Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dertiende (3 delen) (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dertiende (3 delen)
Afbeelding van De dertiende (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De dertiende (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.26 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dertiende (3 delen)

(1857)–Elise van Calcar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 154]
[p. 154]

XIV.
Met god.

Ik had nog eenige zaken met den heer snork te regelen en trof hem in bijzonder goeden luim, opgewonden en luidruchtig onder het opsnijden zijner oude histories voor zijne nieuwe hoorders, waarbij Paganini en de Berezina niet ontbraken. Tot loon van mijn geduld, of welligt wel voor den luiden lach, die ik onder eenen ander niet meer bedwingen kon - drong snork zoo krachtdadig bij mij aan om dien dag ten zijnen huize te blijven, dat ik hem gehoor moest geven. Ik had toen en nog menigmaal daarna, ruimschoots de gelegenheid om de gemoedsgesteidheid der huisgenooten te vergelijken met de vroegere dagen - en waren er karakters die zich volkomen gelijk gebleven waren - er waren er ook die een treffende wijziging vertoonden. Merkwaardig kwam mij de verandering voor in het uiterlijk van dina, omdat die zoo sterk van de veranderingen in haar innerlijk gewaagden. Hare ligchaams-

[pagina 155]
[p. 155]

gebreken waren dezelfde gebleven, maar de vadsige, lustelooze houding, de loome achteloosheid der beweging was door het veerkrachtig streven, van een opgewekten geest verlevendigd tot meerder vastheid, juistheid en welvoegelijkheid. Vrijmoedig en rustig ontving zij mij; met eene aangename gemakkelijkheid sprak zij vriendelijk en goedwillig tot al de huisgenooten waar het noodig was - doch ook niet meer. Een bits antwoord van jongere broeders liet zij ongemerkt voorbijgaan. Het gaf aan haar gelaat geen misnoegde uitdrukking meer, noch eenige verbittering aan hare stem; geduldig verdroeg zij de schampere hekeltaal en de onkiesche aardigheden ten haren kosten van broeder jan, en bescheiden antwoordde zij op de norsche uitvallen van snork, die nog niet geleerd had eenig verschil van meening uit te drukken zonder gramme woorden. O hoe moeijelijk maakte men haar den strijd - en toch hoeveel was zij niet gevorderd - hoe had die geest zich aan die ruwe steenen gepolijst, waaraan hij zich eenmaal zoo jammerlijk plagt te stooten. Hoe was zij opgeklommen langs al die struikelblokken, die haar den weg versperden tot een hooger standpunt van innerlijk leven, van ware zelfverloochening en heiligmaking. Maar het moest wel zeer veel gekost hebben, want zulke overwinningen worden niet behaald met ijdele verzuchtingen of met een ras verflaauwden moed - of een wilden greep, die straks weer loslaat. Zij worden niet bevochten dan met een diepen afkeer van het kwade, een ernstig leedwezen over elken misstap en een levendig gevoel van eigen zwakheid - niet zonder inspanning van alle krachten bij biddende volhar-

[pagina 156]
[p. 156]

ding en zelf beheersching - niet zonder God. Want dina's vijanden waren vele; vooreerst in haar de ingewortelde en lang getroetelde zelfzucht - buiten haar de vooroordeelen, de zwakheden en verkeerdheden van hare huisgenooten en verwanten, die eer schenen aan te wassen dan af te nemen. - Maar bij deze in en uitwendige vijanden voegde er zich nog één, die niet van de geringste soort was, omdat er zelf geen hoop bestond dien weg te nemen of ten onder te brengen. - Die lastige wederpartij was haar zwak en ziekelijk ligchaam. 't Zegt weinig kalm, vriendelijk, geduldig, opgeruimd te zijn bij een gevoel van ligchamelijk welbehagen, bij toereikende krachten voor de opgelegde taak; maar als het zwakke ligchaam door onaangename gewaarwordingen geplaagd wordt, die den blijden glimlach verbannen en een somberen smartelijken trek op ons gelaat werpen; wanneer men niet dan met verzameling van alle krachten, zich staande houdt, als het hoofd duizelt, de oogen schemeren, de hand beeft - en wij gedurig slingeren tusschen het bezwijken van afmatting en het opwinden tot overspanning - dan, ja dan is hij of zij sterk in den Heer, die steeds een vriendelijk woord heeft tegen de omstanders, geduldig is voor de lastigen, bedaard en opgeruimd bij veelvergenheid, onkieschheid en zelfzucht. O die zegepraal is groot - oneindig groot en zeldzaam. Het is de heerlijkste overwinning van den geest op het vleesch - het vleesch, dat steeds in vijandschap is tegen onze waarachtige reiniging en heiligmaking, dat zich door zijne begeerlijkheden en zijne kwalen steeds als onze wederpartij openbaart. Wanneer toch maakte eenige ongesteldheid

[pagina 157]
[p. 157]

ons beminnelijk of stortte eenige pijn of kwaal ons edele gewaarwordingen in?

Het stond bij den ouden snork nog altijd vast, dat dina niets wist, niets goed deed, tot niets in staat was. Dit denkbeeld was nu eenmaal de grondslag waarop al zijne uitspraken berustten. Hij gaf zich de moeite niet naar haar te luisteren, lachte haar in het aangezigt uit bij al wat zij voorsloeg en verwierp reeds voor hij nog gehoord had. Van dit standpunt was het hem onmogelijk eenige verandering, eenige verbetering of vooruitgang in haar zedelijk leven of verstandelijke beschaving waar te nemen - trouwens, dit waren ook voor snork geheel onbekende artikelen en zoo hij al aan het bestaan daarvan had geloofd, zou hij ze dina toch ontzegd hebben. De zonen volgden hierin den vader getrouwelijk na en verdubbelden dina's dagelijkschen strijd.

- In niets heb ik mij ooit meer misrekend dan in mijne krachten ten goede - beleed dina mij dan ook eens in een ernstig onderhoud. - Wel had ik voorzien te kort te zullen schieten - gedurig moedeloos te zullen verflaauwen en dagelijks te struikelen - maar zoo klein van krachten, zoo spoedig aan het einde van mijn geduld, zoo moeijelijk in het aanleeren van alle goed - neen, dat had ik mij bij de hartelijkheid van mijne begeerte om God te dienen, bij de opregtheid van mijn verlangen om den Heer te volgen niet voorgesteld. - En het is alleen door een elken dag vernieuwde gelofte om getrouw te blijven bij mijne keuze, ook al beantwoordde ik er nog zoo gebrekkig aan, dat ik niet lang van moedeloosheid ben terug gezonken tot de oude ellende. Maar een groote vreugde

[pagina 158]
[p. 158]

is mij dezer dagen ten deel gevallen - een vurigen wensch heeft de Heer mij vervuld. Altijd te veel van mijn eigen krachten hopende, verwachtte ik dat ik op mijne huisgenooten meer invloed uitoefenen zou. Ik meende ook aan hunne verbetering te moeten beginnen. - Ach welk een inbeelding! - Hoe stonden mijn eigene gebreken mij telkens in den weg! Hoe versperden mijne zwakheden mij den toegang tot hunne harten! - Ik liet dan van hen af om alleen aan mij zelve te arbeiden - en zie, nu voegt de Heer mij een hunner toe, die het mij altijd het zwaarste plagt te maken - mijne zuster.... marie. Zij had het eerst de verandering in mijn gemoed bespeurd, maar zij had die ook luide bespot - en nu wil zij met mij strijden. - Onuitsprekelijk is de verademing en verligting die ik daardoor geniet - de troost en bekrachtiging die God mij hierdoor geeft bij mijne veelvuldige zwakheden. - Want ach, mijne ligchamelijke zwakheid staat zoo vijandig tegen mijne geestkracht over. Kalm te zijn als men sterk en gezond is zegt weinig, maar bij telkens te kort schietende krachten overvalt mij zekere gejaagdheid, die vaak tot angst, tot drift, tot toorn of tot ongeduld en moedeloosheid dreigt over te slaan. Het kan mij daarbij zijn als had ik een vollen beker door een gedrang te dragen. - O hoe gaarne zou ik zien dat ieder voor mij ter zijde week om mij een vrijen doortogt te laten; mijne eigen liefde eischt zulks al te dwaas - maar het is aan mij om mijn vaart te vertragen, voorzigtiger voort te treden, een omweg te kiezen en alzoo behouden door te komen. Maar o hoe vaak loop ik vast - hoe vaak snapt een druppel over de hoorden om al te snel een

[pagina 159]
[p. 159]

stroom te worden. - Het groote wachtwoord op de levensreis is en blijft: waakt!

- Ik zie wel dina dat gij dit geleerd hebt - sprak ik getroffen.

- Dat ik heb begonnen te leeren, verbeterde zij - want tot gedurige waakzaamheid komt men niet op eens.

Ik had gelegenheid om op te merken, dat zij het er reeds vrij ver in gebragt had bij haar ernstigen wil, om door te dringen tot de kern van het ware geestelijke leven - het wezen der godsdienst gemeenschap met God. - En wie daartoe geraakt, die zich vrij worstelt van de strikken en verwarringen van zijn eigen gemoed, los van het zinnelijk leven dat hem omgeeft - wie weet door te dringen en zich te verheffen tot de bron des heils, die zal nimmermeer dorsten en zelf wordt hij een fontein van levend water om ook anderen te laven.

Zoo weldadig was ook de zwakke verachte dina in haar kleinen kring geworden door een leven met God.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken