Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche romancières van onzen tijd (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche romancières van onzen tijd
Afbeelding van Nederlandsche romancières van onzen tijdToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche romancières van onzen tijd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (3.30 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche romancières van onzen tijd

(1921)–M.H. van Campen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Voorwoord

De noodzakelijkheid de volgende studies in die mate te comprimeeren, dat zij in een boekdeeltje van ten hoogste tien vel druks konden worden opgenomen, heeft mij genoopt in de opstellen over Augusta de Wit, Ina Boudier-Bakker en Margo Scharten-Antink belangrijke bekortingen aan te brengen. Die in de eerste en laatstgenoemde studie konden beperkt worden tot het doen vervallen van citaten en een enkele daarvan volstrekt onscheidbare analyse. Ik vlei mij, die, waar noodig, op zulk een wijze door eenige resumeerende zinnen te hebben vervangen, dat het geheel aan duidelijke verstaanbaarheid niets heeft ingeboet. De studie over Ina Boudier-Bakker kon echter niet op deze manier worden bewerkt. De aard van het opstel verhinderde ten eenenmale het door middel van hetzelfde procédé te bekorten. Er bleef derhalve niets anders over dan de inleiding er af te nemen. Daar nu echter zonder deze inleiding eenige opmerkingen in het opstel-zelf den lezer duister zouden zijn, zij het mij vergund een paar hoofdzaken uit het gesupprimeerde hier kortelijk saam te vatten.

10 Het feit dat Mevr. Boudier in het begin harer loopbaan en partieel door ònhollandsche cultuur zeer sterk werd beïnvloed kan niet uit haar individueele wezen alleen worden verklaard, maar mede uit de positie van ons volk.

20 Die positie is namelijk die van een sociaal en cultureel midden tusschen twee machtige uitersten: de burgerlijkheid tusschen het feodalisme en het groot-industrieel kapitalisme.

30 Het ‘midden’ - de termen ‘midden’ en ‘uiterste’ zijn in Aristotelischen zin te verstaan - is immer het meer

[pagina 6]
[p. 6]

beperkte, het doffe en vooral in bijna elk opzicht kleinere, tusschen het schitterende, het machtige en heroische der ‘uitersten’. Alle menschen, die zich in een ‘midden’-positie bevinden, mogen zich gelukkig voelen in het meer verzekerde en gevaarlooze hunner situatie, toch hebben de meesten hunner een min of meer onderdrukte begeerte naar het gevaarlijkere maar heroïsche, naar het ongewisse maar ook grooter mogelijkheden biedende, naar het onrustige maar intenser-levende, naar het in één woord gróótschere ‘uiterste’.

40 Vandaar dat Holland bijna immer naar de uitheemsche cultuur verlangde en die navolgde.

50 De literatuur van het eene ‘uiterste’, het nog feodalistische of feodalistisch-getinte, en niet die van het groot-industrieel kapitalisme zal het voornamelijk zijn, die de kleinere kunstenaars beïnvloedt en een enkelen voornameren in het begin zijner loopbaan, zooals de Scandinavische het Ina Boudier heeft gedaan. Immers: in beide ‘uitersten’ - gelijk trouwens in alle - verschijnt de mensch ons als Goethe's Zauberlehrling - in tegenstelling tot zijn broeder van het ‘midden’, die het groote niet ‘oproept’ en er dan ook niet door beheerscht wordt -: in zijn hartstochtelijk begeeren naar grootheid, macht, weelde, heeft hij die geweldigen opgeroepen en nu beheerschen zij hèm, dòch in het eene uiterste, het ‘feodalistische’, zijn die geweldigen: gevoelens - bijvoorbeeld: vorstenvergoding, intens godsgeloof, schoonheidsvereering - in het andere echter - het groot-industrieel kapitalistische - zijn het de, eens losgelaten, schier onbedwingbare krachten eener blindelings-heerschzuchtige maatschappelijke werkelijkheid: het mensch-type in dit ‘uiterste’ is niet in de eerste plaats een vorstenvereerder, een geloovige, een schoonheidsbeminnaar en wordt door deze zijne ìnnerlijkheden beheerscht, maar hij is in de eerste plaats een arme of een rijke, een werker of opeter van anderer werk, hij is een maatschappelijk-dader en een dulder van maatschappelijke werkingen in de allereerste plaats en wordt dáárdoor, ook in de zich verwarrende vervlechtingen zijner eigen daden - dus door uiterlijkheden - overheerscht, en hij

[pagina 7]
[p. 7]

is een psychisch voeler, vooral qualitatief, in de zooveelste. En nu hebben, hetgeen van zelf spreekt, de kleine kunstenaars, d.w.z.: de zwakste beelders, zich altijd meer tot het psychologisch uitweiden over gevoelens en innerlijkheden aangetrokken gevoeld dan tot het beelden van daadrijke uiterlijkheden.... - Maar er is meer. De noodwendigheidsindruk - zooals ik reeds vroeger elders heb aangetoond, een allergewichtigst bestanddeel van alle kunst - wordt in de hierboven bedoelde Scandinavische literatuur juist gewekt door eene als door ommisting veroorzaakte vaagheid der figuren. Zij worden zichtbaar in een nevel. Zij schijnen zich er uit te willen losmaken, maar kunnen niet, zij verdwijnen er weer in. Het is een zich aan hen hechtende, weeke en toch onweerstaanbare, hen dwingende, want hun gang en richting wijzigende, hen overhuivende en versmorende damp. Die damp voelt men als het Noodlot-van-boven-af. Terwijl bijvoorbeeld in het naturalisme, een literatuur van het àndere ‘uiterste’, het Noodlot klaar, hard, staal-glimmerend, met onvermurwbare grijptangen en kneuzende raderen als de machines der grootindustrie is: een meetbaar nootlot, een becijferbaar, in 't kort: een mènschelijk noodlot, van onderen opgestegen. En nu vrage men zich af, nièt wat lichter te scheppen ìs, maar wat den kleineren kunstenaar lichter te scheppen zal schìjnen. Hebben zich niet van oudsher alle onmachten op den breeden rug van het ‘metaphysische’ gevlijd?....

 

Hiermede meen ik enkele onmisbare hoofdzaken der bedoelde inleiding tot het opstel van Mevr. Boudier voldoende te hebben geresumeerd, om den lezer het volkomen begrijpen dier studie mogelijk te maken. -

 

Maart '20.

De Schrijver.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken