Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 5
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.77 MB)

Scans (0.79 MB)

ebook (9.66 MB)

XML (2.55 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 5

(1978)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1024]
[p. 1024]

Monsieur Cocasse

Die herinnering, die obsessie van Monsieur Cocasse is meer dan veertig jaar oud en laat mij niet los. Regelmatig komt zijn silhouet weer vóór mij staan, zoals ik ze zag in dat kleinestadshotelletje, waar ik hem de eerste en enigste maal van mijn leven ontmoette.

Hij kwam binnen in de bedompte restaurantzaal, waar ik in mijn eentje zat te eten en ging recht naar een tafeltje toe, dat hem voorbehouden, scheen.

Hij was lang en mager en zijn vuurrood gezicht stond vol puisten, voornamelijk om en bij de neus. Hij had fletsblauwe ogen, een dun, borstelig snorretje en grote, wijd uitstaande oren. Hij zag er brommig en humeurig uit. Hij droeg een broek met witte en zwarte ruitjes, een donker jasje, een rond, zwart hoedje. Toen hij het hoedje afnam om te gaan zitten, bemerkte ik, dat hij kalig werd, met dunne haren van dezelfde dode kleur als zijn stekelig snorretje.

De buffetjuffrouw kwam toeschietelijk op hem af:

- Bonjour, Monsieur Cocasse! Comment allez-vous, monsieur Cocasse?

Hij bromde iets onduidelijks tot antwoord en greep dadelijk naar de spijskaart. Zijn bevende vinger liep over de regels. De juffer stond nederig-wachtend naar hem toe gebogen. Zijn vinger bleef stil en hij keek haar met zijn fletse visogen aan. - Oui, monsieur Cocasse. Trés bien, monsieur Cocasse. De juffer holde weg en riep een bestelling door een eventjes geopende, matglazen deur.

Het wachten duurde een poos. Monsieur Cocasse ontplooide een dagblad en keek dit brommig in. Hij las niet, hij keek maar.

Daar kwam de juffrouw met een dampende soepterrine. Zij schepte uit en schoof hem het bord voor.

[pagina 1025]
[p. 1025]

- S'il vous plait, monsieur Cocasse.

Monsieur Cocasse proefde. Hij strooide er dadelijk een massa zout en peper over uit. Hij nam wat soep en legde dan de lepel neer.

De juffrouw kwam gevlogen:

- Encore un peu, monsieur Cocasse?

- Merci.

Hij nam zijn blad: keek erin. De juffrouw rende met de soepterrine weg, bracht een vleesschotel, haastig, de wangen verhit en blakend. Meteen zette zij een fles witte wijn op tafel. - S'il vous plait, monsieur Cocasse.

Hij peuterde wat met vork en mes, proefde een paar hapjes. Hij schonk zich een glas gele wijn in.

Hij nam het glas in de hand en hield het naar het schaarse daglicht toe. Hij keek ernaar met grote aandacht. Toen zette hij 't glas aan zijn lippen. Hij nam een teugje, beknabbelde het alsof het eten was, de fletse ogen strak vóór zich uit starend. Hij zette 't glas halfvol weer neer.

Daar was opnieuw de voorkomende juffrouw:

- Encore une petite tranche de veau, monsieur Cocasse?

- Merci.

- Un peu de légumes? Du dessert?

- Merci. Du café et une fine.

De juffrouw spoedde zich om de bestelling. Monsieur Cocasse haalde een grote sigaar uit zijn koker en stak die op.

 

Ik zat in geboeide stilte te kijken. Ik was jong; mijn eet- en drinklust waren uitstekend; ik vond het zonde van al die lekkere dingen, die vrijwel onaangeroerd verdwenen. Wat 'n verspilling! Waarom bestelde Monsieur Cocasse zó veel, als hij toch zogoed als niets gebruikte? Alleen zijn koffie dronk hij uit en zijn likeur; en zijn grote sigaar scheen hij met smaak te roken. Ik stelde mij voor, dat hij wel heel rijk moest zijn om zo klakkeloos te verkwisten. En als hij dan toch zogoed als niets at en dronk, waardoor zag hij in 's hemelsnaam zo puisterig en rood in zijn gezicht? Het raadsel kwelde mij. Ik had zijn bijna onaangeroerde fles wijn willen uitdrinken en van de juffrouw vernemen, waarom hij die niet zelf uitdronk. Hij was opgestaan. Hij nam zijn hoed en stapte stram naar de

[pagina 1026]
[p. 1026]

deur. Zijn zware sigaar stak recht als een stok in zijn mond. De juffrouw kwam gevlogen en groette nederig:

- Bonjour, monsieur Cocasse. Au plaisir de vous revoir, monsieur Cocasse.

Hij bromde wat en daalde de stoeptreden af. De juffrouw, die hem tot aan de deur vergezeld had, kwam weer in de zaal en leek meteen een heel ander mens. Zij keek mij even aan en glimlachte raadselachtig. Dat moedigde mij aan om mijn kwellende nieuwsgierigheid te luchten.

- Die meneer heeft niet veel eetlust! waagde ik.

- Ach, Meneer! hoofdschudde de juffrouw, en kwam naar mijn tafeltje toe.

Ik keek haar vragend aan.

- Een zo brave meneer; en zo ongelukkig! zuchtte zij.

- Hoe zo? vroeg ik.

- Zijn vrouw, Meneer. Die is met een jonge spring-in-'t-veld weggelopen.

Ik schrikte. Ik was zo jong en stelde mij het huwelijksgeluk voor als een heerlijke, veilige haven zonder enige stormen. Ik had reeds getrouwd willen zijn; ik hield van alle vrouwen en haast alle vrouwen leken mij zo mooi, zo begeerlijk en bekoorlijk. Ik begreep niet, als men eenmaal dat geluk bezat, dat men het nog ooit kon kwijt geraken.

- Wat heeft hij toch gedaan om haar te verliezen? vroeg ik. Zij haalde de schouders op.

- Wie zal dat zeggen?!

- Dronk hij... misschien? aarzelde ik.

- Nooit! verzekerde zij. - Hij is pas aan de drank geraakt, nadat zijn vrouw met die kerel weggelopen was. - O! zo 'n fiesken! Met gepommadeerd haar en een donker moustachken!

Ik zag hem vóór mij. Zo 'n ijdel coiffeurstype van veroveraar. Ik haatte hem zonder hem te kennen. Ik voelde hem aan als een fatterige schurk, die ook mijn vrouw had kunnen wegkapen, als ik er een bezeten had.

- Weet men, waar ze gevlucht zijn? vroeg ik nog.

- Het schijnt, dat ze te Parijs ergens zitten. Die kerel heeft geld en zij ook. Ze bambocheren er nu maar op los.

Ik walgde in mezelf. Ik zag die twee in de perverse luxestad, in

[pagina 1027]
[p. 1027]

dure hotels en restaurants en in gemene schouwburgen, straffeloos genietend van hun schande en ondeugd, terwijl de rampzalige Monsieur Cocasse zich hier in dit kleine nest verlaten en alleen zat dood te drinken. Ik voelde geen rechtvaardigheid in de loop van de dingen; ik was diep verbolgen en verbitterd.

De juffer glimlachte enigszins luchtig en schalks:

- Jaja, Meneer, gij zijt zeker nog niet getrouwd. Past u maar op! Haast u niet te zeer en kijk goed uit uw ogen! Gij ziet, wat er kan van komen!

Ik gaf geen antwoord meer. Eigenlijk beviel die juffer mij ook niet. Ik voelde geen oprechtheid in haar. Zij deed wel poeslief tegen Monsieur Cocasse, maar echt medelijden met hem had ze niet.

Ik betaalde en vertrok.

 

Jaren daarna ben ik nog eens toevallig in datzelfde kleine restaurant terug geweest. Er woonden andere mensen, en toen ik even informeerde naar Monsieur Cocasse, wist niemand mij iets over hem te vertellen. Toch wel! Er was daar een oude meid en bij die naam van Cocasse ging haar eensklaps een licht op. Zij keerde zich tot de nieuwe baas van 't restaurantje en gaf hém de inlichtingen, waarnaar ik gevraagd had.

- Jawel, ge weet wel, da zatteriksken mee zijn gezicht vul puisten, woarvan dat de vreiwe wiggeluepen was mee de commies van den notoarus. Hij hee z' ommers weer in zijn huis genomen os die slampamper heur in P'rijs verloaten hoa om mee 'n ander wig te íuepen, azue 'n soorte van kuerdedanseresse uit ne cirk. Z' hên hier nog 'n joar of vijve te goare geweund, totdat ze noar de stad verhuisd zijn, woar dat 't zatteriksken gestorven es. 'k Ben zeker da zijn weeuwe doar nog leeft!

Ik zat, en staarde, en peinsde. Ach zo, Monsieur Cocasse had zijn vrouw dus weer in huis genomen. Hij had vergeven, vergeten misschien, en was wellicht met haar nog gelukkig geweest... Ik ook was zoveel ouder en rijper geworden en zat in mezelf stil te glimlachen om mijn diepe verontwaardiging van vroeger.

[pagina 1028]
[p. 1028]

Ik haalde de schouders op en verliet 't restaurantje.

Ik ben er nooit meer terug geweest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken