Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kroeglopen 2 (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kroeglopen 2
Afbeelding van Kroeglopen 2Toon afbeelding van titelpagina van Kroeglopen 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (4.92 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kroeglopen 2

(1968)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 128]
[p. 128]

Grafschrift van Japie

Aan de tapkast ging het gesprek over Japie, de kastelein van een kroeg aan de overkant, die 's ochtends aan een hartverlamming was bezweken. Ik kende hem niet, maar ofschoon zijn naam aardig klonk, gooide zijn nagedachtenis geen hoge ogen.

‘Hij kan beter dood wezen, dan ziek,’ zei een der mannen. Dat was nog een algemeenheid, die het karakter van de ontslapene onberoerd liet. Maar een andere man ging verder, door te zeggen: ‘Hij deed toch ook te gék. Drie vrachten per dag laaide-ie. 's Ochtends een pilsje of vijftien. Dan ging hij een uurtje leggen. 's Middags met frisse moed opnieuw. Een dutje om half acht. En dan aan de jonge klare.’

Ofschoon de grafsteen van Japie er al niet mooier op geworden was, sloeg een derde man de beitel er pas goed diep in, door te zeggen: ‘En wat geld betreft - oeh!’

En hij nam zijn neus even tussen duim en vinger, als iemand die iets zeer smerigs ruikt. Iedereen knikte. 't Scheen algemeen bekend te zijn.

‘Vlak na de oorlog heb-ie mij eens te grazen ge-

[pagina 129]
[p. 129]

nomen,’ vervolgde de man. ‘Toen leefde z'n vader nog, Blauwe Toon, óók zo'n sieraad van de samenleving. Op een middag komt hij bij me in de zaak - Japie - en hij zegt tegen me: “Da's nou ook wat, ze staan met een wagen vol goed voor me deur en ik moet betalen, maar die ouwe is onder water en die heb de sleutel van de geldkist in z'n zak, dus kun je me effe aan 'n rug helpen, je krijgt 'm morgen terug.” En ik - groen, ik woonde pás in de straat - ik geef hem die duizend piek.’

De kastelein tuitte zijn lippen en float even schel, om te doen uitkomen, hoe link hij deze soep vond.

‘Ik kom de volgende middag bij 'm in de zaak,’ zei de man. ‘Hij schenkt me 'n borreltje in - Japie - en hij zegt: “Da's nou ook wat, die ouwe is nog altijd onder water, maar niks aan de hand - 't is nou dinsdag, dus kom donderdagavond effe, dan legt het geld voor je klaar.” Toen begon ik al nattigheid te voelen, he. Ik zeg thuis tegen me vrouw: “Ik geloof dat ik getild ben voor een rug. Maar ja, ik ben er zelf ook nog.”’

Hij nam een slok die zijn bierglas ledigde en verlangde een nieuw. Even bleef hij met instemming kijken hoe het werd gevuld. Te lang, naar mijn smaak, want ik hing aan zijn lippen en wilde de rest horen.

‘Goed, ik ga daar donderdagavond heen om tien uur,’ sprak hij eindelijk. ‘Geen Blauwe Toon. Japie. Hij wil me wat inschenken. Ik zeg: “Nee, ik kom niet om drank, ik kom om me poen.” En hij aan-

[pagina 130]
[p. 130]

dringen, want als je wat op hebt word je inschikkelijk, niet? Maar ik zeg “nee” en ik blijf daar zonder iets zitten. En kijken naar hém.

't Wordt elf uur. Twaalf uur. Eén uur. Hij zegt: “We gaan sluiten.”

Ik zeg: “Jongen, je sluit maar, ik blijf hier zitten tot ik me poen heb.”

Affijn, hij loopt naar de telefooncel, komt een poosje later terug en zegt: “Alles in orde, ik ken het geld zo gaan halen bij 'n vriend van me, in Huizen.” Ik knik en ik bel een taxi en we rij'en er heen. Naar Huizen.

“Hier is 't,” zegt-ie. Een villa, donker. Twee uur in de nacht. Hij stapt uit en gaat die tuin in.

“Kom maar mee,” roept hij. Ik geef die chauffeur gauw een knaak en ik zeg: “Wat er ook gebeurt, je rijdt niet weg zonder mij.” En ik ga ook die tuin in.

Toen zegt Japie: “Blijf jij nou hier bij die boom staan, dan maak ik 't effe in orde met die vriend van me.” Ik knik, maar ik sluip stiekum achter hem aan. Maar dacht je dat-ie áánbelde? Welnee. Hij loopt gewoon om dat huis heen en stapt weer in de taxi. Maar die chauffeur reed niet, vanwege mijn knaak. Anders had ik daar mooi gestaan, midden in de nacht, in de tuin van een vreemde villa in Huizen.’

Hij nam een slok.

‘Dat was Japie,’ zei hij, afrondend.

De andere mannen knikten. Ze hadden Japie ge-

[pagina 131]
[p. 131]

kend en vonden het verhaal dus niet zo bijzonder als ik.

‘Maar ik heb me poen toch gehad,’ besloot de man. ‘Want op 'n ochtend - die ouwe was al dood - was hij dicht, omdat hij z'n roes lag uit te ronken en toen hebben ze een partij genever voor hem, bij mij afgegeven. Nou je begrijpt, vlak na de oorlog. Ik kreeg er grif drie ruggen voor op de zwarte markt. Nee, wie hij dan ook getild mag hebben, ik heb m'n broek niet gescheurd aan Japie.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken