Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Houwelick (1625)

Informatie terzijde

Titelpagina van Houwelick
Afbeelding van HouwelickToon afbeelding van titelpagina van Houwelick

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.19 MB)

ebook (9.11 MB)

XML (1.73 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

traktaat
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Houwelick

(1625)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Dat is het gansche gelegenheyt des echten-staets


Vorige Volgende
[pagina ***iir]
[p. ***iir]


illustratie

Vrovwen-voordicht,
Alle vvare hvys-moeders toe-geeygent.

 
VRaecht yemant wat ick voor een vrou
 
Tot mijn geselschap wenschen sou?
 
Gesellen, soo hier wenschen gelt,Ga naar margenoot+
 
Ick wensser eene dus gestelt:
 
Niet al te soet, niet al te suer,
 
Niet al te sacht, niet al te stuer,
 
Niet al te schouw, niet al te bout,
 
Niet al te laf, niet al te sout,
 
Niet al te wijs, niet al te geck,
 
Niet al te rijf, niet al te vreck,
 
Niet al te loen, niet al te gaeu,
 
Niet al te klouck, niet al te flaeu,
 
Niet al te ras, niet al te traegh,
 
Niet al te pruts, niet al te laegh,
 
Niet al te scheef, niet al te fraey,
 
Niet al te mals, niet al te taey,
 
Niet al te heus, niet al te plomp,
 
Niet al te teer, niet al te lomp,
 
Niet al te kort, niet al te lanck,
 
Niet al te dick, niet al te ranck,
 
Niet al te vast, niet al te broos,
 
Niet al te slecht, niet al te loos,
[pagina ***iiv]
[p. ***iiv]
 
Niet al te kael, niet al te bont,
 
Niet al te slim, niet al te ront,
 
Niet al te schaers, niet al te milt,
 
Niet al te tam, niet al te wilt,
 
Niet al te schrael, niet al te vet,
 
Niet al te vuyl, niet al te net,
 
Niet al te droef, niet al te bly,
 
Niet al te bloo, niet al te vry,
 
Niet al te glat, niet al te stram,
 
Niet al te rap, niet al te tam,
 
Niet al te loom, niet al te fel,
 
Niet al te traegh, niet al te snel,
 
Niet al te mal, niet al te vroet,
 
Niet al te quaet, niet al te goet,
 
Niet al te slap, niet al te serp,
 
Niet al te bot, niet al te scherp:
 
Ick wensch een wijf van middelmaet,
 
Van hoogen, noch van laegen staet,
 
Een wijf, niet fier op haer geslacht,
 
Doch vande goede voort gebracht;
 
Een wijf niet hooch, of machtich rijck,
 
Maer my in goet en bloet gelijck;
 
Een wijf niet trots of byster hoogh,
 
Maer kleyn, doch in haer eygen oogh.
 
Een wijf tot alle deucht gewent,
 
Maer dat haer gaven niet en kent;
 
Een wijf dat hare reden sout,
 
En datmen op het ooghe trout.
 
Een wijf dat vanden eersten stont,
 
Den aert van haren man doorgront:
[pagina ***iiir]
[p. ***iiir]
 
Een wijf, dat voor een tweede wet
 
Haer wille na sijn wesen set.
 
Een wijf dat noyt den engen douck
 
Wil breeder setten als de brouck.
 
Een wijf dat noyt en grolt, of bast,
 
Al noot haer man een vrient te gast.
 
Een wijf, een kroone van den man,
 
Dat spillen, en dat sparen kan.
 
Een wijf, dat, tot het huys gewent,
 
De gronden vande keucken kent.
 
Een wijf, dat snoupens rancken mijt,
 
Maer eet en drinckt ter rechter tijt.
 
Een wijf dat noyt en lorst, of borght,
 
Maer, als het dient, het huys besorght.
 
Een wijf dat suyver garen spint,
 
En by haer deel vernoughen vint.
 
Een wijf dat vander eerster jeught,
 
Mach sijn mijn eerst' en leste vreught.
 
Een wijf beset op haer cieraet,
 
Geen slons in huys, geen popp' op straet.
 
Een wijf dat hare beste dracht
 
De deught, en niet haer baggen, acht.
 
Een wijf dat t'huys haer oogen heeft,
 
En vraeght niet hoe een ander leeft.
 
Een wijf dat haer gebueren eert,
 
Maer weynich buytens huys verkeert.
 
Een wijf dat niemants leet en seyt,
 
Maet lichte bloost, en lichte schreyt.
 
Een wijf dat harde sinnen buyght,
 
En uyt het bitter honich suyght.
[pagina ***iiiv]
[p. ***iiiv]
 
Een wijf, een stil, een rustich wijf,
 
Een vyandinne van gekijf:
 
Een wijf dat noyt den vrede breeckt,
 
En hooger niet, als deftich, spreeckt.
 
Een wijf dat liever schade lijt,
 
Als datse schelt, en tegen krijt.
 
Een wijf dat sonder knorren eet,
 
En oock van pruylen niet en weet.
 
Een wijf dat sich een regel set,
 
Van noyt te kijven op het bed.
 
Een wijf dat nimmer bang en siet,
 
Als haer de man daer gunste biet.
 
Int kort', een wijf van goet beleyt
 
Dat geeft en weygert met bescheyt.
 
Indiender eenich mensche leeft
 
Die soo een wijf bekoomen heeft,
 
Of voor sijn deel noch hebben kan,
 
Voorwaer het is een luckich man;
 
Hy brenge dan, of sende my
 
Haer beelt, in druck, of schildery,
 
Ick sal haer, voor dit eygen werck,
 
De vrouwen tot een oogh-gemerck,
 
Ick sal haer met een roose-krans
 
Ten tonne setten voor de mans,
 
Ick sal haer aen het vaderlant
 
Besetten tot een eeuwich pant;
 
En, soo mijn pen dan yet vermach,
 
Soo wil ick brengen aenden dach
 
Yet dat na rechte gunste smaeckt,
 
Yet dat de kunst' int herte raeekt,
[pagina ***iiiir]
[p. ***iiiir]
 
Yet dat en geest, en leven heeft,
 
Ia schier tot aenden hemel sweeft,
 
En storten soo voor alle man
 
Al wat ick doen en dencken kan.
 
Maer swijght nu, losse penne, swijght;
 
Tot datj' eens breeder stoffe krijght
 
Want voor een wijf van desen aert
 
Dient vry u beste treck gespaert.
 
Maer hoort, Ionckvrouwen, hoort een woort,
 
Op datter niemant sy gestoort;
 
Dit voor-beelt moet u niet verslaen,
 
Die naest ghelijckt, heeft best gedaen.


illustratie

margenoot+
Siet hier, Nederlander, tot lof van uwe moeder-tale, een gans gedichte alleen bestaende uyt enckel geluyden, ofte woorden van eener silbe: waer uyt blijcken kan hoe kort en bundich ghy daer in spreken kont. Ick wenste dat yemant van hare verachters dit eens poochde na te spelen, selfs in de tale die hem best te hant mochte wesen, en daer niet door wetende te raecken (gelijck ick oordeele sulx in andere talen onmoghelick te sijn) dat hy ten minsten van dan voortaen, in meerder achtinge vande selve wilde spreken, en ghevoelen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken