Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen (1694)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen
Afbeelding van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselenToon afbeelding van titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.04 MB)

ebook (20.48 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

(1694)–Joannes à Castro–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

39. Sinne-beldt.



illustratie

 
Het werck-tuygh is van kleyn gemerck,
 
Versléten in een deftigh werck.
 
DEn werck-man die een werck van eere gaet beginnen
 
Die sal sich eerst voor al, op alles gaen versinnen,
 
Wat stof hem noodigh is en 't werck tuygh over-slaen,
 
Oft alles is bequaem, eer hy 't werck aen sal gaen.
 
Als hy dan alles wel bereydt vindt, gaet hy moedigh,
 
Om 't aen-ghenomen werck te voorderen seer spoedigh:
 
Op dat hy soo sijn eer, sijn voor-deel ende winst'
 
Bekomen magh, en acht den aerbeydt voor het minst'.
 
En als hy dan den mey op't puyck-werck magh gaen stellen,
 
En siet sijn werck-tuygh aen: dan sal hem geensins quellen,
 
Dat het versleten is, daer 't niet meer dienen moet:
 
Maer het vol-trocken werck hem meer verheugen doet.
[pagina 116]
[p. 116]
 
Wie siet niet dat dit Beldt in hoogher sin ghenomen,
 
Iet zedighs leeren kan? en wilt ghy dat bekomen?
 
Weet, dat de menschen al zijn werck-mans uyt den aerdt,
 
Dat is ons kennelijck: want soo wordt ons verclaert
 
Self uyt de heyl'ge schrift', die leert ons sonder lieghen,
 
Dat wy gheboren zijn tot wercken, als tot vlieghen
 
Het swierigh pluym-gediert', het welck sijn levens tocht
 
Wel voor het meeste deel moet soecken inde locht.
 
Den mensch van aerd' en geest, moet wel uyt d'aerde leven,
 
Soo veel hy aerde is; maer wordt door geest ghedreven
 
Te wercken inden bouw', van't puyck-werck dat tot loon,
 
Hem dienen sal hier naer voor eeuwelijcken woon.

Breeder uyt-legginghe.

DEn mensch die het middel houdt tusschen d'Engelen ende de beesten, daer al dat lichaemlijck is, gheen ander voedtsel kan hebben, als van spijsen die oock lichaemelijck zijn, noch elders lichaemelijck rusten, als op de aerde oft op jet dat aerdts is: want oft schoon de locht-dieren vlieghen om hun aes te soecken in de locht, en vinden daer niet anders, als mugghen vlieghen en dierghelijcke ghedierten, het ghéne oock aerdts is, ende moeten eyndelijck komen rusten op tacken van boomen oft op jet anders. De Enghelen die eenen puren geest zijn, die d'aerde in het minste niet van doen en hebben, en moeten om den kost niet wercken noch sorgen, terwijlen zy hun hemels voedtsel hebben ende Godt hunne rust-plaets is. Maer den mensch die met de Engelen en de beesten mede-deylt, moet met de beesten sorghen en wercken om den kost ende niet verghéten den noodt-druft van zijn ziel, die

[pagina 117]
[p. 117]

hy met de Enghelen ghemeyn heeft gelijcker geschreven staet Ga naar voetnoot(a) Panem Angelorum &c. Het broodt der Enghelen heeft den mensch gheéten, en voor sijn rust-plaets, die naer den lichaem hier op d'aerde is; maer moet besonder aerbeyden, om te vol-bouwen sijn tabernakel tot eene rust-plaets van sijne ziel, die niet anders is, als den bouw van eere en het puyck-werck van glorie: het welck soo jemandt vol-treckt, die en acht niet veel sijnen aerbeydt, veel minder sijn versleten werck-tuygh dat hy tot dien eynde ghebruyckt heeft: sijn boedt-veerdigheydt van sijne sonden, sijn vasten en bidden, sijn wercken van liefde, Godts-dienst &c. maer dat het hem meer doet verheughen, (al zijn die werck-instrumenten nu als versleten) dat hy den bouw' van glorie vol-trocken siet, waer toe hy in dese werelt een werck-man ghestelt is gheweest, en al de andere die daer zijn ende sullen volghen tot het selve eynde gheschaepen om te wercken, die soo besorght zijn voor hun werck-tuygh, dat zy het selve niet en willen ghebruycken inden bouw' van glorie, ende het selve niet en spaeren inden bouw van verworpinghe; dat waer 't saecken den wereldtschen mensch het honderste deel aerbeyde in het werck van sijn zaeligheyt, dat hy doet voor sijne verdoemenisse, soude hy niet heyligh wesen? noyt moet men den hemel soo dier koopen als de helle. En al datmen hier doet en heeft geen ander eynde als ons eygen goedt.

voetnoot(a)
Psalm. 77.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken