Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met de neus in de boeken (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met de neus in de boeken
Afbeelding van Met de neus in de boekenToon afbeelding van titelpagina van Met de neus in de boeken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.39 MB)

Scans (11.52 MB)

ebook (8.20 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter van Straaten



Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met de neus in de boeken

(1983)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 175]
[p. 175]

Een boekhandelaar kijkt om

De Engelse schrijfster Florence L. Barclay publiceerde in 1909 haar roman De rozenkrans. Van dit boek, dat in acht talen werd vertaald, zijn tijdens haar leven meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Haar volgende boeken hadden een vergelijkbaar succes. Toen ze dood was schreef een van haar dochters The Life of Florence L. Barclay. Ik vond een vergeeld exemplaar op een boekenstalletje en kocht het. Toen ik het las ging er een lieve wereld voor mij open.

De verschijning van elke nieuwe roman ging, volgens de dochter, gepaard met een kleine ceremonie. Florence Barclay begaf zich die dag naar het kantoor van haar uitgever, de firma Putnam in Londen, waar de directeur haar met veel eerbied ontving in zijn privékantoor. Daar overhandigde hij haar niet alleen een fraai gebonden exemplaar van het boek, maar ook een grote boeket bloemen. Die had hij met zorg uitgekozen. Het waren namelijk altijd bloemen die in de nieuwe roman van de schrijfster met liefde werden vermeld.

Na dit touchante begin kwamen alle stafleden van Putnam een voor een het vertrek binnen.

De dochter schrijft: ‘Ze kregen een handdruk, een vriendelijk woord waaruit belangstelling voor hun persoon bleek en een boek met opdracht.’

Vervolgens stapte Florence Barclay, met de bloemen, in haar auto en liet zich door haar chauffeur naar de voornaamste boekhandels van Londen rijden. De directeuren dezer ondernemingen ontvingen haar recht hartelijk, feliciteerden haar met het nieuwe boek en verzekerden haar dat de hoge stapels exemplaren die ze in hun winkels hadden liggen reeds op de eerste dag begonnen te minderen.

De dochter schrijft: ‘Moeder had een teder plekje in haar hart voor boekhandelaars.’

Daar had moeder groot gelijk in, want zonder goede boek-

[pagina 176]
[p. 176]

handelaars kan een schrijver de pen wel neerleggen.

Hoe de rol van de boekhandelaar in de loop der tijden veranderde, leerde ik in een gesprek met de heer J. Dekker, die toen hij als chef van de firma Lankamp en Brinkman te Amsterdam met pensioen ging, het vak een halve eeuw had beoefend. Hij begon als vijftienjarige in zijn geboortestad Nijmegen, met een salaris van vijf gulden per maand, bij boekhandel Ten Hoet.

In die tijd was er jaarlijks maar een kleine keuze nieuwe boeken. Het aanbod is, naar schatting van de heer Dekker, tegenwoordig honderd keer zo groot, wat bij de inkoop wel eens tot vertwijfeling leidt. Aangezien boeken aan het begin van zijn carrière betrekkelijk goedkoop waren, werd De klop op de deur van Ina Boudier Bakker, dat in 1930 verscheen en f 7,50 kostte, gezien als een waagstuk. Het bleek een onverbiddelijke bestseller te zijn, waaraan uitgever Van Kampen, die de exemplaren van het kloeke werk in donkerbruin papier verpakte, de bijnaam ‘de turfschipper van Amsterdam’ ontleende.

In 1936 verliet de heer Dekker Nijmegen en ging werken bij boekhandel Erven Loosjes in de Grote Houtstraat te Haarlem. Hij werd er eerste bediende, later chef en had het voorrecht de énige te zijn die Lodewijk van Deyssel mocht helpen.

De grote man gedroeg zich overeenkomstig zijn literair formaat. Hij kondigde zijn komst van tevoren telefonisch aan, nam in een leunstoel plaats en liet zich door de heer Dekker de boeken tonen die hem wellicht zouden kunnen interesseren. Voor anderen was hij onbenaderbaar.

Toen een jeugdige bediende het eens waagde hem een boek voor te houden met de woorden: ‘Dit kan ik u ook aanbevelen,’ sprak de meester: ‘Jongeman, je bent een grote nul voor mij. Ik ken je niet.’

De heer Dekker daarentegen mocht, toen hij eens een pakje kwam thuisbezorgen, bij hem binnenkomen om wat met

[pagina 177]
[p. 177]

hem te praten. Het meest geïntrigeerd werd de bezoeker door een groot aantal boven het bureau hangende boekenplankjes die Van Deyssel, met behulp van katrollen, naar keuze op handhoogte kon doen neerdalen.

Midden in het gesprek verhief de grote Tachtiger zich en sprak: ‘U moet nu gaan eten en ik ook.’

Geduldiger was een andere prominente klant, S.H. de Roos, die bereid bleek in zijn werkkamer verscheidene uren uit te trekken om de geïnteresseerde heer Dekker te vertellen hoe hij zijn beroemde drukletters ontwierp. Hij schonk hem ook een boek met opdracht, een gekoesterd bezit, net als het visitekaartje van Paul Krüger, dat hij in Nijmegen kreeg voor zijn houding in de Boerenoorlog.

Tot de klandizie in Haarlem behoorden ook Anton Pieck, de filosoof, dr. J. Bierens de Haan (‘een beminnelijke, zeer wijze man’), en de wat excentrieke, uitsluitend Frans lezende

illustratie

[pagina 178]
[p. 178]

freule Willink uit Bennebroek, bijgenaamd ‘de paarse freule’ om haar nooit opgehelderde voorkeur voor die kleur: haar kleding, haar auto, het uniform van haar chauffeur en haar postpapier waren paars. Ze was zeer gul voor de kinderen in haar dorp, dat ze vrijwel geheel bezat.

De heer G. van der Heijden, die zo'n vijfendertig jaar geleden als onderwijzer werkzaam was op de door de paarse freule gestichte en aanvankelijk geheel uit haar eigen middelen bekostigde ‘Willinkschool’, deed mij over haar het volgende verhaal: ‘Ik heb aan de freule nog tal van herinneringen, ook stoffelijke. Ze kwam de school verscheidene malen per jaar bezoeken en gaf vooral met sinterklaas en kerstmis blijk van haar grote gulheid, door de hele school, inclusief het onderwijzend personeel, van geschenken te voorzien. Daar ging ze altijd te werk volgens een vast schema en dat hield onder andere in dat de vrouwelijke personeelsleden aanmerkelijk meer ontvingen dan de mannelijke.

De onderwijzeressen kregen ieder jaar met sinterklaas een portemonnee met tien gulden, een boek naar keuze, een doos postpapier, een paraplu en een lap stof voor een japon. De onderwijzers ontvingen alleen de portemonnee met het tientje.

Aangezien het hoofd van de school daar al geruime tijd in functie was, wist hij niet meer wat hij met al die portemonnees moest doen; in de loop der jaren had hij zijn hele familie er al van voorzien.

Op een gegeven ogenblik verstoutte een der onderwijzeressen zich aan de freule te vragen waarom zij de heren toch geen boek cadeau deed. Dat hielp, want daarna mochten ook wij een boekenlijstje bij haar inleveren, waarvan zij altijd het bovenste placht te schenken.

Er was toen juist een heel mooie, driedelige vertaling van Dante's Divina Comedia verschenen. Dat werk had ik boven aan mijn lijstje gezet met als tweede wens de biografie van Karel van de Woestijne door P. Minderaa.

[pagina 179]
[p. 179]

Toen ik op het sinterklaasfeest mijn pakje van de emballage ontdeed en daaruit, tegen iedere verwachting in, Karel van de Woestijne te voorschijn kwam, moet ik zichtbaar teleurgesteld hebben gekeken.

De freule vroeg: “Had u de Divina Comedia verwacht?”

“Ja freule,” antwoordde ik.

Waarop ze zei: “Het lag ook inderdaad in mijn bedoeling u dat werk te geven. Ik heb het zelfs al in huis gehad. Maar toen ik een fragment uit de Hel had gelezen vond ik dat dermate aangrijpend, dat ik zoiets echt niet aan iemand cadeau kan doen. Daarom ben ik het gaan ruilen.”’

De heer Van der Heijden vroeg zich af wat ze zou hebben gedaan als de heer Dekker haar indertijd met klem had geadviseerd vooral het gedeelte over het Paradijs te lezen. Een goede vraag, want in die jaren was de boekhandelaar in hoge mate een vertrouwensman der vaste, meestal tot de betere standen behorende klanten. Hij kende hun smaak. Als hij zei: ‘Dat is een boek voor u,’ kochten ze het. Hij zei het dan ook nooit zonder er zeker van te zijn, anders zou hij zijn betrouwbaarheid hebben verspeeld. Tegenwoordig kopen veel meer mensen boeken en de generatie van dertig- tot veertigjarigen die vroeger nauwelijks in boekhandels kwam, vormt nu een belangrijk deel van het publiek dat, volgens de heer Dekker, precies weet wat het wil. De ouderen vragen nog wel eens advies: ‘Ik wil een mooi boek, géén Wolkers.’

En aan het begin van het jaar 1952 kon het nog voorkomen dat de boekhandel, waar de heer Dekker werkte, een briefkaart ontving van Henriëtte Roland Holst, waarop deze tekst geschreven stond: ‘Kunt u mij ook een degelijk verhaal in het Nederlands of in het Engels opgeven voor een zeer ontwikkeld meisje van 16 jaar?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken