Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen (1694)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen
Afbeelding van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselenToon afbeelding van titelpagina van Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.04 MB)

ebook (20.48 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zedighe sinne-belden ghetrocken uyt den on-gheschreven boeck van den aerdt der schepselen

(1694)–Joannes à Castro–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 203]
[p. 203]

66. Sinne-beldt.



illustratie

 
Natuer en Boom geen vruchten geeft,
 
Soo langh de Blom in 'tbloeyen leeft.
 
DEn Lenten-tijdt komt aen die alles doet her-leven,
 
De nachten kouwt en lang by naer zijn heel verdreven
 
Nu als den Nachte-gael sijn stem we'er hooren laet,
 
En 't uyt-geloopen groen noch teer en jeuchdich staet:
 
Daer wy met groot verlangh naer soelte wed'rom haecken,
 
Nu ons de Sonne we'er met warmte komt vermaecken,
 
En 't aert-rijck op een nieuwt bekleedt, haer feeste viert
 
En dat den boom-gaert met den blom-hof staet verciert.
 
Met blommen schoon in 't oogh en geurich om te riecken,
 
Vreught aen gesonde, en seer dienstich aen den siecken.
 
Doch alles waer seer wel; maer eene meerder baet
 
In het verflensen van de blom te wachten staet.
[pagina 204]
[p. 204]
 
Een saeck hier noch on-breckt, als dat dit jeughdich leven,
 
Noch niet en kan de vrucht tot onder-houdt ons geven
 
Voor dat de blom af-rijst, en spénen mach tot vrucht,
 
Waer naer men met verlangh schier on-geduldich ducht.
 
Doch soo ick eens dit Beldt tot leeringh wil toe-passen
 
Aen boomen redelijck, die averecht op-wassen?
 
Soo valt my voor een les, die wel moet sijn geacht,
 
Van jeder, die de vrucht van waere Deugden acht.
 
Daer quam my te gemoedt een Iouffrouw schoon van wesen,
 
Seer aerdigh op-getoyt; maer nier seer wel gepresen
 
Om dat zy was gehult met frullen op het hooft,
 
Licht-veerdich in 't gesicht, van zébaerheydt berooft,
 
Verciert gelijck een' blom, die jeuchdich, on-geresen,
 
Aen 't oogh alleen behaeght, die noyt sal vruchtbaer wesen;
 
Soo lang zy d'ijdelheydt van 't schoon geblomt laet staen
 
Dat het noch on-gespeent, moet vruchte-loos vergaen.

Voorder op het selve.

AL is het soo aen-ghenaem niet in September sich buyten te vermaecken als inden Meye, 't is nochtans wenschelijcker, want in het een vol-doetmen alleen de oogen, en in het ander den buyck; van 't gesicht en leestmen niet, maer wel vanden rijpen ooft die de schueren vervult en de boomen met rijpe vruchten overlaedt, die ons konnen voeden niet met ijdelheydt maer met volle genoegen. Wat dunckt u Iouffer, dient u niet wel dese onder-rechtingh, als ghy soo besorgt zijt met soo veel ciercel-tuyg alleen uyt-wendigh de ooghen te behaeghen? ghelooft my sekerlijck dat ghy alsoo noyt in u jeught bequaem wordt om vruchten te draeghen, die u daer naer in u ghebreck sullen voeden, den Lenten-tijdt vertijdt, den herfst is

[pagina 205]
[p. 205]

voor de handt, wat sult gy vruchte-loos dan maecken? Laet den de blommen rijsen en werpt d'ijdelheydt af: want gelijck den Wijsen-man seght: Ga naar voetnoot(a) Bedriegelijck is de lieffelijckheydt ende ijdel is de schoonheydt, een vrouwe die Godt vreest sal gepresen werden. Wilt gy dan lieffelijck zijn aen Godt en vruchten draeghen? Worpt af al 't ijdel blom-cieraet, verluystert u ziel met deughde-wercken die u sullen voeden en Godt behaegen, en zijt in-dachtigh het vermaen van Chrysostomus segghende: Ga naar voetnoot(b) Het is moeyelijck, ja ick segh als on-mogelijck met een verciert lichaem, de ziel te palleren: Ghecroeselt haier, het hooft ghefrult met stricken en kanten, den hals bepérelt, het wel-rieckende kleedt verciert met juweelen, den open boesem, wat zijn dit anders als lock-vincken tot on-kuysheydt? Gheen schoonder cieraet voor een dochter als zebaerheydt.

voetnoot(a)
Prov. 31.
voetnoot(b)
b)Hom. 7, in epist. ad corr.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken