Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 617]
[p. 617]

De jeugd

Voor het eerst, sinds al de lange jaren dat ik haar reeds ken, heb ik heden mijn goede, oude vriendin in tranen gezien... Ik kwam haar, zoals ik dikwijls doe, bezoeken op haar buiten, ik plaatste mijn rijwiel tegen de muur en stapte, zonder te bellen of mij te laten aandienen, de stoeptreden op en de hall binnen... en daar zat ze vóór mij, eenzaam aan een tafeltje, met haar handwerk naast zich, onbeweeglijk en doelloos, de ogen vol tranen.

- Wat?... wat is er gebeurd? riep ik, verbaasd.

Zij schrikte op als uit een droom en glimlachte. Machinaal greep zij naar haar handwerk, alsof ze zich schaamde, zij, de altijd vlijtige en altijd goed-gehumeurde, over haar gedruktheid en haar niets-uitvoeren; en zij sloeg haar ogen neer, terwijl een kleur even op haar wangen gloeide. Maar dadelijk keek ze mij weer vrank en helder aan en zei met een tere emotie in de stem, zoals ze dat hebben kon:

- Je ziet mij schreiende, niet van verdriet, maar van stille ontroering.

- Gelukkig! juichte ik. En ik keek om haar heen, over de tafel, naar wat haar die emotie mocht bezorgd hebben.

- Neen, neen, glimlachte zij. - 't Is niet hier; maar hieronder. En zij wees naar de parketvloer, waaronder ik wist dat de keuken was gelegen.

- In de keuken? riep ik verwonderd.

- Ja, knikte zij. En met haar lieve, melodieuze stem vertelde zij:

‘Je weet, of je weet niet,... je bent het waarschijnlijk al vergeten, dat ik onlangs een nieuw kamermeisje heb gehuurd. Het is een weeskind, jongste dochtertje van een aan de drank verslaafde vader en een verlopen moeder; een kind, dat ik uit een liefdadigheidsgesticht heb gehaald. Zij is hier met de

[pagina 618]
[p. 618]

allerbeste getuigschriften aangekomen en blijkt ook, onder alle opzichten, een uitstekende aanwinst voor mij te zijn. Ik heb niets dan lof over haar.

Dat het kind een allerdroevigste jeugd heeft gehad, spreekt vanzelf. De dronken vader mishandelde zijn kinderen en de slechte moeder verwaarloosde hen zó, dat ze hun wettelijk ontnomen werden. In het gesticht hadden ze 't beter, maar ach! wat is zelfs het beste en genadigste wezenhuis in vergelijking met een goed ouderlijk huis? Om kort te gaan, het aardige kind, dat nooit een zonnestraalken in haar leven heeft gekend, ontwaakte hier tot een geluk, dat als 't ware over haar ganse wezen uitstraalde. Zij tierde en bloeide als een lang vernepen plantje, dat eindelijk licht en zon ontvangt. Ik zag haar huppelen van levenslust en blijdschap; ik hoorde haar soms zingen als een vogeltje!

Eerst had ik nog een vrees. Hoe zou dat samen gaan met Marie de keukenmeid, die al zoveel jaren bij mij is? Maar dat ging best. Marie regeerde over de jongere, natuurlijk; maar deze het het zich bijzonder welgevallen; enfin, ik had het met mijn nieuwe acquisitie getroffen, zoals het, in deze tijd vooral, haast niet meer voorkomt’.

Mijn lieve vriendin glimlachte en keek mij even aan, met ogen die streelden.

‘Het was te mooi’, voer zij langzaam verder, ‘er moest een schaduwzijde aan komen. - Reeds tweemaal, en telkens als nu, op een zondag, had ik bij Marie enige ontstemming menen waar te nemen. Ik lette daar niet veel op; keukenmeiden zijn wel eens meer humeurig en nukkig, - misschien zouden wij het ook wel worden als we ganse dagen vóór een hete kachel stonden, - maar nu, vandaag, nog geen uur geleden, komt Marie eensklaps als woedend van uit de keuken bij mij opgestormd en deelt mij, snikkend en schreiend, in een wilde vloed van woorden mede, dat het zo niet langer gaat, dat dat spel met Liza ('t is de naam van 't nieuwe meisje) dadelijk moet ophouden of dat zij haar dienst opzegt.

Stel je mijn verbazing en mijn schrik voor! Marie, die hier reeds vijftien jaar woont en mij zo goed en trouw dient! Wat is er toch gebeurd, Marie? vroeg ik geheel ontdaan. En Marie, steeds schreiend en snikkend, deelde mij mede, in telkens

[pagina 619]
[p. 619]

afgebroken woorden. - Het is nog een kind, mevrouw,... en zij wil... altijd met mij spelen... als een kind... Zij zegt zo: Marie... wij werken de ganse week, maar 't is nu zondag... we hebben enkele uurtjes vrij...toe... laten we nu eens... met elkander spelen. - Ben je mal! zeg ik natuurlijk; maar... ze komt naar mij toe, mevrouw... en trekt en plukt aan mij... en wil mij met haar in de keuken doen dansen. Nou, mevrouw,... daarmee ben ik niet gediend... dat begrijpt u... Ik ben nog wel niet oud... maar heb daar toch geen zin in... ik rust hever een uurtje, in mijn vrije tijd. Maar dat begrijpt ze niet, mevrouw; ze is niet van mij af te slaan... en 'k wil dat niet langer dulden... niet dulden... ik ga weg, mevrouw,... ik ga van zondag af weg... als u daar geen eind aan weet te maken!’ Mijn goede vriendin glimlachte opnieuw, maar toch zag ik weer de vochtigheid van tranen door haar glimlachende ogen schitteren. Ik voelde mij intens door het geval geboeid en wachtte ademloos op de conclusie.

- En hoe is 't afgelopen? vroeg ik.

- Ik weet het niet, antwoordde zij met gedempte stem. - Ik heb Lisatje bij mij boven laten komen en haar de les gespeld. Doch hard kan ik onmogelijk tegen haar zijn. Het is toch zó natuurlijk; denk eens een kind van nog geen achttien jaar! En ik vond er iets zó touchants in, dat ik mijn ontroering niet beheersen kon. Ik had zo'n gevoel of zij mijn kind en ik haar moeder was. Zij huilde heel diep droef en ongelukkig en ook ik begon te huilen. Zij was pas weer naar beneden toen je hier binnengekomen bent.

- En nu? vroeg ik, met steeds toenemende belangstelling.

- Nu is 't stil beneden, maar verder weet ik niets.

- Laten we toch eens gaan zien, smeekte ik.

- O, maar...! schrikte zij.

- Waarom niet? drong ik aan. Ik ken Marie reeds zoveel jaren en heb ze in lang niet gezien. Ik wou haar eens goendag zeggen.

Langzaam, met aarzeling stond mijn vriendin op. - Je mag vooral toch niet doen of je iets weet! vermaande zij.

Zij daalde vóór mij de wenteltrap naar het souterrain af en opende de glazen keukendeur.

- Marie, zei ze, - hier is meneer die je in lang niet heeft gezien

[pagina 620]
[p. 620]

en je eens goedendag wil zeggen.

De beide meisjes zaten aan weerszijden van de met afgediend tafelgerei beladen tafel in de schemerige keuken en stonden dadelijk groetend op toen wij binnenkwamen. Het schaarse daglicht, dat groenachtig vanuit de tuin door de lage ramen binnendrong, viel vlak in Maries aangezicht en ik merkte het gevlamde rood van de konen en het vochtig-blikkende van haar behuilde ogen. Ik drukte haar de hand en zij glimlachte even. Toen keerde ik mij naar 't tweede meisje om en mijn vriendin stelde haar aan mij voor. Het was een aardig blondinetje, maar haar gezicht was lelijk opgezwollen van het schreien. Dacht het kind, dat ik daar als strenge rechter op kwam treden? Eensklaps, nog vóór ik de tijd had ook haar (íe hand te reiken, greep zij naar een stoel en stortte snikkend, als gebroken, met het hoofd tussen haar handen op de tafel neer. - Zie je wel! riep mijn vriendin met een verwijtende blik tot mij, alsof het mijn schuld was.

- Wat is er toch? riep ik ontdaan.

- Ach, ze doet vandaag zo zot, meneer, bromde Marie. Maar meteen barstte zij ook weer in tranen uit.

Mijn goede vriendin was ten diepste geagiteerd.

- Kom, kom, zei ze sussend, - dat moet nu uit zijn. Jullie hebben het altijd zó goed met elkaar kunnen vinden; dat mag niet anders worden. Kom, kom!

Zij ging naar een kast, haalde er gejaagd een karaf met port en twee glazen uit.

- Kom, Marie; kom Liza, de verzoening!

Zij schonk de glazen goed vol, plaatste ze vóór de beide, schreiend in elkaar gezakte meisjes. Zij richtten het hoofd op, keken elkander even aan, proefden een slokje. En toen gebeurde iets heel touchants: het kleintje ging met haar glas om de tafel heen, kwam bij Marie, legde de arm om haar middel, neeg naar haar toe en zoende haar pp de wang, zacht-nederig fluisterend:

- Pardon, Marie.

En Marie zich plots omwendend, gaf haar de zoen terug, wild, hard, hartstochtelijk, alsof ze een man omhelsde.

- Partons, fluisterde mijn vriendin, mij bij de mouw trekkend. Wij liepen haastig weer naar boven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken