Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 162]
[p. 162]

XVII Langs de leie

't Is heerlijk groen en blauw vanmorgen langs de lieve Leie... Er is tintlende beweging van zon en wind over 't klotsende water; en ook de oevers en de hemel trillen van schitterend leven: de lucht vol kleine witte wolkjes, die als vlugge, lichte scheepjes drijven door 't azuur; de oevers een en al jubelende lenteweelde van zacht wuivend groen met landelijke bloemen, waarover, licht als vlinders, zingende rietmussen en leeuwerikjes zweven.

Hoe innig lief heb ik de kalme, kronkelende Leie op zulke ochtenden!...

Het water ligt bijna op gelijke hoogte met de weilanden. De gele irissen die langs de kanten opschieten, vormen hier en daar als een gouden heg tussen het jaagpad en de stroom. De boerderijen en de huisjes liggen overal in 't ronde, grillig verspreid, in witte en roze en groene kleuren, omringd door hun bloeiende boomgaarden, als feeërieke eilandjes midden in een smaragdgroene zee. De rode zeilen van de verre molenwieken zijn als grote, geestdriftige armen die wenken, en de witte kerkjes, de zoete, oude witte kerkjes van ons Vlaanderen staan als kalme, serene wachtposten hier en daar op de uitkijk.

Midden in die schone en bijzondere landelijke harmonie, komt, als iets vreemds, een schip de rivier opgevaren. Het schijnt een zeer groot schip omdat het water zo hoog en de oever zo laag ligt. Het maakt de indruk of het door de lucht voer. Het komt, wind- en stroomopwaarts, zwaar getrokken door twee oude, witte, belletjes-rinkelende paarden, en de korte golfjes, die er schuimend tegenaan klotsen, lijken van ver hijgend-drukke witte poedelhondjes, die de voorsteven pogen op te klauteren.

[pagina 163]
[p. 163]

Ik weet niet waarom, maar het nadert tot mij als een onwelkome stoornis in een zacht-volmaakte harmonie. Ik wou dat het voorbij was, dat ik het niet gezien had. Ik vind het altijd zo'n akelig gezicht, die arme, afgebeulde, oude paarden, die de schepen trekken, en de ‘ketsers’ zijn dikwijls zulke onbarmhartige grove en ruwe lui.

Deze, is niet eens bij zijn paarden. Hij komt er een vijftigtal passen achterna geslenterd met zijn lange zweep in de hand, en af en toe schijnt hij als tot tijdverdrijf, iets uit te voeren, dat ik op die afstand nog niet duidelijk onderscheiden noch begrijpen kan. Hij bukt zich, schijnt iets uit het oevergras op te rapen, plaatst dat iets op de rand van het jaagpad, neemt een aanloop en keilt het, met forse zweepslag, in het water.

Daar komen, alleen, zwaar halend aan het strakgespannen touw, in het gerinkel van hun belletjes, de twee oude, sjouwende paarden. Als beleefde mensen dringen zij instinctmatig naar de oever toe om mij door te laten. Hun zwoegende adem sist en reutelt, de brede schoften zweetstralen, hier en daar sijpelt een bloedige plek onder het knellend harnas.

De ketser, ginds, op een afstand, gaat met zijn spelletje door: zich bukken, iets oprapen, het op de grasrand plaatsen en met een furieuze zweepslag in het water keilen. Wat doet hij toch? Wat vindt hij daar? Wat gooit hij telkens weer weg?

Eensklaps zie en begrijp ik...! 't Zijn kikkers, die hij langs de grasrand opvangt, en barbaars verminkt, in het water zweept!... Dat is zijn ketsersvermaak, zijn tijdverdrijf!

Juist heeft hij er weer een gevonden en op de rand van het jaagpad gezet. Hij gaat vier schreden achteruit, als om een flinke aanloop voor zijn slag te halen.

Maar ik ben hem voor. Vlug, kalm, zonder een woord, loop ik naar het slachtoffer toe, neem het op en gooi het in 't water, vóór hij de tijd heeft tot slaan.

- Verdome! Wa goat dat ou aan! hoor ik zijn ruwe vloekstem.

Glimlachend richt ik mij op en kijk hem aan.

't Ziet er een barre kerel uit, een rosse kop, met dik gezicht vol gele sproeten. Verwoed-uitdagend schitteren zijn hardblauwe ogen en zijn rechterknuist is om zijn zweep gekneld.

[pagina 164]
[p. 164]

- Goat 't ou verdome aan? herhaalt hij nog dreigender.

Ik ben in't geheel niet bang en vastbesloten kalm, doodkalm, te blijven. Nog nooit heb ik mij rustiger, kalmer gevoeld. De glimlach wijkt niet van mijn lippen.

- Zoe-je nie 'n sigare rueken? vraag ik, glimlachend mijn koker uithalend.

Zo'n ruwe man is toch eigenlijk een gevoelig klein kind. Zijn ogen, zijn schitterende woedeogen krijgen terstond een vriendelijke uitdrukking en er komt iets schuchter-gegeneerds over zijn ganse wezen.

- Ha meniere... lijk datte...! glimlacht hij onweerstaanbaar op zijn beurt, en met de ene hand neemt hij de sigaren aan, terwijl hij met de andere even zijn pet oplicht.

- Da es schuen weer, e-woar? zeg ik.

- 't Es zeker schuen were; 't es 'n plezier om nou 'n beetse langs 't woater te wandelen, antwoordt hij.

En dat is alles... Over zijn barbaars vermaak met de kikkers, geen woord. 't Is niet nodig meer. Hij denkt er niet meer aan. 'k Geef hem een lucifertje, hij steekt aan, smakt van genoegen, en met een dank en een groet is hij weg, zijn zwaar sjouwende, reeds verwijderd belletjes-klingelende paarden achterna.

Heerlijk is het langs de lieve Leie, heerlijk groen en blauw over weiland en hemel, met de tintelende beweging van zon en van wind in 't zacht tegen de oevers opklotsende water.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken