Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zwarte kost (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zwarte kost
Afbeelding van De zwarte kostToon afbeelding van titelpagina van De zwarte kost

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.38 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Editeurs

A. van Elslander

Anne Marie Musschoot



Genre

proza

Subgenre

verhalen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zwarte kost

(1974)–Cyriel Buysse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

X

Op weg naar Leopoldville; in mijne tent, den 3den Juli, zes uur 's avonds.

Waarde Meester,

 

Ik kan niet laten u nog een anecdote te verhalen, die mij verontwaardigd heeft en tevens doen lachen. Het is betrekkelijk een zonderling geschenk, dat ik gisteren de gelegenheid had te ontvangen, maar hetwelk ik ‘met entrain’ van de hand gewezen heb.

[pagina 446]
[p. 446]

Ik was, door den bevelhebber der expeditie, met drie soldaten en enkele dragers naar een dorp uitgezonden geweest, om er, tegen ruiling van kralen, katoenlinnen en... whisky, levensmiddelen te bemachtigen.

Zoodra ik in het dorpje aankwam beval ik dus, zooals de gewoonte is, musketsalvo en tromgeroffel, en liet ik mij aan het inlandsch opperhoofd voorstellen.

Deze, een oude grijze dronkaard met een afzichtelijke tronie, walgwekkend van smerigheid, zat, of liever lag half uitgestrekt op eene vuile mat, vóór het rampzalig strooien krot, dat hem tot Koninklijk paleis diende. Rechts en links stonden, fiks en onbeweeglijk, twee schildwachten. Op zijn bevel komt een slaaf te voorschijn met een beker vol palmwijn, en nadat de oude vuilik er met zijn kwabbige lippen een slok van gedronken heeft, reikt hij mij den beker toe met het verzoek zijn voorbeeld na te volgen, ten teeken van vrede. Ik ben wel genoodzaakt zulks uit beleefdheid te doen, doch gij kunt denken, meester, met welken afkeer. Ik dacht dat ik er waarlijk van zou braken. Enfin, ik doe het toch en nadat ik hem de geschenken overhandigd heb, die wij in name van onzen kommandant voor hem medebrachten, begin ik, door tusschenkomst van onzen tolk, het doel van mijn bezoek uit te leggen.

De kerel aanvaardt met welgevallen onze giften, en, na een woordenwisseling van enkele minuten, komen wij overeen aangaande den prijs der te leveren eetwaren. En ik sta op tot afscheidnemen, toen de man mij door onzen vertolker laat begrijpen, dat hij mij ook een geschenk wenscht te geven. Daarover betuig ik hem natuurlijk mijn dank; en, op een nieuw bevel van hem, verschijnt, ik laat u raden wat meester, ik geef u duizendmaal om het te raden,... welnu, op zijn bevel verschijnt een negerin,... een nog al aardig negermeisje van misschien een vijftiental jaren! Mij minzaam toelachend bleef zij op een drietal passen afstands staan, terwijl de tolk, in name van den Koning sprak:

- Boeboe Ramaga (zoo luidde de naam van dien kerel) verzoekt den blanken reiziger de jonge Khabinda als geschenk van hem te aanvaarden.

Ik hoef u niet te zeggen, waarde meester, of ik pal stond van

[pagina 447]
[p. 447]

verbazing. Het rood der schaamte en der gramschap steeg mij naar de wangen; en brutaal, op een toon en met een air die geen twijfel lieten over mijn gevoelens, gaf ik in 't Vlaamsch, ja meester, in echt ruw Axpoelsch Vlaamsch aan den ouden vuilik dit antwoord:

- Merci, mijnen boas, ge zij bedankt; 'k en moe van ouwe Zwarte Kost nie weten!...

Er ontstond een moment onheilspellende stilte en ik dacht wel, waarde meester, een onaangenaam oogenblik te passeeren. Doch 't zij het opperhoofd en zijne hovelingen mijn beleediging niet voelden, of het beneden hun waardigheid achtten er notitie van te nemen, geen van hen liet eenigen toorn noch verontwaardiging blijken. Alleen toen de jonge negerin, die dadelijk besefte wat er omging, mij met een minachtend lachje en een ophaling der schouders den rug toekeerde, werd het den koning min of meer duidelijk wat ik gezegd had, en gaf hij mij dit ontzettend wederantwoord, dat ik hier zoo decent mogelijk vertaal.

‘Welnu, als ge niet verlangt op de gewone manier haar de uwe te maken, eet ze dan op’.

Dat klonk nu toch zoo gek, waarde meester, dat ik mij, ondanks mijn ergernis, niet kon weerhouden er luid om te lachen. Doch ik kwam terstond tot het bewustzijn mijner deftigheid terug; en, om een einde aan dat tevens pijnlijk en walgelijk tafereel te brengen, maakte ik twee stappen vooruit in de richting van den koning, en liet hem zeggen door den tolk:

‘Boeboe Ramaga, de blanke chef bedankt u voor 't geschenk dat gij hem geven wilt, doch liever verkreeg hij iets anders, bij voorbeeld een keus van inlandsche sieraden en wapens’.

Boeboe Ramaga schoot in gullen lach, en, nadat hij mij een oogenblik met een air als van meewarige spotternij had aangekeken, stemde hij toe in mijn verzoek. Het negerinnetje verdween, en twee slaven brachten gansche armvollen van de verlangde voorwerpen aan.

Ik heb in dat vreemd arsenaal een mooie, rijke keus gemaakt, waarde meester, en geloof wel dat ik niet vergeten heb ook voor u iets op zij te leggen. Als wij te Leopoldville zullen aangekomen zijn zal ik u met de eerste gelegenheid een aantal

[pagina 448]
[p. 448]

aardige dingen opsturen. Vindt ge niet dat zoo iets heel wat beter is, dan gelijk zooveel anderen aan den Zwarte Kost te doen?

P.S. Veel komplimenten aan mijn goede vrienden de heeren Potvlieghe en Spittael. Zeg hun dat ik hun ook met de volgende mail zal schrijven, doch verder aan niemand een woord, niet waar? over alles wat ik u in mijn laatste brieven vertrouwelijk heb meegedeeld. Thuis bij moeder, en in Het huis van Commercie moogt ge daar vooral niet van gewagen. Ik schrijf met dezen zelfden post naar moeder en naar Eulalie, doch zonder van die leelijke quaestie van den Zwarte Kost te spreken.

P.S. Badoe en Soera hebben ons gisteren verlaten en ik mag u verzekeren, meester, dat ik het geenszins betreur. Ze moesten de rivier over varen om naar hun land - of beter gezegd, naar het land van Soera's vader, bij wien Badoe een tijd gaat logeeren, - terug te keeren, en wilt gij eens weten, wat ze gedaan hebben toen zij in het schuitje zaten? Naar ons gegooid met groote steenen, waarvan zij heimelijk een ganschen voorraad hadden opgedaan. Wat 'n schurken! Ik ben beschaamd dat ik er ooit meê op Axpoele geweest ben.

Het begint hier heet te worden! Eerst ging het nog al, maar nu wordt het bepaald onuitstaanbaar. Gelukkig voor mij dat ik niet meê doe aan die quaestie van den Zwarte Kost.

Mijn beste groeten aan uw zuster en gansch vriendschappelijk de uwe

 

Fortuné Massijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken