Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Slordig beheer (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Slordig beheer
Afbeelding van Slordig beheerToon afbeelding van titelpagina van Slordig beheer

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.38 MB)

Scans (5.63 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Slordig beheer

(1941)–Jan Campert–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

I

‘Helen ontmoette ik voor het eerst toen ik enkele jaren geleden een zomer verbleef in een klein dorp aan zee. Zij was weduwe. Haar man, kapitein bij de infanterie, stierf jong en liet haar achter met een dochtertje van vijf jaar. Door kennissen had ik Helen's naam wel eens hooren noemen. Zelfs stond mij voor den geest, dat ik haar jaren en jaren geleden eens vluchtig had ontmoet. Zeker daaromtrent was ik echter niet.

Op een avond stonden wij naast elkaar op het terras van het badhotelletje naar zee te kijken. Wij kwamen in gesprek. Wij brachten den avond samen verder door. Helen was een zeer mooie vrouw. Niet mooi wellicht in den gewonen zin van het woord, maar zij had charme en daarenboven beschikte zij over een wel haast onvrouwelijke spiritualiteit. Zij kon vervloekt

[pagina 2]
[p. 2]

amusante maar ook vervloekt scherpe dingen zeggen. Zij was ook meestal eerlijk. Dat klinkt zonderling. Men is immers eerlijk of men is het niet, maar bij Helen lag de zaak toch wel ietwat anders. Want zij was doorgaans van een levensgevaarlijke eerlijkheid; alleen een enkele maal verzweeg zij wel eens iets, dat dan later consequent ontkend diende te worden.

Na dat avondlijk gesprek ontmoetten wij elkaar nog enkele malen telkens in aanwezigheid van anderen. Ik kan namelijk niet zeggen dat ik reeds toen haar gezelschap met opzet zocht. Af en toe dacht ik aan haar, maar dan toch meestal op de wijze waarop men nu eenmaal wel eens aan een aardige vrouw pleegt te denken. Vluchtig bekoord. Men zou haar eens tegen moeten komen op straat... in een schouwburg...

Tot ik op een ochtend een briefje van haar kreeg.

Ik herinner mij dat mij al dadelijk haar ruim, slordig en open handschrift opviel. Zij was dien middag alleen, haar dochtertje was op bezoek bij bekenden. Wilde ik haar gezelschap houden?

Ietwat ongewoon was dit verzoek zeker. Maar het briefje typeerde Helen volkomen. Zij was immers een onafhankelijke en daarenboven nog een intelligente

[pagina 3]
[p. 3]

vrouw. Waarom zou zij vasthouden aan allerlei dwaze vooroordeelen? Ik moet eerlijk bekennen dat ik ietwat verbaasd was, maar welke man zou het niet plezierig hebben gevonden, zulk een blijk van belangstelling te mogen ontvangen van een vrouw als Helen? Aan ijdelheid heeft het ons nooit ontbroken. Van dat oogenblik af dateerde onze nadere verstandhouding.

Wanneer ik nu aan Helen terugdenk dan valt alles wat er over is gebleven van mijne gevoelens jegens haar samen te vatten onder dat eene woord: waardeering. Wonderlijk dat wat men toch eens dacht liefde te zijn binnen een zoo kort tijdsbestek kan wegvlieten als druppels water uit een holle hand. Ik heb waarlijk wel van Helen gehouden, ik was zelfs in den beginne zeer verliefd op haar, ik was jaloersch ook. Mijn jaloezie ging zóo ver, dat ik het prettig vond wanneer men mij deze eigenschap toeschreef.

Aanvankelijk was ons samenzijn niet slecht te noemen. Dat het op den duur misliep - en men kan het bezwaarlijk op den langen duur noemen! - moet wel voornamelijk aan mij hebben gelegen. Mijn gevoelens voor haar verzwakten aan intensiteit of, liever gezegd, wijzigden zich. Er zijn waarlijk momenten geweest dat

[pagina 4]
[p. 4]

ik haar haatte om de onverbiddelijke, meedoogenlooze scherpte van haar tong. Ik zou haar met genoegen zijn aangevlogen en tot mijn schande moet ik bekennen dat zulks wel eens is voorgevallen ook. Zij bleek echter ook met haar handen snel en afdoende te kunnen optreden. Ik heb het tot mijn schade ondervonden. Toch was ik op een merkwaardige wijze aan haar gehecht. Hoewel ik haar niet of niet meer liefhad was de gedachte, dat er een ander in haar leven zou treden mij onverdragelijk. En misschien is het wel juist de onverdragelijkheid dezer gedachte geweest, die mij zoo onverhoeds snel tot Margreet deed wenden.

Ik bewaar aan Helen vele herinneringen die mij lief zijn. Een lange avond samen bij het vuur sprekende over de dingen die ons na aan het hart lagen, zwijgende over de dingen die ons na aan het hart lagen. Een ochtend wakker wordend in een hotelkamer, die uitzag op de rust van een Amsterdamsche gracht des Zondagmorgens, Helen nog in diepen slaap verzonken. Haar ranke, sportieve gestalte in de openstaande deuren naar den tuin...

Er zijn meer herinneringen en nu ik er enkele hier vermeld overvalt mij plotseling het gevoel dat mijn ge-

[pagina 5]
[p. 5]

negenheid voor Helen misschien toch wel wat meer is dan alleen maar waardeering. Waar zou anders de zonderlinge ontroering vandaan zijn gekomen, welke mij beving toen ik vanmorgen in een of ander obscuur blaadje een stumperige vertaling las van een van Omar Khayyam's kwatrijnen? Zoo stumperig dat ik het aanvankelijk niet eens herkende. Pas later drong het tot mij door dat Helen ditzelfde kwatrijn eens schreef in een boek, dat zij mij ten geschenke gaf:

 
Here with a Loaf of Bread beneath the Bough,
 
A Flask of Wine, a Book of Verse - and Thou
 
Beside me singing in the Wildemess -
 
And Wildemess is Paradise enow.

Is Helen een vergissing van mij geweest? Ik zonder eenigen twijfel een van haar. Maar ik geloof dat ik, wanneer ik er opnieuw voorstond, deze vergissing weer zou begaan. Vreemde gedachte na de harde verbittering die tusschen ons stond, na de wanhoop waar mee wij elkander teisterden. De verhouding met Margreet was voor een deel wellicht niet anders dan een uit haat jegens Helen geboren gevoel. Ik kòn weten dat ik haar daarmee diep zou kwetsen. Ik wist het ook. Juist omdat het Margreet was.

[pagina 6]
[p. 6]

Helen's eerste woorden, toen ik haar op de hoogte bracht van mijn relatie tot Margreet, waren: ‘Had je nu niet iemand anders kunnen uitzoeken?’

Zij was zeer bleek maar beheerschte zich bewonderenswaardig. Ik moest mij bedwingen haar niet te kussen. Maar een dergelijk initiatief zou zeker op moord en doodslag zijn uitgeloopen.

Het was zomer. Het gras stond hoog rondom ons huis. Helen's dochtertje speelde op het terras en riep haar.

- Wees even stil, Elly, zei mijn vrouw, oom en ik hebben een ernstig gesprek.

En tot mij: - Wil je scheiden?

De vraag overrompelde mij. Ik haalde mijn schouders op. Eerlijk gezegd voelde ik weinig voor al den rompslomp, dien een scheiding met zich meebrengt. Aan den anderen kant wanneer Helen het wilde...

- Dat laat ik aan jou over.

- Je lijkt wel gek, zei Helen nuchter, hoe kom je erbij? Een vrouw zooveel ouder dan jij... Hou je van haar?

Een oogenblik lang had ik werkelijk het gevoel dat ik een beetje gek was. Ik dacht - veeg teeken - langen tijd na.

[pagina 7]
[p. 7]

- Ik ben zeer op Margreet gesteld, formuleerde ik tenslotte misselijk voorzichtig.

Helen had een kort lachje.

- Bijster enthousiast klinkt het in elk geval niet, constateerde zij niet zonder voldoening.

Helen en ik gingen nog dienzelfden dag uit elkaar. Zij bleef in ons huis.

Sinds dat gesprek heb ik haar nog tweemaal vluchtig ontmoet. Een keer toen ik in mijn vroegere woning wat boeken ophaalde, die ik noodig had en Helen op het punt stond stadwaarts te gaan. Ik bood haar aan met mij mee te rijden. Na een korte aarzeling stemde zij toe. Wij spraken over volmaakt onbelangrijke aangelegenheden. Helen zag er bijzonder aantrekkelijk uit dien dag. Ergens in mij woekerde toen een gevoel van spijt, dat ik echter onderdrukte. Waarschijnlijk omdat ik te laf was om het mijzelf te bekennen.

De laatste maal dat ik haar zag was op een feest door een wederzijdschen vriend gegeven. Weer was ons gesprek uitermate oppervlakkig. Overigens herinner ik er mij heel weinig van, vooral omdat ik dien avond nogal het een en ander gedronken had. Helen reisde 's morgens vroeg met denzelfden trein als ik terug. Zij

[pagina 8]
[p. 8]

in gezelschap van enkele andere gasten, die het ook tot het ochtendgrauwen hadden uitgehouden. Ik alleen. Natuurlijk viel ik in slaap en werd een paar stations verder dan de plaats mijner bestemming wakker...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken