Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 7 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 7
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 7Toon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.37 MB)

Scans (76.89 MB)

ebook (3.92 MB)

XML (2.48 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 7

(1982)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1007]
[p. 1007]

Laatste tafereel

In de ruime kamer van het ouderwetsch huis ligt de zeven en tachtigjarige oudoom op 't sterven. Schaarsche oude meubels; boekenkasten langs de wanden. In een hoek eene brandkast. Naast het bed, op eene tafel, brandt eene bougie. In 't bereik zijner hand, een stok, een jachthoren en eene schel. Hij lijdt aan waterzucht; de buik is dik gezwollen. Bevend komt zijne hand onder de deken uit en grijpt den stok. Hij klopt er drie maal mede op de tafel.
Een stilte...
Hij legt den stok neêr, neemt de schel, doet die rinkelen.
In groep komen de erfgenamen binnen, naderen tot het bed. Zij roepen verward: ‘hier zijn we, oom, hier zijn we!’
Oudoom, als had hij ze noch gezien, noch gehoord, grijpt naar den horen zet hem aan zijn mond en toet.
De erfgenamen

Hier zijn we, oom, hier zijn we!

De nicht

Oom, toen gij ons bevolen hebt de kamer te verlaten, zijn wij allen heen gegaan. Zoodra gij ons roept komen wij terug. Wij verlaten u niet, oom. Zeg ons wat ge verlangt, wat ge beveelt...

Oudoom

(met een schorre, trillende stem)
Waar zijn mijn oude meiden?

De nicht

Oom, ze zijn dronken... Sinds gij ze niet meer kunt gade slaan, houden zij niet op met drinken. Zij zijn onwaardig en onbekwaam nog vóór u te verschijnen; twee daartoe aangestelde mannen uit de buurt zijn genoodzaakt ze te bewaken. Wij verlaten u niet meer, oom; wij blijven bij u en zorgen voor u in hare plaats.

Terwijl de nicht spreekt loopen de neven, stil zoekend in hoeken en kanten, rondom de kamer. Oom wendt halvelings het hoofd om en bemerkt dit. Hij grijpt weêr naar zijn horen en toet luider, terwijl de nicht vóór hem komt staan en, met de
[pagina 1008]
[p. 1008]
beide handen achter haren rug, de neven teeken doet zich stil te houden. Oom legt den horen neêr, neemt de schel en rinkelt.
De nicht

Wat verlangt ge, oom?... iets verfrisschends?... een glas champagne? Maar er is geen champagne in huis!... Geef mij den sleutel van de brandkast, oom, en zeg mij 't woord waarmede men ze opent;... ik zal er een stukje van tien frank uit nemen en een der neven zal in de buurt om eene flesch champagne gaan. Waar is de sleutel, oom, en welk is 't woord?

De neven beginnen weêr in stilte rondom de kamer achter de meubels en in de bibliotheek te zoeken.
Oudoom

Ik heb niets meer noodig,... ik ga sterven,... ik ben zeven en tachtig jaar oud.

De nicht

Neen neen, oom, gij zult nog niet sterven. Maar gij hoeft toch zekere voorzorgen te nemen. De notaris wacht beneden, oom; hij denkt dat gij nog een laatste testament zult willen maken. Mag hij boven komen, oom?... mag ik hem roepen?

Een stilte. Men hoort niets meer dan het gesmoord geluid der neven, die opsporingen maken in de papieren der bibliotheek. Eensklaps grijpt oom naar zijnen stok en slaat er hevig mee op tafel. Toen neemt hij de schel en rinkelt; daarna den horen en blaast.
De nicht

Maar oom, wees toch niet bang. Wij zijn en wij blijven bij u, en niemand zal u kwaad doen. Is 't uw geld dat ge wilt? Wij weten dat er veel, enorm veel geld verborgen zit in deze kamer, waar gij, sinds meer dan veertig jaar, om zoo te zeggen heel uw leven hebt gesleten. Waar is het, oom?... Waar hebt gij het verborgen? Zeg ons waar het is, wij zullen het u brengen en gij zult er mee handelen naar goeddunken. Zeg het, oom, zeg het. Denkt toch even: hoe jammer indien gij moest sterven vooraleer men het teruggevonden heeft! Zooveel duizenden en duizenden nutteloos verloren...!

Oudoom

(met een geworgden snik)
Mijn meiden...! waar zijn mijn oude meiden? ik ga sterven,... ik sterf,... ik wil nog eens mijn oude meiden zien... ik moet haar nog iets zeggen! Zij zijn mijn vrouwen geweest, mijn vrouwen...; alle twee zijn mijn vrouwen geweest!

[pagina 1009]
[p. 1009]
De nicht

Hij raaskalt!... hij wordt gek! 't Is het einde!

(zich omkeerend tot de neven)
Spoed u! aarzelt niet meer! zoekt! zoekt! Er liggen geld en actiën ten allen kante! Sinds jaren heeft hij zijn brandkast niet meer geopend! Hij heeft den sleutel verloren en het woord vergeten! Sinds jaren verbergt hij zijn geld en zijn actiën in al de hoeken dezer kamer!

Eerste neef

(gedempt juichend)
Hier is een pak! Oh! een kolossaal pak! Al bankbriefjes van duizend! van duizend! van duizend!

Allen snellen naar hem toe.
Oudoom, half omgekeerd in zijn bed, grijpt naar zijn stok en slaat uit al zijn macht.
De nicht

(terug naar het bed ijlend, met een pak banknotes welke zij spoedig in haar zak verbergt)
Ja ja, oom, ik kom, ik ben hier! Wees maar niet bang, oom? Wat is er?
Oom neemt de schel en rinkelt; den horen en blaast.

Tweede neef

Een beurs!... Een beurs! Oh! en 't is goud! Z'is vol goud! Ze weegt! ze weegt...!

Opnieuw snellen allen toe.
De nicht

(gejaagd)
Doe ze niet open! Ik verbied u ze te openen. En als ge nog bundels bankbriefjes of actiën vindt laat ze bijeen. Ik kan niet alles te gelijkertijd doen. Ik moet op den oude letten en zorgen dat de meiden niet boven geraken. Wij hoeven eerlijk met elkander om te gaan. Als ge niet eerlijk wilt zijn zal ik u bij het gerecht aanklagen.
(Terug bij den oude komend)
Hier ben ik, oom. Wat verlangt ge nog? Een oranjeappel? Een teugje gesuikerd water?

Oudoom, zonder te antwoorden, belt uit al zijn macht. Schielijk glijdt de schel hem uit de hand en valt op de zoldering.
Derde neef

En een sleutel! Een sleutel! De sleutel van de brandkast! En op 't papier waarin hij gewikkeld is een woord, 't woord ‘Ojo’ hèt woord waarmede men de brandkast opent!

Allen snellen toe.
Oudoom slaat met den stok op de tafel. De slagen worden zwakker, trager; de stok valt hem uit de hand.
De nicht

Hier met den sleutel! Straks zullen wij de brandkast openen.

(Zij neemt den sleutel. Terugkeerend bij

[pagina 1010]
[p. 1010]

den oude)
Oom, hier ben ik, hier ben ik. Zeg ons wat ge wilt, oom; gij hebt slechts te bevelen.

Oom neemt den horen en toet. De klanken, eerst vol en luid, verzwakken, vertragen, tot er eindelijk nog slechts een heesche gil uitstijgt, als was de horen gebarsten. Toen valt hij hem uit de hand: hij tuimelt op de kaars die uitdooft.
Oom maakt geen beweging meer.
De nicht

't Is gedaan! Hij is dood! Komaan, spoedig te werk.

Allen snellen naar de brandkast.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken