Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Allemaal onzin (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Allemaal onzin
Afbeelding van Allemaal onzinToon afbeelding van titelpagina van Allemaal onzin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (9.89 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Allemaal onzin

(1957)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het heerlijk avondje

Kijk, het was al dadelijk een stroeve Sinterklaasavond - dat zat in de lucht. In de eerste plaats harmonieerde het gezelschap niet, want oom Kees was er bij en die heeft laatst een geruchtmakende inklimming gepleegd, zodat tante Magda uit Zeist, die érg fel is op die dingen, dadelijk toen ze met neef Henk binnenkwam tegen hem zei: ‘Zo, Kees, zit jij niet meer?’ Dat was natuurlijk een beetje pijnlijk, vooral, omdat oom Kees meteen met Henk wilde gaan vechten, ten einde iets terug te doen. Die kleine Henk had zijn jasje zó uit, maar toen gooide ik me er tussen, want ten slotte was ik de gastheer.

Toen we weer zaten, begon opa over de begrafenis van tante Wilma en hij zei, dat hij het gedrag van Frits ‘knap schofterig’ had gevonden. Frits was namelijk boos geweest, omdat we een andere begrafenisonderneming hadden genomen, dan door hem was aanbevolen. Hij wilde niet mee in rijtuigen die tegen zijn advies ingingen en stond, toen we op het kerkhof kwamen, al met zijn gehele egoïsme á quatre bij het open graf keurig opgepoetst te demonstreren tegen onze firma, die tante er toch heus heel netjes inhielp.

Nu had ik het ook niet soepel gevonden van Frits, maar om nu dadelijk zo scherp te worden op Sinterklaasavond, leek me toch niet juist van opa. De oude man had echter niet in de gaten, dat Frits met zijn vrouw in onze kamer zat, want als je die jaren hebt, onthoud je de gezichten allemaal niet meer zo goed. ‘Frits hoeft niet achter mijn kist te lopen, straks’, riep de grijsaard of het een pretje was. Ik zat al te ssst' en en maakte een reeks van sprekende gebaren, maar hij begreep het niet, de goeierd, en zaagde maar door over zijn kist en wie er achter mocht en wie niet. Frits niet.

‘Kom opa’, riep ik, ‘nou niet over de dood praten, telkens. 't Is toch zeker Sinterklaas. Laten we nou gezellig een liedje zingen. Vooruit Mien, speel er eens eentje.’

Mien is een nicht van ons, een fikse kwekeling met acte. Ze speelt een soort piano, waarop je goed heilgymnastiek kunt doen, maar alles leek me beter dan conversatie. Spoedig klonk het lied over het heerlijk

[pagina 55]
[p. 55]

avondje en ik zong uit volle borst, inviterend wenkend, dat ze moesten meedoen. Op het laatst galmde de hele club, met zwartgallige koppen, want ze waren nog niet uitgepraat, dat zag je zó.

Ik liep de kamer uit, om voor de pakjes te zorgen. Ze hadden allemaal wat meegebracht, voor eigen vrouw of man en ik stopte de hele boel in een wasmand en zette deze, krachtens de aardige methode, die er elk jaar weer ingaat, voor de deur van ons huis. Een jongetje, dat passeerde, gaf ik een kwartje. ‘Jij belt straks even aan vent’, zei ik met een knipoog. Het duurde wel vijf minuten, eer de bel klonk. Ik was blij, dat ik het eindelijk hoorde, want ik was bepaald beroerd van dat zingen.

‘Dáár belt Sinterklaas’, riep ik en sprong naar de deur. Er stond inderdaad een oude man, maar in burger.

‘Meneer, wilt u soms een goed velletje schuurpapier kopen?’ zei hij vertrouwelijk, ‘ik kom maar eens per jaar, want ik behoor tot de Nachschub van Zwarte Piet.’ Hij praatte nog een hele tijd door en ik keek besmuikt over zijn morsige schouder, of die jongen met de wasmand soms ergens stond, maar neen hoor, wég was hij. Zo'n kind heeft ook geen begrip van mijn en dijn, ofschoon ik hem op een jaar of zestien had geschat. Zo vergis je je dikwijls met leeftijden.

Ik kocht afwezig een velletje schuurpapier, dat altijd te pas komt, en trad de kamer binnen.

‘Dáár zijn de pakkies!’ riep tante Wies, die slecht ziet en dacht, dat ik ze bij me had.

‘Neen zeg’, sprak ik, ‘dat is nu óók even wat.’ En ik vertelde het. Nou, ze namen het niet mooi op. Opa begon te huilen - hij had zó op nieuwe bretels gehoopt. En Frits gaf onomwonden blijk van de veronderstelling, dat ik de pakjes te gelde had gemaakt en nu met een smoesje kwam. Het was een goed idee geweest, maar ze waren nu eenmaal echt gestolen, daar viel niet aan te wrikken.

‘Ach, kinderachtige kerels’, riep ik, ‘wat kunnen jullie die paar pakjes nu toch schelen!’ Ik liet Mien iets hards spelen en beval mijn vrouw, met de bowl te komen, maar toen ze er net mee binnentrad, viel de lamp uit de zoldering - niet erg hoor, want we hebben nóg een lamp, maar oom Kees stond er onder en kreeg een scheurwondje. Het was geen gevaarlijke kwetsuur, maar het bloedde verschrikkelijk - och, wat had díe man een bloed! Terwijl ik organisatorisch naar watten liep te zoeken en mijn vrouw, op een hoge bibbertrap, in de kamer stond, om de lamp weer op te hangen, sloegen alle stoppen door en

[pagina 56]
[p. 56]

werd het nacht in huis. Zelfs Mien hield op met spelen. Ze kon zeker niet meer zien.

‘Wacht eventjes’, riep ik opgeruimd, ‘ik wip naar hiernaast, om een paar stoppen. Zingen jullie in die tussentijd nog maar wat.’

De buurman is een zielige éénboom, met een knevel. Hij zat te dromen in zijn vies huisje en vond het enig, dat er iemand kwam, want Sinterklaas is een neerslachtig feest voor een breedsprakige vrijgezel.

‘Goedenavond’, zei ik beleefd, ‘hebt u mischien...’

‘Wel, wel, wel’, riep hij opgelucht, ‘maar dát is de buurman van hier naast, verdikkie. Kom binnen man, blijf daar niet in de tocht staan, want je zou een vreselijke ziekte oplopen.’

Hij trok mij zijn kamer in en dwong mij plaats te nemen.

‘Kijk eens’, zei ik geagiteerd, ‘ik ben hier gekomen om...’

‘Dat hoef je mij toch niet te vertellen’, sprak hij ontroerd, ‘wát, we wonen toch zeker al jaren schouder aan schouder, dan gaat er iets heel moois opbloeien tussen mensen, dat weet ik ook wel. Jij dacht natuurlijk: Die man zit alleen en ik wip even aan. Nou jongen, aan mij is het besteed.’ En, troebel kijkend, begon hij een kop chocolade voor mij te bereiden.

Het was niet de sfeer, die ik bedoeld had, maar toch viel het mij moeilijk zijn bloemetje te vertrappen. ‘Eigenlijk...’ begon ik onzeker, doch hij wenkte af en zei, op ruw-weke Hemingwaytoon: ‘Hou je bek nou maar. We lopen geen van tweeën graag met ons gevoel over straat nietwaar? Maar, jò, ik onthoud zulke trekjes in een karakter en ik ben een zwakke man, met een knap boeltje, dus schaf je maar niets nieuws aan, als het even tijd van wachten heeft, want morgenochtend stap ik naar de notaris en zorg er voor, dat mijn neef straks voor gek staat. Want waar is mijn neef nou?’

‘Ik denk, dat hij thuis is’, sprak ik, want dat leek mij inderdaad het waarschijnlijkst.

‘Ja, thuis!’ riep de buurman wrang, ‘maar jij bent hier.’ Hij greep, met overvolle krop, mijn hand en gaf mij meteen, met de andere, de chocolade, een tamelijk gecompliceerde arabesque, die toch nog goed afliep.

‘Ik zag vanmiddag dat zoontje van jou nog schuiven, hier in de buurt’, hernam hij, om ook mij een plezier te doen, ‘dat wordt een leuke opstopper, die kleine. Hij had zijn ijzersterk schoolpetje op. ‘Zó knulletje’, zeg ik tegen hem en raai eens wat hij antwoordt?’

[pagina 57]
[p. 57]

‘Dat weet ik niet’, zei ik wanhopig, want ik zat aldoor maar te broeien, hoe ik het gesprek op electriciteitsstoppen kon brengen, ‘maar ik wou juist...’

‘Nee, dat raai je in geen verreljaar’, riep de buurman, terwijl ik voor mijn geestesoog oom Kees in het duister zag leegbloeden, aan de voet van een ladder, waarop mijn vrouw wiebelend naar mijn terugkeer smachtte. ‘Weet je wat hij zei? Hij zei: ‘Dag Pezewezer.’ Ja, zo'n kleine snaak. Waar haalt hij het vandaan, vraag ik maar. Je hebt er hier nóg een van die hoogte in de straat wonen, zo'n bleke stuipekop, maar die geeft hij lik op stuk, buurman, ik mag iets verschrikkelijks krijgen, als ik ooit zo'n tierige stek heb gezien als die kleine van jou.’

Ik stond vastberaden op.

‘Buurman’, zei ik, ‘ik moet u vragen...’ Maar op dat ogenblik gingen ook bij hém alle lichten uit. ‘Verdraaid’, riep hij, ‘dat zit 'm in de krachtfabriek, als ik goed zie. Ik pak even mijn dop en loop met je mee, want ik wil graag een paar stoppen van je lenen.’

‘Die héb ik niet’, gilde ik, maar hij liep toch mee, voor de gezelligheid, denk ik. Toen wij thuiskwamen om even te kijken, of het licht soms weer vanzelf was aangegaan, waren ze allemaal aan het worstelen, bij kaarslicht. Opa stond op tafel en riep telkens: ‘Ráák 'm, Kees, vooruit Anna!’ De buurman begon meteen spontaan mee te knokken, want in zo'n massagevecht is het altijd raak, je haakt maar in.

Maar laat me nu toch opeens de deur opengaan - en daar stond Sint Nicolaas! Het was de échte, dat overzag ik dadelijk. Nou, we werden lelijk beknord, want zo'n man wil geen handgemeen op zijn verjaardag, dat voelt een kind. Oom Wim, tante Magda, Frits en Henk moesten allemaal in de zak. Wilt u wel geloven, dat hij bijna niet dicht kon?

Opa stond nog altijd op tafel ‘Vooruit Kees, hup Henk’ te roepen, want hij had niet gevolgd dat het gevecht afgelopen was. Sinterklaas moest hem een duw geven.

Toen hij weg was, met zijn last, gingen we neerslachtig uiteen. 't Is dan ook even wat, al die familie in de zak. En eigen schuld - dat plaagt het meest. Waaruit blijkt, dat je eigenlijk maar het best zoet kunt zijn, vooral in December.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken