Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spokenhof (ca. 1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spokenhof
Afbeelding van SpokenhofToon afbeelding van titelpagina van Spokenhof

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

Scans (14.97 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spokenhof

(ca. 1938)–Emile Buysse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 212]
[p. 212]

Een en dertigste hoofdstuk

Het is op zoo'n avend dat Fons naar den burgemeester gaat, om te gaan zeggen dat hij zijn pacht niet betalen kan. De boomen staan 'lijk spoken.

De burgemeester lacht slim, die peinst dat hij den boer al heeft.... Wat moet hij doen, hem nu reeds van het hof zetten? Wat moet hij doen met een hof dat onder water staat? Aan den anderen kant: hij zou moeten zorgen voor de afwatering van het land, en dat kan hij niet, zoolang Fons hier zit. Hij rolt een sigaar tusschen zijn vingers, de burgemeester, en hij voelt zich zóó behaaglijk, bij het warme vuur, en kloek bij de overwinning op dezen zotten boer, die peerdemarsjan is, en die bóér wilde zijn...., dat hij hem vergast op een reesem Fransche woorden en zinnen, waar Fons de knoppen van verstaat. - Ge zègt? vraagt Fons.... Er ligt een deemoed in zijn stem. Hij vreest den burgemeester, maar hij kan zich met zijn doffen kop, waarin entwat hamert, niet afvragen, waarom hij dan zoo grootsch en verwaand-gek was, om met die boerderije te beginnen.

- Mmmjà! zegt de burgemeester, ge verstaat gij vaneigen geen Fransch, maar hetgeen da'k zegde is dit: ....een christenmensch moet een anderen christenmensch helpen.... Dat is een zegswijze van eh, van diene.... beroemden eh.... Hij vindt geen naam, omdat hij doodeenvoudig geen naam weet. Het maakt toch indruk op Van Mullem, die herademt, uit de woorden van den burgemeester spreekt een belofte van hulp.... Ja, en hij wordt geholpen, maar hij moet zeker zorgen dat het geld er in het voorjaar zal zijn, uiterlijk einde Maart. En dan, dan heeft de burgemeester nog een kleinigheid.

[pagina 213]
[p. 213]

Hij ziet Fons aan, die aan zijn sigaar trekt. - Ziet eens, Van Mullem, 't is hier entwat heel anders, 't Zijn gemeentezaken waar ik nu mee aankom, 't Betreft dien vremdeling.

‘Duutscher’ zegt hij niet. Hij zegt alsaan ‘vremdeling’. - Jà, knikt Fons, wad'is 't daarmee? - Ge zoudt den diene beter kunnen voortzenden naar zijn Moffenland, is 't waar of nie? -

- Moeilijk, zegt Fons, 'k zou dan een ánder noodig èn.

- Vaneigen, ge neemt Lowie terug, die zit hier weer op 't dorp.

- Nee, da nie! Van Mullem zegt dit zacht, maar vastbesloten. Hij is zijn deemoed even kwijtgeraakt, hij heeft zijn slaafschheid even losgelaten, 'lijk een kind, dat zijn spel een moment opzij legt....

De burgemeester haalt zijn schouders op. - Ziet eens, Van Mullem, ge kunt doen en laten hetgeen ge belieft, máár...., ge moet bepeinzen, dat dien uitstel van betaling nie op papier geregeld staat. 'k Sta hem toe, dien uitstel, maar.... ik kan altijd veranderen. En wat zoudt ge met een Duutscher moeten doen, als ge zónder hof zit.... Hij lacht, de burgemeester. Niewaar? 't Is maar een vrage! Kom, hij zal een keer schenken. Hij pakt twee glaaskes en een kruike geligen genever. Hij werkte daar geerne mee! Ge kunt een mensch, die nie drinken kan, zoo gemakkelijk entwat laten zeggen.... Zij drinken. De burgemeester kan daar goed tegen, Fons zakt aldra weg in een doezeling, die de geluiden vervaagt, en die ze somtemets toch ook weer scherper doet zijn. De stem van den burgemeester komt van heel verre. Hoe langer hoe verder gaat zij weg. En als Fons buiten staat, op den landweg met de wilde, ruischende boomen, is het uit de gewaaien dat de wind zich op hem stort, meevoerend een stem, een reesem woorden, die zeggen: - Ge doet dien Duutscher dus voort. En telkenmale geeft Fons

[pagina 214]
[p. 214]

daar antwoord op. Hij staat stil, zeggend: - Ja, ja, 'k zàl hem voortzenden.

Maria, die met Ulrich bij de stoof gezeten heeft, hoort Fons thuiskomen. Ulrich slaapt reeds. Hij droomt van het blonde vaderland over den Rijn, en over de vijandschap; àl die vremde menschen, die hij aan het front en in de Fransche gevangenschap leerde kennen, ziet hij voor zich.

Hij ziet daar dien Franschen kapitein met zijn dikken buik, die altijd een fleschje sterken drank bij zich had, en waar hij somtemets eens van mocht meeproeven. Hij lacht in zijn droom, hij wentelt zich, hij smakt met de lippen.

Hij ziet de overige krijgsgevangenen, Wilhelm, Otto, Heinz....al die namen, al die gezichten. Waar zijn zij nu? Zij zullen teruggekeerd zijn in het vaderland, het is alsof dáár de lente voluit te bloeien staat. Ulrich ziet het voor zich. Hij ziet de meisjes werken in het land. Hij ziet de paartjes gaan tusschen de boomen van den boschkant, waar, op een groote, achtkantige kiosk een militaire kapel speelt. Een vroolijke, klaterende marsch. En al de uniformen die passeeren. Die vriendelijke of strenge gezichten.... Het leger, het leger....! Hij droomt dat het nóg bestaat, en dat hij dáár, waar de muziek luide verder speelt, met geroffel van trommen en het hooge getril der fluiten, ineens dien man ziet! Dien lafaard.... Hij komt daar, dien officier, die hem met een rijzweep in het gezicht sloeg, toen hij in het halfduister naar de latrines ging, en tegen hem aanbotste....

Hij schrikt wakker, hijgend ligt hij in het bed te woelen, daarna luistert hij. De wind...., de wind.... Aan het kleine venster staat de officier met zijn rijzweep, die lacht gemeen, zijn kleine, zwarte snorretje trekt er van op.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken