Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit het leven voor het leven. Deel 1 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit het leven voor het leven. Deel 1
Afbeelding van Uit het leven voor het leven. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Uit het leven voor het leven. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (4.00 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit het leven voor het leven. Deel 1

(1875)–Elise van Calcar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Het doel des levens.

Zoolang wij nog jong en gelukkig zijn, rijst de vraag naar het doel van ons leven doorgaans slechts vluchtig bij ons op. Maar als de wederwaardigheden en verwikkelingen ons afgetobd en teleurstelling en verliezen ons neergebogen hebben, ja, dan begint men te overleggen, wat toch het doel van dit alles mag wezen.

Het doel van het menschenleven kan nergens anders in te zoeken zijn dan in den mensch zelf. Zoek het niet in de hoogte, niet in de diepte, niet in de verte; het is zeer nabij, het is in u. De mensch moet zichzelf worden, de mensch moet leeren mensch te zijn; mensch te zijn bij ieder lot, onder elke omstandigheid, in ieder tijdperk van zijn bestaan. Een ander doel kan hij niet hebben. En mij dunkt, dit is grootsch en verheven genoeg om er ons al het gewicht van te gevoelen.

Dit zal wellicht een vromen lezer niet godsdienstig genoeg klinken. Hij zal waarschijnlijk verwachten dat ik

[pagina 10]
[p. 10]

gezegd zou hebben: het doel van dit leven is vorming voor de eeuwigheid. Maar er zijn twee redenen waarom ik dit niet gezegd heb: vooreerst, omdat ik dit aardsche leven aanmerk als een eerste periode van ons eeuwig leven, omdat de tijd voor mij een deel is van de eeuwigheid; - wij zijn met onze geboorte een oneindig bestaan ingetreden, waarvan wij hier op aarde een klein deel slijten; - en ten anderen heb ik mij van die spreekwijze hier niet willen bedienen omdat dit gezegde zoo schromelijk misbruikt en misverstaan wordt, en doorgaans toegepast met eene groote miskenning en berispelijke veronachtzaming van ons leven hier op aarde, terwijl het mijn innigste overtuiging is dat wij ons alleen door een juist gebruik en een gezonde opvatting van dit tijdelijke leven als van zelf voorbereiden voor een hoogeren vorm van bestaan, waar en hoedanig het God behagen zal ons dien aan te wijzen. Laat ons eerst trachten te zijn wat wij nu op dezen eersten trap van ons bestaan kunnen worden, en als wij er dat goed afbrengen, dan zijn wij daardoor uit den aard der zaak rijp geworden om in een hoogere klasse over te gaan.

Wanneer een kind ter school wordt gezonden, dan is het ongetwijfeld zijn bestemming om tot de hoogste klasse, tot het eind-examen te geraken. - Maar, wat is de weg? Zal de kleine scholier niet voet bij stuk moeten houden en eerst ter dege leeren wat op het onderste bankje te leeren is? Het zal hem geen kwaad doen, nu en dan eens te droomen van het volgende tijdperk: als hij groot, als hij meer vrij zal zijn. Ja, het uitzicht in de toekomst zal hem aanwakkeren, als hij wil vertragen. Maar wat

[pagina 11]
[p. 11]

zou het geven, of hij al gedurig naar zwaarder boeken greep, of de lessen uit de hoogste klassen alleen wilde beluisteren? Hij zou nooit tot het eind-examen opklimmen; hij zou een klapper en warhoofd worden, een breekebeen blijven. Welnu, zoo gaat het juist met dengeen, dien men eerst wil bekwamen voor een godzalig sterf bed, vóór men hem tot een godzalig leven gevormd heeft.

Het is zeer merkwaardig, dat alle lessen van den Heiland lessen zijn voor het leven en geen enkele voor het sterven. Een goed gebruik maken van het leven maakt dit leven indedaad tot een voorbereiding, omdat elke gegeven toestand, behoorlijk aangegrepen en doorgewerkt, natuurlijker wijze een anderen en wel een beteren voorbereiden moet.

Het doel des levens is de alzijdige ontplooiing en veredeling van ieder bijzonder deel der menschelijke werkzaamheid. Maar daartoe geraakt niemand door zich zelf alleen, of ook voor zich zelf alleen. Het menschelijk ideaal kan door geen van alle anderen afgezonderden mensch bereikt worden. De mensch moet den mensch tot mensch vormen. Wij zijn alles door anderen, en wij moeten het ook zijn voor anderen.

De menschelijke natuur openbaart de volheid van haar rijkdom, de onuitputtelijkheid harer nuances en verscheidenheid van gaven ook niet in een enkel individu, maar in de gezamenlijke menschheid; in de menschelijke maatschappij, door haar samenwerking tot één lichaam, één gezin verbonden, waarin elk mensch een plaats en een werk vindt naar zijn aanleg en aard. Wanneer men

[pagina 12]
[p. 12]

den nederigen staat en het onbeduidende werk van sommige menschen nagaat, dan zou men willen vragen: Is het der moeite wel waard om daarvoor te leven? En toch vormt die luttele arbeid een schakel; in de lange keten vult hij een leemte aan. In een groot huis zijn allerlei vaten van noode, zegt Paulus, vaten tot een meer eervol en een minder aanzienlijk gebruik, maar het kleinste huisraad is ons even onmisbaar als het grootste meubel. Zoo vormen alle menschen te samen den idealen mensch, de menschheid in hare veelzijdigheid en oneindige verscheidenheid. Zoo kan elk lid der menschelijke maatschappij zich nuttig en onmisbaar maken, als hij de geringe taak hem opgelegd maar getrouw en met ijver volbrengt. Want die trouw en die ijver in het kleine, dat is de oefening die hem gewin brengt; zij is niet verloren voor zijne zedelijke vorming, en voor onze zedelijke vorming is het tamelijk onverschillig, welk vak wij op aarde beoefend hebben. Men kan op elken trap van den menschelijken ladder een goed mensch zijn, die in zijn kring zegen en licht verspreidt, of men schulprijder of scheikundige, boodschaplooper of rechtsgeleerde is.

Verreweg de meeste menschen zouden hun leven oneindig rijker kunnen ontplooien, als zij het niet zoo lijdelijk lieten voortstroomen: zij werpen de riemen in de boot en laten zich maar drijven waar de stroom hen voeren wil; zij spannen zich niet in om voort te spoeden; zij leven maar een half leven, een weinig meer dan een planten-leven. Men zou haast zeggen: zij laten zich leven. Zij vragen naar geen doel. Maar wie spaar-

[pagina 13]
[p. 13]

zamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien. Daar is een oogst hier beneden en daar ginds.

Hier beneden werpt elk menschenleven al terstond zijn vrucht af, wrange, wormstekige, of geurige en weldadige. In den huiselijken kring en in de samenleving worden die vruchten verspreid, en die vrucht bevat zaden, die lang, lang en wijd nog voortzweven als ons stof reeds is verstrooid. Maar daar is ook een oogst dien wij medevoeren, zooals de gewijde Ziener het zeide van de dooden: ‘hunne werken volgen met hen’, hunne werken getuigen van hetgeen zij met hun leven gedaan hebben en wat er uit hen geworden is.

De mensch kiest zich met meer of minder bewustheid zelf zijn levensdoel naar zijn ideaal, en dat ideaal wordt de bewegende kracht zijns levens, want het is het beeld dat zijn geest zich schept als het begeerlijkste; hij acht dat het hoogste en het voornaamste; daarheen riclht hij zijn streven.

Ach, bij sommigen is dat droom beeld zoo zwak en zoo klein, zoo akelig nietig, zoo treurig beuzelachtig! Immers bij zoo velen is het hoogste levensideaal zich met fraaie kleederen op te pronken en daarheen te stappen als een uitstalling van manufacturen, een rijk beladen wandelende kapstok. Bij anderen is het meer zich zelf te laten bewonderen als een knap figuur en fraai gezicht. Elders is het: Beiersch bier en dure sigaren, fijne wijn en fraaie paarden, onedel zingenot, schoone gebouwen en rijk ameublement. En wat te zijn? - hoe te zijn? - Ledig van hoofd, arm van hart!

Zoo deze mislukte en verwoeste levens nog eenige

[pagina 14]
[p. 14]

schatting aan de maatschappij brengen, dan is het geheel ondanks zich zelven en alleen door de zucht om veel te koopen en zich zelf te verheerlijken dat zij handel en industrie helpen verlevendigen. Maar dat geschiedt alleen door zelfzucht: hun loon hebben zij in zich zelf, niemand zal het hun dank weten.

Zalig die uit keus en met bewustheid aan het welzijn en den bloei der maatschappij medewerkt, al is het in nog zulk een klein verborgen kringetje. Wie dat doet met toewijding en zelfverloochening, zal het doel des levens niet missen.

En wanneer elk dit op zijn standpunt en naar den aard zijner gaven deed, zijn aanzijn met wijsheid wist te genieten en aan te wenden, hoe heerlijk zou de maatschappij zich ontwikkelen, reinigen en opwassen tot die ware broederschap, welke daar te stellen het einddoel des Christendoms zijn moet.

Aphorismen.

Te leven - hei leven te bezitten - het leven te beheerschen - zijn de drie graden, die het den mensch gegeven is te bereiken.

 

Pr. v.d.H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken