Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spokenhof (ca. 1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spokenhof
Afbeelding van SpokenhofToon afbeelding van titelpagina van Spokenhof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

Scans (14.97 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spokenhof

(ca. 1938)–Emile Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 177]
[p. 177]

Zeven en twintigste hoofdstuk

Hoe dat allemaal in orde gekomen is, dat weet Maria niet. Met dien Duitscher is dat een heele moeilijkheid geweest. Wat wilde Fons van Mullem met hem doen? Hem buitensmijten? Och, dat zou zij niet kunnen zeggen, hij zag eens norsch naar den vreemdeling, die in zijn eigen huis geslapen had. Maria vertelde het hem. Fons bromde, maar hij kan niet tegen Maria op. Hij bromde heel den dag. Met Lowie was het erger. Met een haat en een vechtlust had hij den Duitscher willen buitensmijten, en toen zei Fons ineens: - Ge blijft verdekke mee uw pooten van diene mensch, verstaan!

Lowie vloekte een keer minachtend, maar hij dierf niets meer te zeggen. Hij moet den baas te vriend houden. Hij kan daarvan profiteeren.

Het wordt winter. Als Maria 's avonds om boodschappen gaat naar het dorp, kan het zijn dat Ulrich haar vergezelt. Hij loopt nevens haar op de groote kalseiden, en hij spreekt over Elvira.

- Zij is zot geworden, zegt Maria; zij zegt het hard, zij beeft daarbij.

- Ja ja, zegt Ulrich Schmoller.

Zij is zot, hij zou beter voortgaan, naar huis, naar de Heimat, de familie. Hij is al zoo lange weggeweest. Maar hij kan niet. Hij blijft immer in de buurt, en 's avonds op het stille hof, als Fons van Mullem zwijgzaam achter de stove zit, en Lowie bezig is met zijn schoenen te repareeren, hetgeen hij doodgeerne doet, dan leest hij in den Bijbelboek, die hij zoolange vergeten was. Hij verstaat vele woorden niet, die vraagt hij aan Maria. Hij vraagt alles aan Maria, hij schaamt zich daar niet voor. En Fons vraagt alles aan hem. Als ge

[pagina 178]
[p. 178]

zoolange bij het peerdenvolk gediend hebt, dan weet ge van het een en ander af.

De commercie van Fons van Mullem gaat er beter door. Zijn hart spreekt luider, een trots zit in zijn lijf, hij kan nu vooruitkomen. Hij kan misschien zelfs rijk worden. Hij is verdekke een grootboer! Dat houdt hij zich tenminste voor. Ze moeten nu zoo langzamerhand beginnen met den uitzaai der winterkorens. De burgemeester heeft hem gewaarschuwd, dat het tijd begint te worden. Maar daar weet die Duitscher niets van, daar moet Lowie voor zorgen.

Dat is een slim gedacht van Maria geweest, om dien vent binnen te halen, die heeft van de peerden verstand, en Lowie weet meer van het land, den uitzaai en den uitkoom.

Maria lacht eens naar dien soldaat, die daar tegenover haar zit, of die nevens haar voortgaat op den weg naar het stille dorp. Zijn leven gaat nevens het hare, maar als hij op het land staat, of in de stallen, bij de loome peerden, dan voelt hij dat zijn hart twee verlangens bergt.... Zijn verlangen, het drijft hem naar huis, naar de Heimat. Doch ook zegt het verlangen, met Maria's stem: - Blijf Ulrich, blijf!

Maria wankelt in haar droom, die des daags evenzoogoed gedroomd wordt als in den nacht, van Sjef naar den Duitscher. Sjef vervaagt daaruit, totdat er weer een brief komt, dien zij lezen moet, waarop zij antwoorden moet. Maar zij kan niet schrijven, dat zij haar eigen hart voor een keuze stelt, zij kan niet schrijven: - Sjef, ik wil wachten met mij uit te spreken, totdat ge hier zijt.

Wat is er met Sjef, hij pent zijn korte, krabbelige woorden neer, op het grauwe papier, dat wie weet waar vandaan komt. Zijn brieven zijn uit een verre haven. Hoe zit dat, komt hij dan nooit naar huis? Hij vaart niet meer, hij werkt aan de kaden. Wat voor werk, dat

[pagina 179]
[p. 179]

weet Maria niet. Zij peinst, dat hij zal laden en lossen, 'lijk die van Zeebrugge, 'lijk die van Brussel, de zwarte mans met vuile schabben aan.

Maar een fijne stem in haar zegt: - Maria, maak u niets wijs, Sjef laadt niet, hij lost niet, hij doet entwat vremds, waarover hij niet schrijven kan, of durft.... Omdat ze dat hier niet zouden begrijpen en goedvinden.

Zij draait met haar woorden een beschrijving aan elkaar van het hof, van de peerden, van den grond, die vader Fons gekocht heeft.... Binst zij dit neerschrijft, weet zij, hoeveel er hier nog veranderen moet, voordat de boerderij een goed bestaan zal geven. Dat kan zij Sjef niet vertellen.

 

Heeft Fons van Mullem reserve? Aan geld en levenskracht? Hij kan zoo met een stoeffen en een blageeren rondgaan in de stammenees en met een rooden kop thuiskomen, maar den volgenden dag is hij deemoedig en bange. Het lukt hem niet, het kan niet...., hij weet van het boerenbedrijf niets af.... De knechten, die doen hun best. Al kan Lowie ineens stilstaan op het land, dat wordt gereedgemaakt voor den uitzaai, om naar den horizon te zien, naar dat vremde van het licht, dat bijkans doorschijnend is, en naar de lichte wolken die daarboven drijven.

Ulrich staat somtemets ook naar Maria te zien. Of staart hij, en ziet hij haar niet?

Zoo vergaan de dagen op het Spokenhof in een wondere stilte. Wat steekt Fons van Mullem in zijn kop, met hoe langer hoe meer in de stammenees te gaan zitten? Hij ziet den Bijbelboek niet in, hij gaat nooit meer naar den Dikken Doens. Wanneer diens wagen met potten en alderlei keukengerief voorbijschommelt en Fons ziet het,

[pagina 180]
[p. 180]

dan bromt hij in zichzelve; hij gaat naar boven, of hij bemoeit zich ineens druk met de beesten in den stal.

- Den Dikken Doens, bromt hij, een mensch zonder durve...., en hij haalt zijn schouders op, ....hem ontvluchtend, omdat hij zich tòch zoo klein voelt. Het is een feit, dat de Dikken Doens hem verweten heeft, dat land te hebben genomen, dat hof te hebben genomen, dat hem niet toekwam, omdat het voor dat meiske van De Blieck bestemd was.

Daar kan Fons van Mullem niet tegen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken