder en meer afgeleefd uitzagen!... ‘De tand des tijds’ richtte wrede verwoestingen onder hen aan. De dikken werden elk jaar dikker, de mageren steeds magerder, de grijsharigen steeds grijzer. Werd men aldoor lastiger om nieuwe leden aan te nemen? Of had de oude maatschappij haar traditionele bekoringskracht op de jongere geslachten verloren? Er boden zich althans bijna geen nieuwe, en vooral geen jongere leden aan.

[pagina 156]
[p. 156]

Het werd een oude, oude garde, die ieder jaar haar krimpende gelederen aaneen moest sluiten. Er waren er bij die nog maar met moeite hun boog konden spannen en slechts met bevende hand een pijltje schoten, dat ternauwernood tot aan de onderste rij piepvogeltjes reikte. De sierlijke hoogvogel, de traditionele ‘koningvogel’ waar allen op mikten, bleef soms uren lang onaangeraakt, uitdagend-zegevierend glinsteren aan de spits, zodat mevrouw de barones, die doorgaans met een paar vriendinnen de ‘koningschieting’ bijwoonde, eindelijk ongeduldig werd, en wel eens sprak van heen te gaan, zonder met haar fijne blanke hand de heraldische ‘oiseau loyal d'Axpoele’, aan het groen-geel lint om de hals van de overwinnaar te hangen.

Ook het feestmaal, dat op de ‘schieting’ volgde, was weldra niet meer als vroeger. Het werd gebruikt in een witlinnen, met groen en vlaggen en bloemen versierde open tent, op de ruime binnenplaats van het gemeentehuis, waar de rijtuigen uitgespannen stonden; en van jaar tot jaar leek de lange, witte tafel, steeds langer en ruimer van gapende leemten, terwijl de overblijvers in een hoekje op elkaar drongen. Zij hadden geen tanden meer, of slechte tanden, en het eten ging moeilijk en langzaam. Bij het dessert stond het oud barontje, - de erfelijke voorzitter - met zijn glas champagne overeind, en sprak de traditionele toast uit.

Vroeger was dat een triomf en juichmoment. Van lieverlede werd het iets pijnlijk-benauwends. Ieder jaar nu, had het barontje de doden of door ziekte afwezigen te herdenken. Daarbij kwam nog, dat hij zelf, kinderloos, de oude, erfelijke traditie met zijn geslacht moest zien verloren gaan. Die kinderloosheid was dé grote smart, die op zijn ganse leven haar droevige stempel had gedrukt. Vertelde men niet in het dorp, dat de Barones, altijd in 't zwart gekleed, de rouw droeg van de kinderen die zij nooit had mogen hebben?...

't Barontje sprak, en zijn van emotie trillende stem, herdacht de doden en door ziekte afwezigen. Een waas van weemoed kwam als een onzichtbaar rouwfloers over de gezichten, want in zijn droeve woorden voelden zij hun eigen beurt wel naderen. Maar het barontje vermande zich, hij dwong zijn verzwakkende ontroering terug; hij zwoer, met plechtig ge-

[pagina 157]
[p. 157]

baar, dat hij tot het allerlaatst de oude maatschappij getrouw zou blijven, en hoog haar edel vaandel houden; en dat troostte hen allen en gaf hun weer moed, en vol trots steeg de overwinnaar nog eens op het traditioneel wit paard, met ‘l'oiseau loyal d'Axpoele’ aan het geel-groen lint om zijn hals, in triomftocht door de straten van het dorpje.

Tot eindelijk kwam de dag, de droef-vernederende dag, waarop de trotse hoogvogel niet afgeschoten werd.

'k Zie nog 't barontje sidderend naar voren treden, telkens als zijn schietbeurt kwam; 'k zie nog zijn uitgezette linkeroog van inspanning schel fonkelen, zijn mikkend rechteroog boos grijnzen, de spieren van zijn mond onder de lange, grijze snor vertrekken en zijn voorhoofd rimpelen; ik zie de boog zich spannen, de pijl zich als het ware uittrekken en eensklaps in de zwieping van het losgelaten koord de lucht insnorren,... doch alles tevergeefs; noch het barontje, noch iemand van die andere heren, kon de mooie vogel treffen. Zij waren te oud, te stijf en te onvast geworden; het ging niet meer, het wou niet meer, je voelde dat zij hem ditmaal niet zouden naar beneden krijgen. Voor het eerst, sinds de oude sociëteit bestond, dreigde de smaad dat de hoogvogel verloot zou moeten worden.

Het was reeds over zes uur, en de barones en de vriendin die met haar was, werden ongeduldig, terwijl het volk uit 't dorpje, verbaasd dat de schieting ditmaal zo lang duurde, nieuwsgierig rond de ‘gaaisprang’ begon te dringen.

- Cessez donc, cela devient ridicule, fluisterde wenkbrauwfronsend de barones tot het barontje.

- Jamais! beet hij haar nijdig toe.

- Nous nous ennuyons, klaagde zij.

- Il faut respecter la tradition, knorde hij; en liep gejaagd weer naar het spel toe.

Allen nu spanden hun uiterste krachten in. De dikkerds hijgden en zweetten, de mageren waren afgemat en bleek, de gezichten stonden scheef verwrongen en de armen trilden; maar helaas, 't bleef vruchteloos, en mevrouw de barones en haar gezellin keken met stille minachting naar de hoe langer hoe slapper opgaande pijltjes, die telkens weer machteloos,

[pagina 158]
[p. 158]

zonder iets geraakt te hebben, buitelend over de grond neerstruikelden.

't Was zeven uur. Vuurrood ging de prachtige zomerzon achter de hoge donkere kruinen van 't kasteelpark onder, en haar laatste stralen wierpen een oranjeglans over de ongerepte witte vederbos van de hoogvogel, die als van trots in de lucht stond te gloeien.

De teleurgestelde en vermoeide schutters keken elkander vragend aan.

Nu moest het wel; zij waren overwonnen. Het volk stond op een afstand fluisterend te grinniken; mevrouw; de barones verborg niet langer haar misnoegdheid en haar wrevel, en de kookvrouw uit het gemeentehuis was reeds met een alarm-gezicht komen vragen, wanneer de heren toch aan tafel zouden gaan.

Met een bruusk gebaar ontspande 't barontje eensklaps zijn boog en zei dat het uit was.

Allen volgden zijn voorbeeld. Hun slappe bogen in de hand, terwijl de ‘gaaisprang’ door de ‘knape’ reeds werd neergelaten, kwamen zij schoorvoetend en vernederd in het tentje waar de koningsvogel nu verloot zou worden.

De nummers werden in het houten trommeltje gedaan en door elkaar gerateld. Mevrouw de barones, weer in haar humeur omdat het eindelijk afgelopen was, hield met een genadiglijke glimlach van welwillendheid, de heraldische ‘oiseau loyal d'Axpoele’, sierlijk bengelend aan het geelgroen lint in haar beide fijne handen, klaar om het de toevallige overwinnaar om de hals te hangen.

Eensklaps, een kort gejuich van opgewondenheid en enkele kreten: ‘Leve de baron! Vive monsieur le baron!’

't Barontje had het winnend nummer opgehaald en met een stralende glimlach kwam de barones naar hem toe om hem het lint om de hals te hangen.

- Non! weerde hij haar kort af, boos en nukkig als een kind.

- Oh! oh! monsieur le baron! protesteerden allen.

- Henri! zei enkel zijn vrouw met een hard-koele dwangblik.

En 't barontje boog het hoofd en liet zich ‘koningen’.

- Vive monsieur le baron! Leve onze koning! juichten de

[pagina 159]
[p. 159]

schutters. En het volk daarbuiten juichte mee, in eerbiedige echo.

Maar het barontje bleef ontstemd en triest. Een uitdrukking van echte smart en droefheid stond op zijn gezicht, en terwijl allen zich klaarmaakten om het traditioneel feestmaal te gaan gebruiken, zei hij eensklaps dat hij zich niet lekker voelde en ditmaal niet mee zou aanzitten.

- Mais monsieur le baron! riepen allen in verslagenheid.

- Non, messieurs, je vous en supplie, n'insistez pas, smeekte hij.

En hij groette, hij groette hen allen beleefd en diep, om zich te verontschuldigen, en vertrok met de twee dames, door het open hek van zijn in avondglorie badend park, overweldigd door een leed dat hij niet verkroppen kon.

Dat is het einde geweest.

Die winter wierp een storm de ‘gaaisprang’ omver, en zij werd niet meer opgericht. Zij was ook al oud en vermolmd, ouder nog dan de overblijfsels van de oude garde, die er zich voor 't laatst hadden omheengeschaard.

L'Oiseau loyal d'Axpoele werd als een pronkstuk in de jachtkamer van 't barontje aan de wand gehangen; en kort daarop is het barontje zelf bij zijn voorouders in de familiekelder neergedaald.

't Is jammer dat die oude dingen moeten doodgaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken