Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 1 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 1
Afbeelding van Alle de werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.12 MB)

Scans (56.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 1

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Op Josephs zelf-strijt, dichtkundiglijck uitgebeelt, door den heer Jacob Cats.

 
Hoe wordt een kuische ziel, door 't vuur van minnevlaegen,
 
Eestreden! hoe bestoockt door heimelijke laegen
 
Van 't snoode hoerdom, dat steeds blaeckt in geylen gloed!
 
Wat ziet men schicht op schicht op 't onbevleckt gemoed
 
Geschoten, om het in 't onkuische net te trecken.
 
De vrome Joseph kan ons hier ten voorbeeld strecken,
 
Wanneer hy dienstbaer was in 't huis van Potifar:
 
Hier blonck zijn zuivre deught, gelijek een flonkerstar
 
In 't midden van den nacht, als hy de felle voncken
 
Moest uitstaen van een wijf, dat, als van wellust droncken,
 
Hem dagh op dagh versocht te lesschen haren brand,
 
Wat sterckte die door zulck een kracht niet wert vermant?
 
Een bloeyend jongelingh, nu dienstbaer en gevangen,
 
Ziet hem van zijn Heerin, door loose tooverzangen,
 
Steeds locken tot de min, zoo vleyend voor de jeught,
 
En staat gelijck een rots, ja wraeckt die helsche vreught.
 
Geen schoonheit, geen gevlei, geen dartle hoerestreken,
 
Geen schaemteloos gebaer, geen geile minnetreken
 
Zijn magtigh om den held, geharnast met de wet
 
Van 's hemels opperheer, 't besnedendom gezet
 
Ter levens richtsnoer, ooit te helpen aen het wancken.
 
Het hemelsvuur verteert de tintelende sprancken
 
Van wulpsheit in zijn hert, en zet hem in de vlam
 
Van God, uit wien hy eerst zijn wezens oorsprongck nam.
[pagina 291]
[p. 291]
 
Hy, die door kracht gesterckt, kan moedighlyck braveeren
 
Den hardsten aenval, en de list betriomfeeren,
 
Van alles wat ooyt werd in Venus school bedacht,
 
Laet schoon het ritzigh wijf hem vleyen, met den nacht
 
En zwarte duisternis, om schromeloos te plegen
 
Waer toe de tocht haer drijft: dit kan hem niet bewegen
 
Tot zulck een schandbedrijf, vermids des Heeren oogh
 
Geen donckerheit belet, maer straelt, uit 's hemels boogh,
 
In 't dichtste kabinet, aen alle kant besloten.
 
Durft ze op den vollen dagh haer naeckte leên ontbloten
 
Voor Josephs jeugdigh oogh: dat hecht niet op zijn ziel;
 
Geen poezelige huid, geen blancke borst beviel
 
Hem immer, om 't gemoed tot vuile minnestuipen
 
Te locken, nooit zal zulck een schennis hem bekruipen.
 
Hoe zeer dat Sephyra hem tot haer liefde noot.
 
Ze ontslae vry alle schaemte, en toon haer geyle schoot
 
Aen haeren vromen knecht. Zy schilder vry de lusten,
 
Waer op dat jonge liên hun minnevlammen bluschten,
 
Met alle woorden af, daer schaamte en eer voor schrickt;
 
Noch staet hy als een zuil nooit uit haer stant verwrickt.
 
Maer zoo het hitzigh bloed, in 't dertel wijf ontsteecken,
 
Door reden niet verkoelt, wil 't zich op Joseph wreecken,
 
Haer boosheit zet zich schrap en zweert den ondergangh
 
Des kuischen jongelinghs: al wat de wraeck voor langh
 
Verzon, en uit de borst van Pluto was gezogen
 
Tot wreede moordery, wordt van haer uitgespogen.
 
Zy vloeckt, zy dreight, zy tiert, of al het helsch gespuis,
 
Ten afgront uitgespat, vervulde 't gansche huis,
 
Met akeligh geschreeu, doorzaeit met lasteringen,
 
Om Joseph voor het lest met wapens te bespringen,
 
Vervaerlijck door haer blick: maer 't Godgezind gemoet
 
Hout stant: veel liever wil hy smooren in zijn bloet,
 
Dan door onreine min zijns heeren bed bevlecken:
 
Zy magh hem, in zijn vlucht, het kleed van 't lijf aftrecken,
 
En stellen dan haer woede en dolle wraeck te werck
 
Op zijne onnozelheit. Zijn deught valt noch te sterck
 
Al haere razerny. Zijn kuisch en blanck geweten
 
Streckt hem ten vasten troost, nu schuldeloos gesmeten
 
In naeren kerker, als een eereloozen guit.
 
Geen pijl zoo giftigh die niet op de deught weêrstuit.
 
Wiens hert op God vertrouwt, zelf in het zwaerste lijden
 
Dat hy onschuldigh draeght, kan zich in God verblijden,
 
Schoon hy zit in een hol geknevelt en geboeit:
 
De Pallemboom gedruckt te weelderiger groeit.
 
Dit heeft de dichter Cats, met levendige verven,
 
Die nooit door tijt of nijd in haeren glans versterven,
 
Op 't konstighst afgemaelt. Een redelijck vertoogh,
 
Een spiegel van de deught en ondeught voor het oogh:
 
Men kroon' daerom 't gebeent' des Ridders met laurieren,
 
Die eeuwighlijck zijn naem in Hollands kreits versieren.
 
 
 
F.H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken