Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kroeglopen 2 (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kroeglopen 2
Afbeelding van Kroeglopen 2Toon afbeelding van titelpagina van Kroeglopen 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (4.92 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kroeglopen 2

(1968)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Een vrije jongen

De man, die naast mij aan de tapkast stond, zei zonder bepaalde aanleiding tegen me: ‘Met vrouwen - 't is linke soep. Je weet vaak niet precies wat je doen moet, eigenlijk.’

En hij nam een teug bier. Hij was een lange jongen van een jaar of dertig, met een splinternieuw, hel groen jasje aan en hij had iets zwierigs, ook in zijn kuif. Omdat zijn mededeling algemeen en vaag genoeg was om voor beaming in aanmerking te komen, antwoordde ik: ‘Ja, dat is zo.’

‘Nou woon ik in een logementje,’ vervolgde hij. ‘Ik ben een vrije jongen, niet? En die vent, die dat logement drijft, ach, ik koop daar beneden eens een kop koffie of ik koop daar eens een gevulde koek of ik koop daar eens een hard ei - zo'n man moet óók verdienen, niet? Maar goed, nou zat laatst op een avond een ouwe man, die ook in dat logement woont, beneden te huilen. Dronken natuurlijk. Maar goed. Ik krijg medelijden met die ouwe man en ik breng die ouwe man naar zijn kamertje. Ik neem nog twee harde eieren mee, op een schoteltje. En

[pagina 30]
[p. 30]

we komen op zijn kamertje en hij had daar nog een paar maatjes staan en we eten de eieren en drinken die paar maatjes en we praten samen en die man houdt op met huilen. Maar goed - wat denk je dat er gebeurt? Ineens komt die vent van dat logement naar binnen stormen en roept: “Vuile zwervers, jullie zitten hier maar te zuipen en mijn licht op te branden.” En dat tegen mij. Terwijl ik een radio op termijn heb genomen, om uit de kroeg te blijven. Ik sta op en ik zeg: “Kom mee naar buiten, slijmerd, dan ram ik je even in mekaar.” Ja, dat had ik rustig en ongestraft kunnen doen, hoor, want de politie heeft laatst nog tegen me gezegd: “Hij verdient een pak op zijn mieter, hij is zo slecht als die paraplubak en we zouden hem graag zélf te pakken nemen.” Maar ja, personeelstekort, he.’

Hij maakte een excuserend handgebaar, nam weer een slok en sprak: ‘Dus ik denk: krijg de klere met je logement en ik schrijf op een huwelijksadvertentie, want ik heb een mooie hand van schrijven. En ik krijg een beleefd antwoord van dat vrouwtje. Maar goed. Op een middag ga ik ernaar toe. Ik had een flesje eau de cologne meegenomen uit de Hema, maar dat heb ik er natuurlijk niet bij gezegd. Een fris, gescheiden vrouwtje met twee kindertjes en zo woonde op een woonschip dat heette “De woelige stulp”. Ik vroeg nog hoe ze daar aan gekomen was, aan die naam, en ze zei: “Die heb ik eens op een villa gelezen.” Maar goed. We passeren de middag aangenaam. Ze schenkt een koppie thee met een

[pagina 31]
[p. 31]

zelf gebakken boterbiesje, lekker, al had ik liever een spatje gehad. En we praten. 'n Fris vrouwtje. Frisse kindertjes ook. En ik zeg: “Je mot in de toekomst kijken, je gaat in het leven wel achteruit maar nooit vooruit,” wat je dan zo eens zegt, niet? Maar goed. De middag is voorbij. We nemen afscheid. Ze geeft me een kus. Niet op de mond direct. Maar op de wang. Maar een kus toch. En ze roept tegen die kindertjes: “Zeg maar: dag pappie.” En gek - maar dát vond ik een beetje schielijk.’ Hij ledigde zijn glas.

‘Vind je dat ook niet schielijk, na zo'n eerste middag?’ vroeg hij.

‘Het is schielijk,’ gaf ik toe.

‘Nou had ik daar in de buurt toevallig een kennis wonen,’ vervolgde hij, ‘en ik loop even bij die kennis an. En ik vertel hem van dat vrouwtje. En hij zegt: “Jan, jongen, begin er niet an, want je wordt zwaar in het schip genomen.” En dat gaf eigenlijk weer voedsel aan mijn aarzeling, omdat ze zo schielijk was geweest met dat “dag pappie”, hoewel het frisse kinderen waren en een tof wijffie, daar niet van. En nou heb ik nog wel een brief van haar gekregen, op het adres van mijn moeder, die bedlegerig is, maar ik dacht: Nee, ik zie er toch geen brood in. Dus ik heb niet geantwoord. En ik ben gewoon teruggegaan naar dat logement. En daar zat beneden die ouwe man weer te huilen. Niet zo erg als de vorige keer. Eigenlijk maar een béétje. En ik dacht: Ach Jan, niet mee bemoeien. En ik leg het bij

[pagina 32]
[p. 32]

met die baas. En nou zit ik daar weer, op me kamertje, met m'n radio op termijn, die me ten minste uit de kroeg houdt. Ach, weet je wat het is, je léért in het leven.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken