Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 762]
[p. 762]

De duifjes

Dit verhaal is geen verzinsel. Het is een waar-gebeurde geschiedenis. Het is gebeurd in Vlaanderen, tijdens de oorlog.

 

Hij was een werkman, een arme veldarbeider. Hij werkte de ganse week, van de ochtend tot de avond, bij een grote boer. Hij was getrouwd; hij had een vrouw en vier kleine kinderen. Met wat hij bij de boer verdiende en met wat het lapje grond, dat hij in pacht had, opbracht, kon hij precies rondkomen. Precies. Er bleef niets over, niets... behalve, ja, toch iets, aangezien een mens zonder enige uitspanning of enige liefhebberij, hoe gering en hoe bescheiden ook, niet leven kan... zijn duiven!

Hij hield voor zijn genoegen enkele duiven. Heel enkele maar, misschien vijf of zes, waarmee hij, af en toe, maar o zo zelden, als hij enige centjes kon sparen, in de prijsvluchten speelde.

Geen mens weet wat dat is, die het niet zelf heeft meegevoeld en meegeleefd. Het is een stille, diepe liefde, een hartstocht vol tederheid en zorg. Halve zondagen zat hij soms naar zijn duiven in hun hok te kijken, alleen maar te kijken zonder meer naar hun bewegingen en te luisteren naar hun gekoer, dat hem in dromen wiegde. Het was of hij iets heerlijks proefde; het was zo zacht, zo goed; geen mens kon zeggen wat het was; het was een loutere zaligheid.

 

De oorlog brak uit en de Duitsers overrompelden het land. Een van de eerste maatregelen die zij troffen, was het inrekenen van alle duiven. Duiven waren hoogstgevaarlijke dieren in de handen van de tegenstrever; zij konden spionnendiensten verrichten. Er werden geweldig-strenge straffen bepaald, voor wie nog duiven zou in zijn bezit hebben.

[pagina 763]
[p. 763]

Hij las die bevelen en schreide van droefheid. Zijn vrouw was even wanhopig als hij, omdat het hem zo aangreep; maar 't moest wel, zei ze; en hij wist ook en zei dat 't moest en hij strompelde naar zijn hok om de dieren te vangen en ze in te leveren.

Hij ving ze op en borg ze in een korf. En toen hij ze daar als gevangenen zag zitten en ermee weg zou gaan om ze waarschijnlijk nooit terug te zien... toen brak zijn hart.

Hij kón niet. Hij zakte snikkend op een stoel neer en zei tot zijn vrouw, dat hij niet kón! Hij kon niet; hij kón niet; er mocht gebeuren wat er wilde; hij kón niet!

- Laat ik het dan doen, zei de vrouw; en stak de hand naar 't korfje uit.

- Nooit! gilde hij, eensklaps woedend; en duwde haar ruw weg.

- Maar wat dan? zuchtte zij met tranen in de ogen.

Hij gaf geen antwoord. Hij stond daar een wijl, roerloos, somber starend.

Toen nam hij plotseling het korfje en liep ermee weg.

 

Hij had ze verstopt in een hoek van zijn schuurtje, achter een hoge stapel takkebos. Daar zaten zij de ganse dag, met het nodige voer en drinken. 's Avonds, als hij van zijn werk terugkwam, haalde hij ze uit en bij het licht van een lantaarn, liet hij ze rondfladderen in het schuurtje, waarvan deur en luiken dichtgesloten waren. Zij koerden in stilte en hij sprak tot hen, als tot kinderen. Buiten hield zijn vrouw de wacht. Bij 't minste teken van onraad stak ze haar angstig gezicht door een kiertje; en terstond blies hij het lampje uit, waarbij de duifjes onmiddellijk zwegen.

 

Eens, op een avond, - het was een koude, mistige decemberavond - zat hij, als naar gewoonte bij zijn duiven in het schuurtje, toen plotseling zijn vrouw naar binnen kwam gevlogen en met een rauwe, schorre stem hem toeschreeuwde: - Toe! weg! Ze zijn daar!

Als een rukwind blies hij 't lichtje uit; maar, o wonder en o gruwel, een ander lichtje schitterde in de plaats van 't uitgedoofde en drie grijs-geüniformde mannen stonden vóór hem;

[pagina 764]
[p. 764]

en een van hen vatte hem bij de kraag, terwijl de beide anderen, bij 't schijnsel van bun elektrisch zaklantaarntje, één voor één de duiven vingen en ze meteen de nek omdraaiden. Zij uitten rauwe vloeken en verwensingen en toen de laatste duif gevangen was sloegen zij hem de boeien om en sleurden hem mee. Zijn vrouw, die vervaarlijk huilde en schreide, duwden zij ruw van. hem af. Het ganse kleine drama had zich in enkele minuten afgespeeld.

Hij werd veroordeeld en gedeporteerd naar Duitsland. Men sloot er hem op in een kamp van civielgevangenen. Mishandeld werd hij niet; af en toe mocht hij een kaartje schrijven naar zijn vrouw en hij liet haar weten, dat hij niet te klagen had. Meer schreef hij niet. Altijd 't zelfde: dat hij niet te klagen had en niet mishandeld werd. Naar wat er thuis gebeurde taalde hij niet; van zijn arme duifjes sprak hij nooit en nooit meer. Het was alsof de verwijdering in hem eensklaps alle banden met 't verleden verbroken had. 't Was of alles wat hij zo innig had liefgehad, eensklaps in hem gestorven was.

 

Toen kwamen er een hele poos geen kaarten meer. Zijn vrouw schreef naar hem, herhaaldelijk, en kreeg geen antwoord. Toen kwam er eindelijk nog een kaart, maar die was niet van hem. Zij was geschreven door een van zijn lotgenoten, die haar weten liet, dat hij gestorven was. Hij was gestorven van verdriet, zo schreef de man. Hij was langzaam weggekwijnd, aldoor maar tobbend over iets vreemds en eigenaardigs, waar zijn gevangen makkers eerst mee spotten: over duifjes, die hij ergens verstopt had en die de Duitsers ontdekt en gedood hadden. Aldoor, aldoor sprak hij over die duifjes, hij praatte van niets anders meer, hij was er krankzinnig door geworden.

 

Zo is het verhaal van de duifjes. De man, die 't mij verteld heeft, is zelf een hartstochtelijk duivenliefhebber en hij had tranen in zijn ogen, terwijl hij 't mij vertelde...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken