Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Allemaal onzin (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Allemaal onzin
Afbeelding van Allemaal onzinToon afbeelding van titelpagina van Allemaal onzin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (9.89 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Allemaal onzin

(1957)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Word nooit criticus

Als uw zoontje toneelcriticus wil worden, moet ge hem opsluiten tot hij zijn beroepskeuze heeft gewijzigd, want in dit ambacht ligt géén kans op menselijk geluk - neem dat aan van iemand die het weet.

Ikzelf ben tot dit vak gekomen, zoals men aan de drank raakt: aanvankelijk alleen een glaasje bij feestelijke gelegenheden, maar op den duur elke dag een maatje. Het is, eerlijk gezegd, een potsierlijk beroep, om iedere avond, als een ander in bed stapt, je mening te

[pagina 112]
[p. 112]

moeten opschrijven. Zo'n schouwburg zit vol achtenswaardige lieden die, bij het slot van de voorstelling, allemáál een mening hebben. Dat is misschien niet geheel juist. Sommigen hebben die mening reeds, als ze om acht uur het theater binnenkomen - ga maar eens aan de deur staan, dan kunt u het aan de gezichten zien. Anderen vormen hun mening in de pauze - ze houden een soort oordeelscollecte onder hun kennissen en maken van die lappendeken een mooie zotskap, die ze dragen als hun eigen hoge hoed. Je hebt ook mensen die, uit een soort stompzinnige harmonie, alleen op éigen compas varen. Toen ik mijn tante Fie in de pauze van Ibsen's ‘Spoken’ ontmoette, en haar om haar oordeel vroeg, antwoordde zij: ‘Och, wat heb ik met 'n ander z'n huishouden te maken.’

Dit is onmiskenbaar een oordeel, maar moet men het laten drukken in het ochtendblad? Ik geef toe dat het oorspronkelijker is, dan hetgeen men gewoonlijk in de kranten leest over ‘subliem spel’ en ‘machtige creaties’, maar tóch kan tante Fie geen critica worden: ze is niet deskundig. Ah - nú is de boot aan, lieve vrienden! ‘Is die man in de krant dat dan soms wél?’ schreeuwt ge verontwaardigd. Vraag het maar eens aan de toneelspelers - aan hun gebrul zal geen einde komen.

Hóe men het ook bekijkt: die acteurs zijn in ieder geval wél deskundig, want het toneel is hun roeping. Zij weten allemaal precies hoe het in elkaar zit en daarom ergeren ze zich blauw aan de criticus, die zich niet eens zelf schminken kan.

De toneelbeschouwing, die een acteur als ‘deskundig oordeel’ zou aanvaarden, omdat hij haar zelf geschreven zou kunnen hebben, heeft Alfred Polgar eens bedacht. Voor Nederland bewerkt, luidt zij:

‘De voorstelling van gisteravond viel me tóch nog mee. Uiteraard kan Lies de rol van Martha helemaal niet áán, maar Henk moest haar natuurlijk haar zin geven: hij is een prachtregisseur - maar veel te verliefd op het loeder! Doordat Martha dus verkeerd gespeeld werd, kon Kees helemaal niet meer uit de voeten met zijn minnaarstekst: wat hij zei sloeg, naast deze haaibaai, als een tang op een varken. Het publiek vond het dan ook belachelijk, maar ik bewonder hem tóch, want is het geen schitterend vakwerk om, naast een mens, dat de gewoonste clausjes uitstoot of ze je vergiftigen wil en telkens de gekste kappen maakt, tóch je partij te blijven blazen? De rest was niet veel zaaks natuurlijk, maar ja, door het gekke gedrijf van het kantóór, is de première drie weken vervroegd, omdat ze een klein bezet stukje nodig hadden om tegen ‘Tranen der liefde’ te gaan, nu Koos met

[pagina 113]
[p. 113]

‘Jan, doe de deur dicht’ in Rotterdam zo'n doodsmak heeft gemaakt. Die gekke Anneke had weer veel te veel jong rood op: dat kind leert het nooit. Willem speelde mat (zijn maagkwaal!) en Joost dééd maar wat: hij is helemaal in de war door al die herrie met Fien. Zéér knap vond ik Henkie: de zaal merkte er toch maar weer niets van dat hij te veel gedronken had. Schitterend, zoals die man zich ophoudt. Alles bijeen een voorstelling waarbij het stomme publiek natuurlijk in slaap viel. Maar die mensen weten ook niet wat er allemaal vástzit aan het toneel! Ik, als deskundige, kon, zoals ge hierboven hebt bemerkt, heel veel waarderen.’

Kijk, zó moet het eigenlijk, maar ik vrees dat onze acteurs van critieken in déze trant nog gauwer hun bekomst zouden hebben. Daarom is het veel beter dat alles blijft zoals het is: de spanning tussen acteur en criticus lijkt mij een door het Opperwezen gewilde orde, waarin geen verandering komen moet. De toneelspeler beruste in het feit, dat over zijn kunst zal worden geschreven door iemand, die er geen verstand van heeft, terwijl de criticus moet aanvaarden dat men hem, aan gene zijde van het voetlicht, beschouwt als de dorpsidioot. Pas als men aan déze kant ervan naar dezelfde mening gaat overhellen, wordt de zaak een probleem.

Zolang dit echter niet het geval is, moet hij de verachting der acteurs blijmoedig dragen. Gelukkig is dat niet moeilijk. De meeste toneelspelers zijn karakterologisch zó samengesteld, dat zij u hun meningen zelden in het gezicht zeggen, doch, zelfs in het contact met hun ergste vijanden, die nooit verflauwende charme bewaren, waarmee zij trouwens hun brood verdienen.

Zolang u niet weet wat men van u denkt, is er geen probleem. Want zeg nu zélf: kunt u tegengaan dat uw overbuurman u als een boef beschouwt, zolang hij u die mening niet mededeelt? Het ontstaan van meningen is niet te remmen. Ge kunt toch niet elke dag een manifest aanplakken, waarin ge verklaart: zo en zo bén ik, ieder die er anders over denkt vergist zich en wordt uitgenodigd zich te vervoegen op mijn kantoor, teneinde mijn argumenten aan te horen? Neen, dat gaat niet. We hebben alleen te maken met de keien, die men ons naar het hoofd werpt, maar staan, formeel, buiten die, welke men nog achter de rug houdt. Daarom kunnen acteur en criticus tot in lengte van dagen vredig leven met elkaar. Als ze elkaar ontmoeten zeggen ze:

‘DáDág.’

‘DáDág.’

[pagina 114]
[p. 114]

Dit alles met de bijbehorende glimlach die ons, als een practische seventh veil, voor de monden hangt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken