Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spokenhof (ca. 1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spokenhof
Afbeelding van SpokenhofToon afbeelding van titelpagina van Spokenhof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

Scans (14.97 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spokenhof

(ca. 1938)–Emile Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Vierde hoofdstuk

Ge kunt de eerste teekenen van het voorjaar al zien, dat daar over het Brabantsche land komt gestreken, heel schuchter. Het is nog maar simpel de goede, zachte lucht. Straks komen de bladjes en de blommen.

Ook in het huis van Fons van Mullem dringt de lente binnen. Een heel vroege vogel, een merelaar, tureluurt wild in den kalen vlienderboom. Odile is er nog, maar een paar dagen later roetst zij er van onder, ineens kwaad. Zij heeft geschreid, maar als het oogenblik van het afscheid daar is, draait zij verwaand den kop om, spreekt geen woord meer, en pakt met een gloed in de oogen haar kleeren in een mand. Als zij weggaat wapperen er linten uit haar bagage, die niet goed dichtgebonden is. Fons moet er ineens mee lachen. Dit is een bevrijding. Hij beziet de lucht, hij beziet Sjef, die midden op den weg is gaan staan. Odile is reeds achter de boomen verdwenen. Wat nu? De eerste avenden van het voorjaar, dat alopeens begint te blinken 'lijk glas, zijn mild, zij geven de ruste die de mensch noodig heeft. Maar de dagen, die zijn wild van verlangen. Niets doen breekt de ruste van Fons van Mullem kapot. Hij gaat op een morgen weg, heel in de vroegte, met zijn eene peerd. Zal hij dat verkoopen? Neen, hij komt met het peerd terug, en achter het beest aan rolt een tweewielkar, 'lijk de velleploters ze gebruiken om de kadavers op te leggen. Fons smoort almaar zwijgzaam zijn pijp, en den volgenden morgen is hij er weer vanonder, om te probeeren zijn huis te verkoopen. Dat lukt. Nu steekt zijn brieventasch vol biljetten. De opbrengst van zijn paarden, behalve hetgeen er in de laatste maanden opgegaan is voor het huishouden, voor Odile en voor de tweewielskarre,

[pagina 34]
[p. 34]

met de som van zijn huis, dat vormt een kapitaaltje in zijn handen. Hij ziet er eens naar. Een paar dagen later komt de nieuwe eigenaar vragen, of hij het huis subiet kan betrekken. Nu staat Fons stil. Daar heeft hij niet aan gedacht. Altijd maar zong het in zijn borst, dat lied van verlangen, waarvan de bevrediging ievers in het noorden lag, maar nooit heeft hij serieus aan een afscheid gepeinsd. Dat moet nu. Zij slapen er voor den laatsten nacht. Of liever: Sjef slaapt er voor het laatste, Fons kàn niet slapen. Hij hoort de geluiden in de kamer. Dat is Steefke, die kreunt, dat is Godelieveke, die schriemt. Het is een verschrikkelijke nacht. Zoo stil is het buiten, het volle voorjaar bereidt zich voor, om met een grooten sprong het land te veroveren. Nu rust het dorre hout nog op de boomen, nu ligt nog zwertig het land, waar simpel hier en daar wat smalle striepen winterkoren bovenliggen, 'lijk vreemde tapijten. Aan de slootkanten is het gers bruin.

Maar het lied van heimwee trekt de uren van dezen wonderen, angstigen nacht met zich mede, tot den morgen. En dan moeten zij vertrekken. De schoone stoelen en de schoone tafel laadt Fons op de platte karre, de kisten met dekens en kleeren. Een bed, zijn bed. Daar hebben zij in geslapen. Fons van Mullem rekt zich, rechtend zijn bovenlijf. Zijn beenen doen pijn, 'lijk in een kramping. Hij ziet de mastebosschen, daar waar hij op Pee Landeghem gewacht heeft. Hij ziet de weiden, en het water, waar hij met Steefke langs liep. Zij is op reize naar Ons-Heer gegaan. Och, wat staat zij ver van hem af. Zoo hoog is de hemel. Geen mensch kan daar bij komen. Minuten, die uren zijn in zijn gedacht, staat Fons van Mullem op de volle karre geleund, ziende naar de blinde ramen van het leege huis, waar alleen nog de keuken en de bovenwoonste vol dingens staan, die hij niet meeneemt, en die hij

[pagina 35]
[p. 35]

voor den nieuwen eigenaar en zijn jonge vrouw gelaten heeft. - Djù, zegt hij ineens tegen Pol, zijn peerd. - Djú, herhaalt hij, en Sjef zit op de karre met de leidsels. Fons loopt er nevens, hij sukkelt wel eens achteraan, dat is, omdat Sjef niet mag zien, dat hij achterom spiedt, naar het geluk, dat eindeloos verre nu lijkt. Wat is de baan die langsheen zijn huis loopt, lang. Het zweet breekt Fons van Mullem uit. Hij zou terug willen gaan, alles in het bezit nemen, Odile zoeken, haar in zijn armen drukken, en zeggen: - Blijf dan als ge 't zoo graag wilt. Dan zou hij haar nógeens in zijn armen nemen. Maar hij ziet Sjef gewichtig het peerd mennen, dat brave voortgaat, en hij stoot Odile weg uit zijn kop. De menschen die langsheen den weg staan of gaan, of op het land bezijdens aan het wrochten zijn, verstaan het niet. Van geen enkelen mensch heeft Fons van Mullem afscheid genomen. Simpel is hij van den nacht naar het kerkhof gegaan, om op de beide graven, van Steefke en het kleine kind, te gaan knielen, te gaan schriemen 'lijk een kind. Nu weet hij, wat hij achterlaat, en wat hij verloren heeft in het leven.

Maar zijn hert is gerust. Want achteromziend bemerkt hij, dat het huis met de blinde vensters verdwenen is, en de weg wordt anders. Zoo in den morgen, met een platte karre, waar Sjef op zit, achter het staag voorttrekkende peerd, is alles vreemd.

 

De lente is daar. Zij rijden haar tegemoet. Zij rijden door de dagen heen, zij breken met hun karrewielen de uren kapot. Zij zoeken de wereld. Een vochtige glansing is in Sjefke's oogen gekomen. Hij heeft een prikkelend, schreierig gevoel in de keel. Geen woord zegt hij. Maar des avonds in een vreemde schuur of op den zolder van een onbekend stammenee, waar zij slapen, pakt Sjef zijn

[pagina 36]
[p. 36]

vaders hand vaste, om te vragen. - En waar gaan wij nu naar toe?

- Naar de zee, mijne' jong.

- Waar is de zee, va?

- Daar in 't westen, mijne' jong, en ge zult er van staan zien, zoo schoon of dat is, met al dat bewegen van de golven. En de duinen die poeieren en stuiven 'lijk bij ons in den zomer de rogge stuift.... Dan valt Sjef's kleine hand ineens slap uit die van vader, en hij slaapt. Met vreemde menschen spreken zij, vreemde kinders loopen aleens met Sjef mee. Fons peinst, dat dit de wegen zijn, waar hij met Pee Landeghem gereden is. Pee met zijn hondenkarre. Pee, met zijn vertelsels over de familie van de Van Mullems, de schippers of de boeren. Het land, het ligt hier rondom hem, het breekt open onder den gouden stroom van zonne en blijden, malschen wind, die eens kan schuifelen in de boomen, en in de draden, die tusschen de telefoonpalen gespannen zijn. Zoet riekt de aarde in den morgen, luid zijn de stemmen. Des avonds verandert dat allemaal, de dorpen worden overtreden door een stilte, die beangsten zou, indien zij niet zoo schoon was.

Zij naderen een stad. Dat is Antwerpen. Zij trekken door de drukke straten, in de haven toet een boot. Het is, alsof de stad lacht met dit gespan en deze menschen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken