Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onzin (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onzin
Afbeelding van OnzinToon afbeelding van titelpagina van Onzin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.61 MB)

Scans (18.36 MB)

ebook (9.45 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onzin

(1978)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een kaboutertje

Iedere avond moet ik mijn zoontje een verhaaltje vertellen. Het is altijd hetzelfde verhaaltje, dat hindert niet, want het hoort bij de ceremonie van het naar bed gaan. In zijn hansopje zit hij op zijn kussen en frutselt met een speelgoedje, terwijl ik mijn plicht doe. Hij kijkt feestelijk en beschouwt mijn stem als een aangenaam, vertrouwd gerucht, dat niet gemist kan worden. Nu al een halfjaar lang vertel ik: Er was eens een kaboutertje. En dat kaboutertje woonde in het bos. Elke dag moest hij met een wagentje naar het dorp. Maar in het bos stond een boze tovenaar. En die tovenaar riep: ‘Halt!’ Dan stond het kaboutertje stil. En dan zei de tovenaar: ‘Weet je wat ik ga doen?’

‘Nee, meneer,’ zei het kaboutertje.

‘Ik ga je wagentje in mekaar trappen,’ riep de tovenaar.

‘Ach nee, meneer, doe 't toch niet,’ huilde het kaboutertje dan. Maar de tovenaar deed het toch en lachte: ‘Ha ha ha.’

Bij deze passage zegt mijn zoontje onveranderd: ‘Ach wat zielig.’ Het is ook zielig. Ik vervolg: Het kaboutertje ging naar huis en repareerde zijn wagentje. En de volgende dag ging hij weer naar het dorp. Maar in het bos stond de tovenaar al te wachten en riep: ‘Halt!’ Enfin - dezelfde misère opnieuw.

Mijn zoontje schudt er het hoofd bij, maar hij weet dat de naderende ontknoping het recht gelegenheid geven zal te zegevieren. Immers: als de ineentrapping van het wagentje voor de derde keer heeft plaatsgevonden, verschijnt de wreker ten tonele. Het kaboutertje is wenend bezig met het oplappen van zijn voertuigje, als een nobele stem zegt: ‘Waarom ben je zo bedroefd, brave man?’ En wat ziet hij? Een prachtige prins, op een wit paard.

[pagina 141]
[p. 141]


illustratie

[pagina 142]
[p. 142]

Nu, hij rapporteert het misselijke gedrag van de tovenaar en de prins is woedend. ‘Daar zal ik eens even een eind aan maken,’ zegt hij waardig. Mijn zoontje verneemt dat stralend. Dan breekt de volgende morgen aan en de prins kruipt in het wagentje, onder een deken. Weer rijdt het kaboutertje door het woud en weer wacht de ploert bij zijn boom. Daar klinkt het al: ‘Ik ga je wagentje in elkaar trappen.’ Reeds heft de tovenaar zijn voet, maar de prins springt onder de deken vandaan en scheidt handig hoofd en romp des tovenaars met behulp van zijn zwaard. Uit.

Bij dit machtige slot zit mijn zoontje blij-verdroomd in zijn bed. Maar hij weet wat nu komt. Want iedere avond, nu al een half jaar lang, vraag ik: ‘Wat is een zwaard?’

En iedere avond antwoordt hij: ‘Een groot mesj’ - met een hevige slispel-s.

Mijn dochtertje en ik bauwen hem dan honend na: ‘Een groot mesj!’ En hij verbetert goedig: ‘Een groot mes,’ want hij kan het wel goed. Tevreden kruipt hij dan onder de dekens, want hij heeft alle nommers van het program gehad.

Ook vanavond is het zo. De kabouter heeft geleden, doch uiteindelijk gezegevierd, het zwaard is een groot mesj en een groot mes geweest en het ogenblik nadert, dat het licht zal worden uitgedraaid.

Mijn dochtertje bedelt om ‘nog vijf minuutjes spelen’, want ze wil rekken, maar ik zeg: ‘Niks te spelen. Je gaat slapen, scharminkeltje.’

‘Puh, wat ben je weer gééstig,’ zegt ze kattig, want ze is niet op haar mond gevallen.

‘Geestig,’ herhaalt mijn zoontje, om niet achter te blijven.

Ik ga op de rand van zijn bedje zitten en vraag aan zijn ronde krulletjeshoofd: ‘Wat betekent geestig?’

‘Weet ik niet,’ zegt hij trouwhartig.

‘Toe nou, denk eens goed,’ inviteer ik.

Hij denkt krampachtig na. Dan zegt hij weifelend: ‘Een klein mesj?’

[pagina 143]
[p. 143]

Hier valt niet aan te dokteren.

Ik geef hem een zoen en knik hem bemoedigend toe. Dan wordt het duister over zijn minuscule problematiek.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken