Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onzin (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onzin
Afbeelding van OnzinToon afbeelding van titelpagina van Onzin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.93 MB)

Scans (18.01 MB)

ebook (12.29 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onzin

(1979)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

Een brief van Sinterklaas

Mijn vrouw is het weekeind bij haar moeder en mijn zoontje wil niet eten. Hij ligt achterover in zijn stoel en heeft zich voorgenomen zijn paatje nu eens lekker te negeren, zoals alleen een jongetje van vier jaar dat vermag.

‘Vooruit, eten,’ roep ik primitief.

Hij trekt een lip.

‘Ik tel tot drie, als je dan niet eet, ga je naar bed,’ verklaar ik.

‘En dan mag-t-ie zijn schoen niet klaarzetten, hè?’ zegt mijn dochtertje, die groeit in de nederlagen van haar concurrent.

‘Jij moet óókje gezicht houden,’ roep ik nijdig. ‘En éten.’

‘Puh, ik eet toch zeker,’ zegt ze verongelijkt.

‘Nou wel, maar anders eetje ook wel eens niet,’ schreeuw ik benard. ‘Nou - ik tel - ene, tweeë...’

Hij zit als een kleine bok, met zijn kop schuin.

‘Drieë...’ roep ik. Gongslag. De beslissing is gevallen. Ik pak hem bij zijn lurven.

Op dit moment heeft hij gewacht.

Hij opent zijn mond en geeft een enorme kreet af - van dat pseudogehuil, dat zó weinig met echte smart te maken heeft, dat het op elk willekeurig ogenblik in gelach kan overgaan. In drie stappen zijn we in de kinderkamer waar ik hem, met rappe hand, ontdoe van zijn kabouterkleertjes.

Als hij al in bed ligt, moet hij nog 'n plasje, omdat hij weet dat ik onbevoegd ben, zó iets heiligs te weigeren. Drie volle minuten zit hij als de beledigde onschuld op zijn sanitaire troon. Dan rust zijn groot, verweend hoofd op het kussen en doe ik met een triomfantelijk: ‘Dan had je je bord maar moeten leegeten,’ het licht uit.

[pagina 20]
[p. 20]


illustratie

Terug in de kamer, vind ik mijn dochtertje bezig met een braafheidsvertoon om van te kokhalzen.

‘Nu kan hij zijn schoen niet klaarzetten, hè?’ constateert ze gezellig-vriendelijk, als een echt zevenjarig vrouwtje.

‘Nee,’ zeg ik. ‘Maar daar hoef jij niet zo blij om te wezen.’

‘'t Kan me niks schelen,’ antwoordt ze. ‘Ik zég het alleen maar.’

En ze eet haar bord leeg in een voorbeeldig tempo en werpt mij een reeks mild-vertrouwelijke blikken toe. Dan staan we samen bij het gasfornuis te zingen van ‘Dag Sinterklaasje - dâag, dâag, dâag,’ met bijbehorende armzwaaien. Als ik haar in bed doe, fluistert ze: ‘Krijgt hij nou niks?’ met een gebaar naar haar broertje, dat al slaapt, met twee grote verse tranen op zijn appelwangen.

‘Dat moet Sinterklaas uitmaken,’ zeg ik politiek, maar

[pagina 21]
[p. 21]

als ik de kamerdeur achter me dichttrek, heb ik reeds besloten dat die oude heer niet haatdragend zal zijn. Natuurlijk krijgt hij ook wat in zijn schoen, al was het maar om de zusterlijke triomf te voorkomen. Tóch mag hij zijn vader niet jennen...

Weet je wat, denk ik, ik doe er een brief van Sinterklaas bij, in zijn schoen. En ik zet mij aan de schrijfmachine en tik een bezadigde missive, waarin ik omstandig uiteenzet hoe slecht het veelal afloopt met kleine jongetjes, die hun bordjes niet leegeten. Dan zoek ik zijn knooplaarsje, zet dat naast het muiltje van zijn zus, doe er chocolade in en voeg mijn opvoedkundige verhandeling er aan toe. Tevreden kijk ik neer op mijn werk. ‘Stilleven met schoenen.’ Ik doe het licht uit en ben tevreden.

 

Maar de volgende ochtend om zes uur is er niet veel meer over van dat gevoel. Ik lig in bed en droom dat een steenbok me in het borstbeen bijt. Wakker wordend, kom ik langzaam tot het besef dat de pijn wordt veroorzaakt doordat mijn zoon met zijn hard handje op die plaats bonkt, terwijl zijn zusje aan mijn arm trekt.



illustratie

[pagina 22]
[p. 22]

‘Wat moeten jullie?’ vraag ik lodderig.

‘Hij heeft een brief gekregen van Sint-Nicolaas,’ zegt ze opgewonden. ‘Lees 'm eens vóór!’

Ik vervloek mijn pedagogische inval en probeer nog uitstel tot het ontbijt te bepleiten, maar ze schreeuwen en rukken tot ik rechtop zit en met toonloze slaapstem mijn eigen proza voorlees. ‘Bah, wat een nonsens,’ denk ik als 't uit is. Dan kijk ik het mikpunt aan. Hij staat in zijn afzakkende pyjamaatje naast mijn bed en straalt als iemand die gehuldigd wordt. ‘Nou, wat zég je ervan?’ vraag ik.

‘Een brief van Sinterkláás!’ zegt hij verzaligd en zijn ogen glinsteren als sterren. Met eerbiedige vingertjes neemt hij de papieren berisping van mij aan en bekijkt de keerzijde, als stond daar ook iets interessants.

‘Zie je nou wel, dat je moet eten,’ zeg ik nog, maar hij loopt met zijn schat de kamer uit, achtervolgd door zijn zuster die bedelt: ‘Hè, laat mij hem nu even vasthouden, hè, toe...’

Ik val weer achterover en dommel in, maar twee minuten later staat een woedend klein meisje naast mijn sponde.

‘Papa, ik mag 'm niet eens effe hebben.’

‘Wat?’ vraag ik slaperig.

‘De brief van Sinterklaas,’ zegt ze. ‘'t Is net zo gemeen. Waarom heeft hij wél een brief en ik niet?’

‘Ach, houd nu toch eens op,’ roep ik gemarteld, ‘'t Is helemaal geen gunstige brief, snap je dat nou niet?’

Ze kijkt me verongelijkt aan.

‘En ik had mijn bord wél leeggegeten,’ zegt ze snibbig.

Ik sluit wanhopig mijn ogen en slaap in, maar een dik uur later breng ik broer en zus naar school. Mijn zoontje heeft de brief in zijn hand. Er komen twee jongetjes aan, die blijkbaar tot zijn relatiekring behoren.

‘Kijk eens,’ zegt hij trots. ‘Heb ik van Sinterklaas gekregen.’

De jongetjes zijn wat groter dan hij. Ze nemen hem het schrijven af en kijken het koel-kritisch in.

[pagina 23]
[p. 23]

‘Van Sinterkláás,’ expliceert mijn zoontje nog eens.

Het grootste jongetje geeft hem de brief terug.

‘Sinterklaas bestáát niet,’ zegt hij kalmpjes.

Mijn zoontje kijkt geschokt naar mij op, maar ik knik hem bemoedigend toe, ten teken dat hij op de blasfemie van deze kleine straatschenner geen acht hoeft te slaan. Dan keren wij die knullen de rug toe en drentelen naar school.

De knecht aan de deur moet de brief dadelijk zien. En dan dringen alle jongetjes die voor de poort spelen om mijn zoontje heen, terwijl de brief van hand tot hand gaat. Gelukkig lachend staat hij in de kring - een kleine held.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken