Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen (1694)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen
Afbeelding van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselenToon afbeelding van titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.04 MB)

ebook (20.48 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

(1694)–Joannes à Castro–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 194]
[p. 194]

63. Sinne-beldt.



illustratie

 
De oli' die den slijp-steen smeert,
 
Sijn herdigheydt noyt en verteert.
 
MEn seght gemeynelijck, als jemandt wilt betrachten,
 
Het welck on-móg'lijck is, en spaert noch moeyt noch crachten,
 
Om te vol-trecken dat hy voor-genomen heeft,
 
Hy wast den Moor, tot dat hy moeyt verloren geeft.
 
Soo oock die eenen key, met oli' sacht wou maecken,
 
Sou d'oli' en sijn moeyt' verliesen en noyt raecken
 
Ten eynde van sijn werck: vermidts den steen soo hert,
 
Door d'oli' noch door konst, versoet oft sachter werdt.
 
Al wat Godt in Natuer on-scheydelijck wilt drucken,
 
En kan geen minder macht vermételijck uyt-rucken:
 
Hoe wel het teghen-deel by wijlen is geschiedt,
 
Dat sachte stof sich wel soo hert als steenen biedt.
[pagina 195]
[p. 195]
 
De leeringh van dit Beldt is licht te bestéden
 
Tot onse zedigheydt, wanneer dat buyten réden,
 
Den mensch van aerde sacht in boosheydt soo verhert,
 
Dat door gewente, hy in steen verandert werdt.
 
Wat helpt het, dat hy wordt soo dickmaels over-stréken
 
Met Godts bermhertigheydt, een Oli' om te bréken,
 
Te morselen van een al watter hert en straf
 
Sich tegen 't hoogh gewelt des alder-hooghsten gaf:
 
Vyt re'en, dat de gewent' van boosheydt aen doet klijven,
 
Soo in-gedruckt in aedrt, dat hy heel boos moet blijven:
 
Want die wilt de natuer met gaffels drijven uyt,
 
Dat zy weer-keeren sal, is vast'lijck mijn besluyt.

Voorder aen-merckinge op het selve.

DAt de Olie het voor-beldt is vande goddelijcke bermhertigheydt, kan men licht bethoonen uyt den aerdt ende uyt-werckinge der selve, die het hert vermorght, het rouw versacht, het gequetst geneest, &c. Doch even wel van sulcken macht en is zy niet, dat zy het quaedt, als het door ghewente inde Natuer des werckers verkeert is, dat zy dien beteren sal: gelijck Godt oock ghemeynelijck niet en doet, die sich voeght naer den ghemeynen loop vande Natuer, al is het dat hy alles kan, en alles vermagh, en meer-tijdts de olie van sijnen bermhertigheydt den hert-neckigen sondaer tot sijn meer verdoemenisse sal dienen, vermidts den herten steen met d'olie niet vermorght sal worden. In het zedigh, soo raecke ick het quaedt, om het welck te verdrijven, ick schier geenen middel sien, het welck den sondaer niet als te seker in sijn verdoemenisse af-werpt. Inde boosheudt niet booser als de gewente in de selve. Zy is van een groote maght, dat tot haer

[pagina 196]
[p. 196]

treckt de alder-machtighste, ende dwinghse tot eene noodt-saeckelijckheydt, waerom zy geseyt wordt, dat zy is een ander Natuer, oft gelijck den H. Augustinus seght: Secunda & quasi affabricata natura; oft als de toegevoeghde natuer vermidts de menigh-vuldigheydt van sondighen, over-heert ons ghemoedt, soo dat door de ghewente ons verstandt als verduystert wordt in het goddelijck te verstaen, den wil wordt krachte-loos, de begeerte verkeert, de vryheydt wordt we'er-houden, soo datmen alles op sijnen schick ende ghevoegelijckheydt niet en kan te wége brengen gelijck een horologie die verloopen is en on-stelt, oft door het langh ghebruyck worden van de raederkens de tandekens der selve af-gheteert oft versleten: zy moet dan her-maeckt worden oft gy en sultse noyt meer wel konnen her-stellen. Al-soo is het, daer de gewente van boosheyt eens de over-handt heeft, soo gebiedt zy u, ende dient u tot een Wet. Men kan oock qualijck met gewelt den nagel uyt-trecken, die langh en vast genaegelt is gheweest: Wie isser die van sijn kindtsche daeghen inde ijdelheydt en wulpsheydt op-gheveodt, die met sijn grijse hairen daer licht sal uyt-scheyden? Wanneer een nieuwe vat eens vaets wordt, gy en sult soo niet schouwen oft het sal sijnen naer-smaeck behouden: soo en sult gy den versteenden sondaer noyt soo bewegen om door de goddelijcke bermhertigheyt eenigen in-druck te doen tot vermorvingh tot de deught: daer men in eens verhert uyt gewente is, die een natuer maeckt, die en sal dat niet licht verlaeten en veranderen van sijn nu in-gedruckte natuer, als by miraeckel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken