Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dertiende (3 delen) (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dertiende (3 delen)
Afbeelding van De dertiende (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De dertiende (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.26 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dertiende (3 delen)

(1857)–Elise van Calcar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

III.
Uitrusting en afscheid.

Ik moest op reis. Nanny vereerde mij een geel zijden zakdoek en een groen zijden beurs, die zij zelve geknoopt had, met vergulde ringen. Maar boven al trof mij het geschenk van leo, te weten: een bewonderenswaardig knipmes, met allerlei zeldzame instrumenten er in; en mij dacht, dat mij zoo iets op reis onmisbaar moest zijn. - Althans het kwam mij uitnemend te pas om op de achterdeur en overal waar ik er maar kans toe zag, mijn kostelijken naam voluit in 't hout te snijden, met den gezegenden datum van mijn afreis er onder.

Van de plegtigheden, die deze gedenkwaardige gebeurtenis voorafgingen, staat deze mij het helderste voor den geest. Met zekere indrukwekkende waardigheid nam mijne zuster mij ter zijde en sprak:

- Hoor eens rob - onze primus heeft geen huishoudster en de naaister zal er ook wel niet veel komen; gij moet u zelven zoo wat leeren helpen. Ik wil wel

[pagina 27]
[p. 27]

geen jan-hen van u maken, maar ik wenschte u nog iets te leeren voor gij vertrekt. Gij moet een knoop aan uw goed kunnen zetten, en des noods een zak die los tornt wat bij weten te helpen om uw geld niet te verliezen.

- En een scheur in mijn broek! riep ik verheugd. Zij zette mij terstond aan het werk; en zoo snel leerde ik die edele kunst, dat, bij den lof dien nanny onder het behandelen van de naald mij toezwaaide, de zedige gedachte in mij oprees, of ik misschien niet voor kleermaker geboren zou zijn. Maar nanny bande mij dat uit den zin, pakte eenige strengetjes zwart garen en een lakensch lapje met verscheidene dikke naalden in een oude snuifdoos van mijn vader en stopte dit mijn naaigereedschap in mijn valies. Daarna kwam bartje, onze keukenmeid, mijne schatten nog met een rood marokijnen brieventasch vermeerderen, en ik gevoelde met trotsche voldoening, dat er aan mijn uitrusting niets hoegenaamd meer ontbrak. Maar van alles wat mij op reis werd mede gegeven, was niets mij zóó dierbaar, zóó kostbaar als een verschoten groen lederen tabakzakje, een aflegger van septimus. Dat kostelijk zakje was mijn kabinet van naturaliën, mijn museum van oudheden, mijn arsenaal. Daarin bevonden zich eene rijke verzameling blanke koperen knoopen om gloeijend te wrijven, eene schoone collectie van zorgvuldig doorboorde kersenpitten, een uitmuntend brandglas, eenige zeldzame knikkers, een paar tolsnoeren; eenige krammen en spijkers, een schroevendraaijer, een paar groeisteenen uit een snuifdoosje van onze naaister, een vuurslag, vuursteenen van allerlei gedaante, mitsgaders een

[pagina 28]
[p. 28]

zuigleer, schelpen en stukjes verw, eindjes lak, een groot stuk zwam, een jagtfluitje, etc.

Van achter bezien kan ik mij niet begrijpen, dat die eerste scheiding mij niet zwaarder viel - maar wat is een knaap van twaalf jaren - en wist hij wat er volgen zou? Hij zag niet verder dan - den wagen met het vierspan, den toetenden hoorn, de klappende zweep!....

Geheel opgetuigd in mijn veranderde kleedij en blozend van pret, begaf ik mij vrij luidruchtig naar de kamer mijns vaders om afscheid te nemen.

Onhoorbaar stapte hij op vilten pantoffels door het lange sombere vertrek en reciteerde overluid de preek voor de volgende avondbeurt. Hij wenkte misnoegd met de hand, dat ik hem niet zou storen. Honderd maal zou die gebiedende wenk mij verstomd en beschaamd hebben doen afdruipen - ditmaal was ik zoo door de huizen, dat ik overmoedig naderkwam en uitriep:

- Vader, ik ga immers naar onzen primus.

Die naam stilde de gramstorigheid, die mijne volharding reeds begon gaande te maken.

- Zeg aan primus dat hij mij de dissertatie van...... en wat er verder volgde heb ik mij nooit meer kunnen te binnen brengen. Ik voelde dat onder het aanhooren reeds aankomen, en ik wist vooraf, dat ik er geen woord van onthouden kon. Het zweet parelde mij op het voorhoofd. Ik wist niet regt of mijn vader nog aan de boodschap of al weder aan zijn preek was, en bleef nog dralen tot hij weder nabij mij gekomen, korzel wenkte dat ik gaan moest.

- Dag vader! zeide ik bedremmeld, maar bleef nog staan.

[pagina 29]
[p. 29]

- Maak het kort! riep mijn vader ongeduldig.

Ik strekte ongelukkig genoeg mijne handen uit om de zijnen te vatten, waarmede hij gesticuleerde onder het reciteren; maar dit mislukte mij, en door die poging vloog de preek hem uit de hand.

- Stoffel! - riep hij driftig - terwijl hij de bladen weer opraapte, en hij wilde mij juist met de leerrede om de ooren slaan, toen de stem mijner moeder zeer digt achter mij klonk:

- Leo, vergeef hem dat hij u stoort, hij gaat heen en komt afscheid van u nemen.

Nu eerst scheen mijn vader tot eenig begrip der zaak te komen!

- Denk aan de dissertatie! - zeide hij, terwijl ik zijn koude magere hand aan mijne bevende lippen bragt - zorg dat gij het hij primus beter maakt dan hier. - Hij stapte weer voort, en reciteerde zijn preek reeds weder, voor wij de deur bereikt hadden - maar er had iets op zijn gelaat gestaan als een XIII en die indruk zonk mij diep in het hart.

- Kom nog eens even mede rob, zeide mijne moeder half fluisterend, terwijl zij mij op mijne slaapkamer bragt; zorgvuldig sloot zij de deur digt, nam mij op zekere plegtige manier bij de hand, en leidde mij langzaam naar het venster op de plek waar ik gewoon was mijn avondgebed aan haar schoot uit te spreken, en altijd met mijne hand in de hare, zag zij mij zoo trouw en goed aan, alsof zij een engel uit den hemel geweest ware.

- Kind - sprak ze, zoo zacht als zij altijd deed, wanneer zij haar gevoel moeijelijk kon bedwingen - ik heb u nog nooit een enkele vier en twintig uur

[pagina 30]
[p. 30]

van mijne zijde laten gaan, en ik heb over u gewaakt dag en nacht. Ik weet niet voor hoelang wij thans scheiden - zij hield even op. - Verzuim uw morgen- en avondgebed nooit. Het gebed verbindt ons aan onzen Heer en geeft ons gemeenschap met de heiligen daarhoven. Een zalige geest omzweeft het biddende kind en hoedt hem in alle nooden. Drijf dien onzigtbaren vriend niet van u, door aan kwade opwellingen voedsel te geven of booze voorbeelden te volgen. Als ik u wederzie mijn jongen, laat ik dan op nieuw vreugde aan u hebben, en schrijf mij elke week hoe het u gaat.

- Maar moeder! - zei ik aarzelend - zal er van mij wel ooit iets goeds kunnen groeijen....

- Wat rare vraag, rob! riep mijne moeder verbleekend.

- Ben ik dan geen ongelukskind moeder, ging ik gejaagd en angstig voort - gelijk ik vader weleens heb hooren zeggen? - Is dertien dan geen noodlottig getal.... kan ik wel ooit gelukkig....

- Foei rob! - riep mijne moeder met afgrijzen - laat mij zoo iets nooit weêr hooren. - Ik wist niet vervolgde ze treurig, dat gij ooit dit zondig bijgeloof hadt hooren uitspreken... Uw vader heeft bij al zijn braafheid en geleerdheid vele vreemde dingen over zich - maar dit moge God hem vergeven, sprak zij als bij zich zelve met een smartelijken blik ten hemel - het is een groot, groot kwaad aan zulke fabels te gelooven - en u dat te zeggen!...

Onder deze woorden was mijne moeder zoo heftig bewogen, dat hare verzekering mij geenszins aan deze ijselijke dwaling ontrukte - integendeel, daar rees

[pagina 31]
[p. 31]

een schemerend vermoeden in mij op, dat mijne moeder zoo bitter weende over mijn duister noodlot. Ik weende sympathetisch mede, totdat zij hare en mijne tranen droogde, en met een edelen moed op haar verhelderd gelaat ten hemel opzag, hare zachte blanke handen op mijn hoofd te zamen vouwde en een gebed sprak, dat mij met heilige aandoeningen doortintelde, en een onbestemd voorgevoel van eene hemelsche gelukzaligheid in mij overgoot. Mij dacht ik had zoo mijn leven lang met haar willen bidden. Woorden weet ik niet meer, wist ik ook toen niet duidelijk, maar ik voelde dat zij mij aan God opdroeg en een zegen voor mij ontving.

Jaren zijn voorbijgesneld - mijn beker is niet altijd zoet geweest - en de strijd vaak heet, zoowel in mij als om mij - maar al het rumoer der wereld, al de stormen des levens hebben die stem nooit verdoofd, en de nagalm van die bede heeft vaak mij verkwikt, als ik dreigde te bezwijken, vaak mij staande gehouden als mijn wankele voet bijna was uitgegleden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken