Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 1 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 1
Afbeelding van Alle de werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.12 MB)

Scans (56.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 1

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Aen den hoogh-geleerden heer D. Jacob Cats, op sijn dry-sinnich bouck.

 
Naedien ghy, weerde Cats, my sent u rijcke konst,
 
U wijs en geestigh bouck, een teycken uwer jonst;
 
Een bouck, daer leeringh is voor alderhande menschen,
 
Voor die èn vreucht èn deucht èn die den Hemel wenschen:
 
Ghy leert ons van de min tot beter saecken gaen,
 
Ghy wijst ons totte tucht en noch een hoogher baen; -
 
Soo waer nu mijne plicht, my gans end' al te keeren,
 
Om, met een aerdigh dicht, u naem te gaen vereeren;
 
Maer vind' my onbekwaem, mijn leden al te swack
 
Tot sulck een grooten werck en soo een' wichtich pack.
 
Daer is op uwen bouck by menich geest geschreven,
 
Die hebben t' uwer eer een grooten lof ghegeven,
 
Een ander segge meer, voor my ick swijghe stil; -
 
Ghy, neempt dan voor de daet een toegenegen wil.
 
 
 
Johanna Coomans
[pagina 106]
[p. 106]

De dichteres bleef zich echter niet bij dat stilswijgen bepalen, maer wijdde vervolgens, in haer ‘Apollo-feest, ofte Godendienstoffer,’ Cats onder anderen nog de volgende versregelen:

 
Wy sien, o weerde Cats, dat ghy zijt komen dalen,
 
Ghelijck de gulde Son, hier binnen onse palen;
 
U wijdt beroemde geest en wonderlijck verstant,
 
Dat is een helder licht en fackel van het lant.
 
Door u heeft Zeelant eerst ('t en magh niet sijn gheswegen)
 
In 't stuck van Poësy soo grooten naem ghekregen;
 
Want door u edel breyn, soo hebt ghy voortgebracht,
 
Dat diergelijcke noyt te vooren was bedacht.
 
Ghy gaet ons allesins door soet ghedicht vermaecken:
 
Eerst spreeckt ghy van de Min en van de minnaers saecken,
 
Wat klippen datter sijn en watter dient ghenijdt
 
Voor een, die vryen wil, off een die wert ghevrijdt.
 
En als wy voorder gaen, soo vinden wy beschreven
 
De sedenrijcke Deucht, een richtsnoer van het leven;
 
Tot borgerlijcke plicht ten goede van 't gemeen,
 
Opdat wy met bescheydt wel leefden onder een.
 
Van daer, soo gaet u geest dan noch veel hooger treden:
 
Door Heylich onderwijs en Stichtelijcke reden,
 
Vermaeckt ghy hert en oor, en laeft een swaeck ghemoet,
 
Alsoo dat door u leer de siele wert ghevoet:
 
Wat u gheleerde pen oyt gingh te voorschijn bringhen,
 
Sien wy met wonder aen, als noyt gehoorde dinghen:
 
Het is altijt weêr nieuw, wy soecken 't even staegh,
 
Wy lesen onversaedt, wy blyven even graegh.
 
De geesten zijn door u uyt liefden aen-gedreven, -
 
Want Zeelant moeste sijn in redencunst verheven; -
 
En hebben t' saem ghemaeckt een Nachtegaels geklanck,
 
Waervan u soete stem noch is de bovesanck.
 
Ghy koestert ende queeckt de const in sulcker voeghen
 
Dat yder, wie het sy, daer in heeft vergenoeghen;
 
Dus sijt ghy overal van hoogh en leegh ghekent,
 
U naem die wert geroemt tot aen des weerelts ent.
 
Ach konde nu mijn pen te vollen uyt gaen meten
 
U welverdienden lof, ghy, vader der poëten!
 
Wat soud' ick voor een liedt niet dichten t'uwer eer!
 
Maer d' onbequaemheyt, laes! die hout my nu ter neêr.-

(Beide verzen worden gevonden in de bekende ‘Zeeusche Nachtegael en desselfs dryderley gesangh’ eerst uitgegeven te Middelburg in 1623. Johanna Coomans was de huisvrouw van den Rentmeester der Zeeuwsche Staten, Heer Johan van der Meerschen).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal


auteurs

  • Johanna Coomans