Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mag 't een ietsje meer zijn (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mag 't een ietsje meer zijn
Afbeelding van Mag 't een ietsje meer zijnToon afbeelding van titelpagina van Mag 't een ietsje meer zijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.31 MB)

Scans (21.14 MB)

ebook (6.92 MB)

XML (1.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza
poëzie

Subgenre

bloemlezing
column(s) / cursiefjes
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mag 't een ietsje meer zijn

(1983)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hongerwinter

Toen Fien de deur achter zich dicht getrokken had en haar wat moeizame oude-vrouwen-stap de trap op ging, zei juffrouw Wolsma tegen haar man: ‘Alsjeblieft, negen uur, daar gaat ze weer.’

De man, nauwelijks zichtbaar bij het bibberend schijnsel van het drijvertje, haalde zijn schouders op. ‘Ze gaat een slokkie water nemen,’ zei hij.

‘Dat zegt ze,’ siste juffrouw Wolsma, conspiratief fluisterend, ‘maar ik verzeker je, dat ze wat op d'r kamer heeft. Ze eet.’

‘Wat zou ze nou hebben,’ sprak de man sussend, ‘jij hebt toch haar bonkaart? Ze eet toch gewoon met ons mee? Nee, voorraad heeft ze niet meer, daar ben ik zeker van. Kom nou, Fien is toch geen gewone huurster. We kennen haar nu al dertig jaar. Ze is hier de hele dag over de vloer...’

‘Ja, dank je de bliksem,’ schamperde de vrouw. ‘Ze zit hier omdat ík de kliek opwarm, omdat ík nog vuur heb. En licht...’

‘Bedoel je dát soms?’ vroeg de man, met een knik naar het drijvertje.

Maar de vrouw, wier stem schel en onvast werd van haat en drift, riep: ‘Ik zeg je dat ze vreet. Iedere avond om negen uur. Een slokkie water, puh, ik lách er om. Nee, die mooie vriendin van ons, die we nu al dertig jaar kennen, heeft lekkere beetjes achtergehouden en die zit ze op te smikkelen, terwijl wij hier kreperen.’ En toen de man onwillig zijn schouders ophaalde, kefte ze: ‘Geloof je 't niet? Ga dan naar boven, dan zul je 't zien!’

Hij keek naar haar magere, in woede vertrokken gezicht en een gevoel van grote treurigheid kwam over hem. ‘Toe nou,’ begon hij, maar ze slofte naar de deur, trok die half open en fluisterde met een stem die tegelijk smeekte en beval: ‘Vooruit, ga nou Henk, ik móét het weten.’

Hij wist zelf niet waarom hij eigenlijk opstond en langs zijn vrouw de kamer uitliep. Om er af te zijn? Uit medelijden? Of wilde hij, in zijn hart, toch ook weten wat Fien daar iedere avond boven uitvoerde. Op zijn

[pagina 12]
[p. 12]


illustratie

[pagina 13]
[p. 13]

tenen liep hij de donkere trap op, maar halverwege bleef hij staan, plotseling overvallen door de gedachte dat het toch eigenlijk niet kon. Teruggaan? Maar dan kreeg je dezelfde herrie opnieuw. Hij ging, opeens doodmoe, op de trap zitten en wreef over zijn gezicht. Wat afschuwelijk was alles toch. Eten-eten-eten - de gehele dag werd er over gepraat. Dat begon 's ochtends al. Zullen we nu een boterham nemen, of straks? Anna en hij aten 'm meestal meteen op, maar Fien kon beter bewaren. Die begon er om elf uur aan, in haar eentje. Dat irriteerde. Dan werden er van die geknepen grapjes gemaakt. ‘Zo zeg, ja, jij hébt nog, hè. Wij zullen wel kijken.’ Ze kwamen meestal van Anna en hij wist nooit precies, of hij haar nu moest slaan of troosten als ze zo deed.

Ergens ver bonsde een torenklok. Raar, dat hij zo in het donker op de trap zat. H.J. Wolsma, gepensioneerd ambtenaar ten stadhuize, besluipt zijn oude vriendin. Fien Helsman om te zien of ze soms eet... Je moet er eigenlijk om schateren, maar met een lege maag wil het lachen niet lukken. Suffig bleef hij zitten, gevangen in een grijze moedeloosheid. Wat zei dat mens ook weer, naast wie hij laatst in de rij stond voor spijsolie? ‘Eigenlijk, meneer, kun je beter, goed toegerust, doodgaan.’ Goed toegerust, of je uit kamperen ging! Toch was de gedachte aan doodgaan, in de laatste tijd, heel anders dan vroeger. 't Leek op lekker slapen met veel dekens en niet meer hoeven opstaan voor al dat gedonder met de kachel die het moeizaam bijeengeschraapte hout in een ommezien verzwolg, het brood dat te weinig was, de prak waarna je een uur later al weer honger had, kortom dat hele zielige gemartel om maar vooral ooggetuige te blijven van een leven, dat het vervloeken niet waard was...

 

Boven hem ging een deur open en kraakte de trap onder Fiens stap. Ze merkte hem pas op toen ze vlakbij was. ‘Hè, wat... ben jij dat Henk?’ riep ze verschrikt. ‘Wat doe je daar, in vredesnaam?’

‘Eet jij, boven, Fien?’ vroeg hij loom.

Het bleef geruime tijd stil. Toen kwam, benepen, haar stem in het donker: ‘Ja.’

Zwijgen.

‘Dat moet je niet doen,’ zei hij goedig, zoals je een kind terecht wijst, ‘we moeten er toch alle drie door.’

Geen antwoord. Toen, huilerig, fluisterde ze: ‘Ik had nog taai-taai.’

‘O,’ zei hij onverschillig. De bespottelijke bekentenis deed hem niets. Hij realiseerde zich alleen dat Fien nu ook op de trap zat, drie treden hoger dan hij, en vond dit zot, zonder er om te kunnen lachen.

Beneden piepte de deur. Anna.

[pagina 14]
[p. 14]

‘Henk,’ fluisterde ze.

‘Ja,’ zei hij.

‘Heb je 't gezien? Wat eet ze?’

Het dunne stemmetje van Fien zei, bijna droevig: ‘'t Was taai-taai. Ik had het niet moeten doen, 't is lelijk.’

‘O,’ zei Anna gechoqueerd. De man merkte dat er helemaal geen triomf in haar stem was.

‘Kom,’ zei hij met een poging tot opgewektheid, ‘gaan we naar ons smeulend houtvuur, of komt Anna ook op de trap?’ Hij stond op en ging, vreemd verlegen opeens, de trap af. Fien liep terug naar haar kamer. Beschaamd? Even later kwam ze toch ook binnen, met een pakje in haar hand.

‘Hier,’ zei ze. ‘Nog drie stukken. Meer heb ik echt niet.’

Ze namen ieder een brok en begonnen er langzaam van te eten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken