Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weet ik veel (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weet ik veel
Afbeelding van Weet ik veelToon afbeelding van titelpagina van Weet ik veel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.81 MB)

Scans (7.39 MB)

ebook (5.72 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Boost



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weet ik veel

(1963)–S. Carmiggelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]

De neef

Op een vermoeide routinetoon zei de notaris:

‘Nou, heel eenvoudig. U begeeft u naar het sterfhuis en u gaat zoeken naar geld en naar waardepapieren. Wat u vindt brengt u bij mij. Een spaarbankboekje is er stellig. Dat hebben zulke onbemiddelde, eenzame mannen altijd. Voor in geval van nood. Ze kunnen nu eenmaal niet op iemand terugvallen, zoals wij.’ Hij verhief zich en ook de man stond op.

‘Dus - daar ben ik toe bevoegd?’ vroeg hij.

‘Natuurlijk,’ antwoordde de notaris, ‘u is zijn neef. Zijn enige familielid. Zijn erfgenaam.’

Hij geeuwde en wreef over zijn ogen.

‘Het spijt me dat ik u na kantoortijd moest lastig vallen, maar ik kon hier niet eerder zijn, in verband met mijn werk,’ zei de man.

‘O, dat geeft niets...’

Even later liep hij door het dorp, dat zich reeds in het duister begon te hullen. Hij kwam bij het sterfhuis en belde aan. Maar er gebeurde niets.

‘Doden doen niet open,’ dacht hij, ‘'t zou een aardige titel zijn voor Agatha Christie.’

Hij stak de weg over en klopte op de deur van een boerderij. Na enige tijd verscheen een oude, in het zwart geklede vrouw.

‘Hebt u een sleutel van mijn ooms huis?’ vroeg hij. Ze knikte.

‘Ik ga wel even met u mee,’ zei ze.

Even later traden ze de woonkamer van het onwerkelijk stille pand binnen. Op tafel lag een opengevouwen krant en daarnaast een bril.

‘De notaris heeft gezegd dat ik naar waardepapieren moest gaan zoeken,’ sprak de man. De vrouw stond op, opende een mahoniehouten linnenkast en zei, niet zonder wijding:

‘Dit is de geldkist.’ Ze zette 'm op tafel.

‘Daar zal 't wel in zitten,’ vervolgde ze, ‘hoewel je het nooit weet, bij zo'n oude man alléén. Hij was erg wantrouwig en zwijgzaam, ziet u. En hij had de gewoonte uren lang voor het huis

[pagina 100]
[p. 100]

te staan, daar vlak naast die regenpijp. Mijn man is 's nachts wel eens gaan graven op die plaats. Omdat hij daar altijd zo stond, ziet u. Maar er zat niks in de grond.’

‘Is er geen sleutel van die kist?’ vroeg de man.

‘Die zal wel in z'n zak zitten,’ antwoordde ze.

‘En waar zijn de kleren die hij het laatst droeg?’

‘Die hangen in de sterfkamer, in een kast aan het hoofdeinde van zijn bed.’

De man stond op.

‘Dan moeten we maar eens kijken,’ zei hij. Maar de buurvrouw maakte een afwerend handgebaar.

‘Ik ga daar voor geen goud naar binnen,’ zei ze huiverend, ‘hij ziet er zo naar uit. En hij is nog niet gekist. Dat gebeurt morgen pas.’

Met diepe tegenzin ging de man alleen de trap op, deed de deur van de sterfkamer open en tastte naar het knopje van het licht.

‘De lamp is kapot,’ riep de vrouw van beneden, ‘al jaren. Hij ging altijd met een kaars naar bed.’

Ze kwam halverwege de trap op, met een kandelaar. De man stak de kaars aan en ging naar binnen. Zijn blik vermeed het bed, waarop het lijk lag uitgestrekt. Bij het flakkerend schijnsel, zag hij aan het hoofdeinde een open muurkast. Er hing een blauw pak in. Terwijl zijn handen in de zakken gleden, dacht hij:

‘Wat doe ik hier eigenlijk? Ik heb twintig jaar niet naar die man omgekeken. En alleen omdat hij nu dood is en ik zijn neef ben, doorzoek ik zijn kleren als een zakkenroller. Barbaars. Waarom ga ik niet naar huis en vergeet de hele boel? Ook hebzucht is blijkbaar een oerkracht.’

Het jasje bevatte niets.

Maar de broek lag op de vloer van de kast.

Hij zette de kaars op het nachtkastje en knielde neer. In de ene zak zat een pijp, maar in de andere vond hij eindelijk de sleutelbos. Toen hij wilde oprijzen en zijn hand uitstak naar de kandelaar zag hij even het door de kaarsvlam vaag belichte hoofd van de dode. Het was of de definitief toegesloten mond grijnsde - bitter en triomfantelijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken