Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Allemaal onzin (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Allemaal onzin
Afbeelding van Allemaal onzinToon afbeelding van titelpagina van Allemaal onzin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (9.89 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Allemaal onzin

(1957)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Erewijn

Toen de man het kleine huiskamerachtige wijkcafé binnenstapte, zag ik dadelijk, dat hij een weeffout had. Achter brave herenmanieren en een stemmig pakje, sluimerde de volstrekt ongepaste baldadigheid van de wel gereclasseerde, maar toch nog niet geheel genezen losbol. De bejaarde kellner, die treurig in ‘'t Amusantje’ had staan lezen, legde zijn lectuur op het buffet en kwam met een verveeld gezicht vragen, wat 't wezen moest.

‘Champagne’, zei de man.

‘Champagnepils’, corrigeerde de ober. ‘'Stublieft meneer’, en hij slofte al weg, maar die klant schudde het hoofd en riep: ‘Nee, Champagne! Erewijn! Feestdrank!’

De kellner keerde op zijn schreden.

‘Een fles?’ vroeg hij wantrouwig.

‘Een fles’, zei de meneer.

Nu was de man in het witte jasje zijn houding geheel en al kwijt. Hij vertoonde de gelaatsuitdrukking van een handelaar in garen en band, aan wie een luchtafweerkanon wordt besteld en weifelde kennelijk tussen de politie opbellen en in snikken uitbarsten. Geobsedeerd keek hij de cliënt geruime tijd aan. Toen sloeg hij, met een kittig gebaar, zijn servet onder de arm, liep naar een deur, waarop ‘privé’ stond en verdween.

De gast trok neuriënd zijn jas uit en was net bezig, met gezapig getreuzel, een sigaar aan te steken, toen de kellner terugkeerde, in gezelschap van een dikke man, de eigenaar van de zaak, die de indruk

[pagina 85]
[p. 85]

maakte, in een middagslaapje te zijn gestoord. Zijn haar zat tenminste in de war en zijn ogen waren half dicht geknepen.

‘Waar zit-ie?’ vroeg hij en toen de kellner wéés, trad hij vastberaden op de man met de sigaar af en vroeg op de toon van iemand, die wil voorkomen, dat een waarschijnlijke ruzie aan onwelwillendheid zijnerzijds geweten zou kunnen worden: ‘Meneer heeft champagne besteld?’

‘Ja’, zei de man met bravour. Hij deugde niet, dat zag je zó.

‘Champagne-wijn. Een fles’, stelde de patroon aarzelend vast.

‘Inderdaad’, sprak de gast, ‘kan 't soms niet?’

‘Natuurlijk, natuurlijk’, zei de baas. ‘Maar het wordt weinig gevraagd voelt u?’

Hij trok zich nu met de kellner, die echt meeleefde, achter het buffet terug, waar zij alras in druk gefluister gewikkeld waren. Zo nu en dan wezen zij naar boven, want op de hoogste plank van de opstand stond, bij wijze van siervoorwerp, een koeler met een fles, geflankeerd door twee karafjes vol gekleurd water. Er werd een stoel achter de tapkast gesleept en één voor één klommen de mannen er op, vergeefs proberend of ze de fles te pakken konden krijgen.

‘Komt er nog wat van?’ vroeg die vent. Hij had blijkbaar geen hart in zijn lijf.

‘De ober is zó bij u, meneer’, sprak de baas. Hij stond nog op de stoel en had wel iets van een kapitein op de brug van een schip, dat dreigt te vergaan.

‘Ik wacht nog vijf minuten’, verklaarde de gast en legde zijn horloge voor zich op tafel, zoals redenaars wel doen.

‘Haal effe een trapje aan de overkant’, fluisterde de baas, en de kellner, óp van de zenuwen, haastte zich naar buiten.

Wreed is de tijd soms. Die klok tikte maar door en vrat minuten. En die gek was een man van zijn woord. Op een gegeven moment pakte hij zijn jas, zette zijn hoed op en zei: ‘Goeie middag!’

‘Nog een ogenblikkie, meneer, de ober is zó terug’, smeekte de baas, maar de man had de knop al in zijn hand en sprak kwetsend: ‘Nee, ik ga liever naar een echt café.’

‘Begrijp je zulke mensen nou?’ vroeg de baas, toen de deur dichtgevallen was. ‘Je zou toch denken, dat...’

Maar op dat ogenblik wankelde de kellner binnen, schier bezwijkend onder een van die lange ladders, welke schilders wel voor het buitenwerk gebruiken.

[pagina 86]
[p. 86]

‘D'r was niks anders’, zei hij, toen hij er mee in het café stond.

De patroon keek hem treurig aan. ‘Breng maar weerom, Kees’, sprak hij op de doffe toon van iemand die een bittere teleurstelling heeft ondergaan. ‘De fles blijft boven.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken